Biografie

Gilles Segal (1929-2014), een stille schreeuwer tegen het vergeten

Na een indrukwekkende loopbaan is de comédien (theater, film en televisie), auteur en regisseur Gilles Segal, na een langdurige ziekte, op 11 juni 2014 te Parijs overleden. Slechts in een beperkte mate echter, maar toch vooral in de Franse media, is zijn heengaan opgemerkt en werd zijn boeiende persoonlijkheid in herinnering gebracht.

Gilles Segal (1973) - © Rue des Archives/AGIP
Gilles Segal (1973) – © Rue des Archives/AGIP

De Roemeen Gilles Segal is geboren in Fâlticeni (13 januari 1929) in een joodse familie, die het niet gemakkelijk had. Na de Tweede Wereldoorlog kon hij in Parijs aan de Sorbonne filosofie studeren, maar zijn diploma gebruikte hij niet. In 1949 assisteerde hij als créateur (auteur en regisseur) in het mimegezelschap van Marcel Marceau (1923-2007). Daarna ging hij aan de slag bij Jean-Louis Barrault (1910-1994) in het Théâtre de l’Odéon in Parijs.

In 1959 begon hij aan een indrukwekkende carrière als filmacteur, eerst in korte films, vanaf 1964 in speelfilms onder verschillende regisseurs zoals Jules Dassin, John Huston, Costa-Gavras, Bertrand Blier, Gilles Katz,  Irène Jouannet. Vanaf 1967 was hij ook in televisiefilms te zien, maar het theater bleef hij met een zelfde enthousiasme trouw.

Na zijn optredens in mimespelen en zijn vertolkingen van klassieke stukken (Molière, Aischylos, Shakespeare), vertolkte hij stukken van meer eigentijdse auteurs en nam hij ook nog wel eens een regie voor zijn rekening. Hij was te zien in de Antigone-versie van Bertolt Brecht, in werk van Milan Kundera, Thomas Bernhard, Daniel Benoin, Peter Weiss, Arthur Adamov, Peter Turrini, René Kalisky, Marguerite Duras. Zeer opmerkelijk was zijn vertolking in Fin de Partie van Samuel Beckett in 2008, in een regie van Charles Berling.

In alles wat hij deed, was Gilles Segal een schepper, niet zomaar een uitvoerder, maar een créateur, acterend van binnen uit. Die houding had hij al in zijn vertolkingen in de mime, oorspronkelijk de taal van diegenen die gedwongen sprakeloos waren, die niets te zeggen hadden in de maatschappij. Het is vanuit dit bevrijdend en kunstzinnig spelen met de stilte en de lichaamstaal, vanuit het inhouden van klanken en het bedwingen van de schreeuw als uiting van verzet, dat Segal uiteindelijk ook is beginnen schrijven. Door zijn vele vertolkingen van teksten en daarmee gepaard gaande handelingen en uitingen van zo vele gevoelens, kwam hij blijkbaar tot het besluit dat niet het gesproken, gespeelde, gezongen of gemimeerde woord, maar vooral het geschreven woord een kans heeft tegen het vergeten in te gaan, tegen de afwezigheid van een verleden, tegen het vereenzamen van de levenden. Wie iets te vertellen heeft omdat hij iets heel erg heeft meegemaakt, wie aan de dood is ontsnapt, moet zijn ervaring en gevoelens met anderen delen. Er over praten is niet voldoende. Voor de overlevende is schrijven een dwingende taak, aldus de joods-Amerikaanse schrijver Elie Wiesel (1928, Nobelprijs voor de Vrede 1986) in Woorden zonder wederwoord (1983).

Wiesel overleefde de Nazikampen Auschwitz III en Buchenwald. Evenals Gilles Segal is hij een Roemeen. Segal kende een ander pijnlijk oorlogsverleden en heeft dit pas veel later dan Wiesel en ook in een totaal andere vorm van zich afgeschreven. Voor Segal lag het voor de hand dat hij het in een theatrale vorm deed, theatraal in de meest kunstzinnige betekenis van het woord.

Van het handvol stukken die Segal schreef, zijn er twee die duidelijk getekend zijn door die drang getuigenis af te leggen over het verleden om gehoord te worden door het heden: Le Marionnettiste de Lodz (1983) en Monsieur Schpill et Monsieur Tippeton (1995). Alhoewel beide stukken totaal verschillend zijn in inhoud en vorm, hebben ze toch de zelfde achterliggende gedachte: het vergeten tegengaan. Het collectieve zowel als het persoonlijke geheugen in stand houden. Wat Wiesel, Segal en het hele joodse volk door de holocaust hebben meegemaakt mag niet vervagen in de herinnering, noch mogen ethische waarden wegkwijnen en misdaden tegen de menselijkheid, nog dagelijks ergens gepleegd, worden vergoelijkt.

Segal raakt niet alleen een nog altijd actueel thema aan, hij verwerkt de tragiek van een volk via de symboliek van een individueel drama. Het algemene wordt concreet en treft dieper dan theoretisch gemoraliseer. In Le Marionnettiste de Lodz gaat het over een zekere Finkelbaum, die uit het concentratiekamp van Birkenau is gevlucht en niet wil geloven dat de oorlog voorbij is. Hij was ooit een bekend poppenspeler en hij sluit zich op in zijn zolderkamertje waar hij van zijn vrouw, kind en vader en andere lotgenoten die in het kamp omkwamen en ook van de Duitsers, poppen maakt. Zij zijn de tastbare tekens van een verwoest verleden, waarvan hij een getuige is en waarover hij zal blijven getuigen onder meer in het poppenspel dat hij ooit wil realiseren.

Ondanks een innemende hospita die hem poogt te overtuigen en een vroegere vriend die op bezoek komt, blijft Finkelbaum in zijn tragisch verleden opgesloten. Voor Segal was het zaak sentimentaliteit en het oproepen van een zwart-wit situatie te weren en daar slaagt hij dan ook in. Hij scherpt de absurde situatie aan waarin Finkelbaum  tegen elke realiteit in, standhoudt. Dat leidt geregeld tot komische confrontaties en gesprekken. Het trauma dat Finkelbaum achtervolgt, neemt tenslotte paranoïde dimensies aan. Toch blijft Finkelbaum vooral een gevoelig mens, die tederheid en ontroering opwekt. Een kwetsbaar personage ook, dat een zeer uitgebalanceerde vertolking vereist.

Het stuk werd als De Poppenspeler van Lodz in 1985 in het Nederlands gecreëerd door het toenmalige Theater Ivonne Lex (TIL) in Antwerpen met Frans Maas in de hoofdrol. Ivonne Lex zag in het stuk ‘een steen van het geweten in de brede, snelvloeiende stroom van het vergeten’ (Johan De Feyter in De Standaard, 02.12.1985). De voortreffelijke vertolking van Frans Maas werd wat bemoeilijkt door een te realistisch decor en een aantal onnodige handelingen om het gegeven toch maar zo echt mogelijk te maken. Allemaal weliswaar door Segal zelf voorgeschreven maar waar Ivonne Lex met haar regie niet durfde tegen in te gaan. Voor haar vertaling kreeg Catrien Hermans de vertaalprijs van het Vlaams Ministerie voor Cultuur.

Monsieur Schpill et Monsieur Tippeton uit 1995 is gesitueerd in een circuspiste, waarin een clown en een dwerg, de laatste overgebleven circusartiesten hun nummertjes repeteren terwijl ze haast voortdurend elkaar verhaaltjes vertellen. De dierentemmer, de acrobaten, koorddansers en ander circusvolk zijn opgepakt en weggevoerd. Zij beantwoordden niet aan de normen die het regime opdrong. Nu wordt ook nog de dwerg Tippeton omwille van zijn kleine gestalte geviseerd.

Waar Segal in het vorige stuk vertrekt van een concrete situatie, de holocaust, gaat het nu niet over een nader bepaald of duidelijk herkenbaar totalitair regime. Het stuk is gewoon een toespeling op alle soorten gruwel die de mensheid teistert. De clowns voelen zich verplicht elke dag opnieuw hun verhalen te beleven om te overleven door de overlevering er van. Segal gaat er van uit, dat het tragische dat de mensheid overkomt, niet langer als een tragedie kan worden opgevoerd. Dat kan beter als een hedendaagse parabel, een verhaal over een circus bijvoorbeeld, waarin toestanden van goed en kwaad en de slechten niet altijd slecht en de goeden niet altijd goed zijn, in een meer ludieke vorm worden aangekaart. Er rest de circusartiesten niets anders over dan de eigen tragiek voortdurend clownesk te beleven, met de nodige ironie, waardoor de Flik, de vertegenwoordiger van het regime, in de war wordt gebracht en de hoop bij de overlevenden wordt versterkt.

In zijn verhelderende inleiding voor de creatie in het Nederlands in 1996 van het stuk door TIL in Antwerpen, wijst Wouter Hessels er op, dat de circuspiste niet de miserie, maar het lichtpunt is. De circuslui ‘leven voor elkaar, het publiek en hun circus. Het is het circus dat hen in staat stelt tot elkaar en tot ons te komen’.

Dit stuk werd in Frankrijk gehonoreerd met twee prijzen. In de Nederlandse vertaling van Catrien Hermans voor TIL, werden de namen van de hoofdpersonages veranderd in Ploenk en Ribbedebie, in een regie van Hermans respectievelijk door Frans Maas en Geert Goethuys vertolkt.

Opmerkelijk is, dat de toneelteksten van Gilles Ségal moeilijk de weg vonden naar de grote gezelschappen, ondanks zijn engagement onder meer omtrent discriminatie. In 1987 was Der Puppenspieler von Lodz in Duitsland toch aanleiding tot het stichten van een nieuw Joods theatergezelschap met zetel in het Hessische Bernheim, in herinnering aan een vroeger toneelverbond dat in 1941 door de Gestapo verboden werd.

Stilhouden bij het overlijden van Gilles Segal betekent vooral aandacht vragen voor een kunstenaar die als veelzijdig theaterman, niet alleen in eigen teksten, maar ook in de vele vertolkingen van werk van anderen, voortdurend als een ‘stille schreeuwer’, volgens Jean-Claude Grumberg (L’Avant-Scène Théâtre, 15.01.1984), aandacht vroeg voor het belang van de overlevering. Niet enkel de gesproken -, maar vooral de geschreven taal behoort tot de woord- en boekencultuur.  Segal was zich, ook vanuit zijn joodse achtergrond, daar terdege van bewust. In een paar eigen toneelstukken kon hij verwijzen naar oeroude theaterdisciplines zoals mime, figurentheater, circus en tegelijk naar de Tweede Wereldoorlog en de nu nog nawijsbare nasleep er van. Een degelijke combinatie van artistiek kunnen en overlevings- en overleveringscommunicatie.

Literatuur:

  • L’Avant-Scène Théâtre, Parijs, 15.01.1984, volledige tekst van Le Marionnettiste de Lodz
  • Programma-info van Theater Ivonne Lex, Antwerpen, 1985 en 1996
  • De Standaard, 2.12.1985, Frans Maas boekt als Poppenspeler van Lodz (Johan De Feyter)
  • Le Figaro, 13.06.2014, Gilles Segal, comédien et auteur dramatique (Armelle Héliot)