Eric De Volder (1946-2010). De beginjaren: Parisiana, een uitdaging
Over theaterauteur, regisseur, animator en beeldend kunstenaar Eric De Volder, die vier jaar geleden in Gent plots is overleden, is bij Lannoo/Campus (Tielt) een boek verschenen over de periode 1975-1984 waarin een aantal muzikanten, spelers en andere straat- en podium-artiesten onder de ietwat parodiërende naam: Etherisch Strijkersensemble Parisiana, het binnen- en buitenland met een eigenzinnig soort theater, cabaret, cartoon- en muziektheater confronteerden. Het boek verschijnt in de reeks De Coulissen van het geheugen, en biedt, onder eindredactie van Thomas Crombez, een verzameling getuigenissen, foto’s en documenten aan over een opmerkelijk Vlaams podiumevenement. Eerder is in diezelfde reeks bij Lannoo/Campus al een lijvig werk verschenen van Thomas Crombez: Arm theater in een gouden tijd, waarin ‘ritueel en avant-garde na de Tweede Wereldoorlog’ belicht worden vanuit het werk en de persoonlijkheid van onder meer Antonin Artaud, Julian Beck (en het Living Theatre), Jerzy Grotowski, die meer dan gewone invloed hebben gehad op het theater in het algemeen en ook op het Vlaamse theater. Ook op het latere werk van Eric De Volder. Maar laten we bij diens beginjaren blijven en plezier beleven aan wat mensen die er van dicht of ver bij waren (onder meer Michel Hendryckx, Johan Dehollander, Dirk Pauwels, William Phlips, Arne Sierens) of die er vanuit diverse standpunten (zoals Evelien Claeyé, Evelien Jonckheere, Thomas Crombez, Karel Vanhaesendonck, Evelyne Coussens) mee begaan zijn, te vertellen hebben.
Eric De Volder, geboren te Sint-Niklaas, was ooit drummer bij de boogie-woogie-groep Papadock’s, die vooral populair bleek
te zijn in het Waasland. De drummer verliet echter geregeld het drumstel en met een tropenhelm op het hoofd en een micro in de hand werd hij solist en bracht hij satirische liedjes. Dat duurde tot midden de jaren zeventig. Er werd een los-vast gezelschap gevormd rond De Volder onder de nogal pretentieuze naam Etherisch Strijkersensemble Parisiana (meteen ook de titel van het boek). Naast een strijkje bestaande uit ‘heel burgerlijk, gedistingeerde mensen, zoals een dokters- en apothekersvrouw’ (Michel Hendrycks, blz. 19) onder de leiding van vader Robert De Volder, maakten acteurs, beeldende kunstenaars, journalisten, een kok en andere muzische kompanen deel uit van de groep. Een ernstig strijkje naast een aantal frivole vertolkers van vaak nogal pikante liedjes of provocerende toestanden. Dit soort cabaret was vrij uniek, zeker in Vlaanderen.
Op 13 maart 1975 kwam Parisiana voor het eerst op een podium ter gelegenheid van een performance-avond in de Zwarte Zaal van PROKA (1969-1988) in Gent. Terecht wordt in het boek verwezen naar de werking van PROKA (Promotors van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Gent) als stuwende kracht voor heel wat experimenteel theater (in al zijn facetten), voor jazz en andere actuele muziek, en voor beeldende kunst, uit het binnen- en buitenland. Pierre Vlerick, die PROKA leidde en ook directeur van de Academie was, kreeg het voor mekaar dat in Gent progressieve gezelschappen, ook uit de toenmalige Oostbloklanden, hun werk kwamen tonen. Misschien wordt het tijd om ook getuigenissen en herinneringen omtrent PROKA in druk te brengen.
Voor Eric De Volder werd het parcours van Parisiana te beperkt om zijn inspiratie, zijn vondsten en speeldrift optimaal verder te ontwikkelen, merkt Dirk Pauwels op in zijn beschouwende en gedetailleerde bijdrage Een Indrukking (blz. 93). De Volder was een kunstenaar met chronische creatiehonger, aldus Pauwels. Parisiana gaf ook aanleiding tot het exploreren van zijwegen. Eerst met Lukas De Bruyker en daarna met Jan De Bruyne vormde Eric De Volder Het Belgisch Combo dat ‘vaderlandsche liederen’ bracht onder de titel Alcazar. Het waren keukenmeidenliederen in de trant van Ach Vader, drink niet meer! , waarbij de inhoud door visuele gags naar de actuele tijd werd gebracht. De tranige melodieën kregen door uitstekende arrangementen een eigentijdse klank. Met de pianiste Katrijn Friant had De Volder een eigen liedjesprogramma Vader zingt aan tafel, met tv-optredens in de VPRO en over geheel Nederland. Het hoeft niet te verwonderen dat De Volder en De Bruyne bij het oprichten van het legendarische cartoontheater Radeis van onder meer Josse De Pauw, betrokken waren. Een medewerking van korte duur, omwille van de uitgebreide planning die De Volder nog wou realiseren.
In een eerste deel van het boek over Parisiana wordt door Evelien Claeyé en Thomas Crombez een chronologisch overzicht gegeven van de werking (1975-1984), doorspekt met informatie, getuigenissen en anekdoten, interessant omdat daaruit ook de betekenis van Parisiana blijkt voor zowel de ‘gewone’ man als voor het theateronthaal en de theateropvatting hier en in het buitenland. In het tweede deel wordt dieper ingegaan op het ‘verschijnsel Parisiana’. De werking ervan wordt in een breder perspectief gezien, zowel vanuit de theaterwetenschap als vanuit het theatermaken zelf zoals het heden ten dage in de praktijk wordt gezet, al dan niet met herkenbare beïnvloeding van De Volders spiritualiteit. Het zijn lezenswaardige opstellen die niet enkel het geheugen opfrissen van diegenen die Parisiana vanuit het publiek of vanuit een persoonlijk contact hebben meegemaakt. Interessant is vooral dat vergelijkingen worden gemaakt met de tijd van toen en deze van nu. Veertig jaar geleden was Parisiana avant-garde in die zin dat de makers de durf hadden de tijdsgeest te ridiculiseren, weg van elke ideologie, los van elke dwingende macht: ‘Populair, niet populistisch’, (K. Vanhaesebrouck, blz.150).
Parisiana was ook voor De Volder zelf belangrijk voor de verdere ontwikkeling van zijn artistieke en maatschappij-kritische realisaties. Toen hij in 1988 met zijn tekst en regie van Achiel De Baere als het ware opnieuw werd ontdekt, had hij al enkele regie’s achter de rug en was het duidelijk zijn bedoeling op de weg van het schrijven en regisseren, met een eigen of een ander gezelschap, verder te gaan. In 1986 kwam hij voor het eerst in contact met de Poolse regisseur en vernieuwer Jerzy Grotowski (1933-1999). Deze kwam in 1990 kijken naar de voorstelling van Casanova, die De Volder voor De Tijd regisseerde en daarna is De Volder in Pondetera (Italië) bij Grotowski een ’training’ gaan volgen, waarin vooral de aandacht voor het detail belangrijk bleek: alles wat op een scène te zien en te horen is moet een betekenis hebben en er moeten ook niet meer woorden en handelingen zijn, dan nodig. Dat is het ‘arm theater’ dat Grotowski bedoelde en waar De Volder reeds met Parisiana mee begaan was om het met zijn latere klein gezelschap Ceremonia in zijn zoldertheater in Gent (Oudburg 26) verder uit te diepen. Ter informatie: over die periode na Parisiana, en meer bepaald over de jaren 1984-1998, wordt in het in 2006 verschenen boek: Dansen met de schaduw van het onbewuste (Freddy Decreus & Ellen Stynen, Gent, Academia Press) uitvoerig uitgeweid met eveneens een beknopte verwijzing van Ellen Stynen en William Phlips naar de beginjaren van De Volder.
De pocket over de Parisianaperiode gaat bovengenoemd boek vooraf en vult met desbetreffende foto’s en ander illustratiemateriaal een leemte aan. Tussen 1998 en het plotse overlijden van Eric De Volder op 28 november 2010, in de nacht na de première van zijn regie van Frans Woyzeck (naar Georg Büchner) bij NTGent, is de kunst van De Volder steeds maar rijper en rijker geworden. Alhoewel zijn overlijden te vroeg een einde heeft gemaakt aan die voortdurende opgang, mag ook deze periode niet vergeten worden. Een grote troost is het dat een jong gezelschap met Ceremonia fuseerde en op een even eigen als uitdagende manier de geest van de ‘meester’ levendig tracht te houden. Zij kozen een naam die naar De Volders motto, ‘Kunst is Modder’ (K.I.M) refereert: Het K.I.P, of Het Koninklijk Instituut voor Podiumkunsten.
www.LannooCampus.be