Black. Blijven vragen?
Kunstenaars kunnen laten zien waar en waarom het pijn deed of doet in de maatschappij, en aldus bevrijdend werken. Vanuit deze stelling maken hier en daar theatergezelschappen producties over zowel actuele pijnpunten als over deze uit het verleden, waar nog altijd geen duidelijke kijk op is. Theater kan het geheugen opfrissen en tot waarschuwing en engagement leiden. Daar speelt onder meer NTGent op in, alleszins onder impuls van de recente artistieke leider Milo Rau, die al in verschillende landen ophef maakte met voorstellingen waarin zowel verleden als heden op de rooster worden gelegd. Vanuit een zelfde visie vertrekt ook regisseur in residentie Luk Perceval in het NTGent met Black, over Belgisch Congo, een eerste luik in een reeks van drie onder de titel The sorrows of Belgium. Na Congo komt in een tweede luik de Vlaamse collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog aan bod en in een derde zal het gaan over de terreuraanslagen in Brussel.
Indertijd werd men als kind gevraagd het zilverpapier waarin een lat chocolade was gewikkeld, te sparen voor ‘de missies’, waarmee dan Belgisch Congo werd bedoeld waar missionarissen ‘de zwartjes’ tot het ware geloof brachten. In sommige winkels stond op de toonbank ook een offerblok met een zwart kopje dat dank-u knikte als er een centje in viel. Meer wisten we er niet van, ook niet via de geschiedenislessen in het secundair onderwijs. Wat Belgisch Congo precies betekende op sociaal of politiek gebied bleef voor de ‘gewone’ burger onduidelijk tot in 1960 uiteindelijk de onafhankelijke Republiek Congo door de Belgische regering werd aanvaard. De economische en sociale gevolgen voor de arme Congolese bevolking en voor de commerciële Belgen, blijven nog raadselachtig.
Voor Black werd geput uit verschillende bronnen. Onder meer uit reisverslagen van de Afro-Amerikaan William Henry Sheppard (1865-1927), een zogezegde eerste Congo-ontdekker, ‘black Livingstone’ genoemd, geboren net vooraleer in de USA de slavernij werd afgeschaft. Hij was een zwarte missionaris in dienst van de Amerikaanse Presbyteriaanse Kerk die in 1890 samen met zijn blanke en racistisch ingestelde, vroeg gestorven reisgezel, Sam Lapsley, in nauwe aanraking kwam met de wantoestanden in het toenmalige Congo van koning Leopold II, die echter zelf nooit Congo betrad.
De voorstelling begint als een dansante roes van bevrijding, mede door de forse introductie van drummer-gitarist Sam Gysel die verder ook de vaak explosieve taferelen extra afrondt. In Black roepen vier zwarte (Aminata Demba, Andie Dushime, Yolande Mpelé, Nganji Mutiri) en vier witte vertolkers (Tom Dewispelaere, Frank Focketyn, Peter Seynaeve, Chris Thys) naast en tegen elkaar, beelden en teksten op die duidelijk maken dat kolonialisme en het daarmee gepaard gaand racisme, veel te maken heeft met het streven naar macht en rijkdom via misbruik en uitbuiting. Het is een oud zeer dat de mensheid al vele eeuwen pijnigt. William Sheppard, de goedmenende missionaris (vertolkt door Nganji Mutiri) ging er van uit dat, als hij de arme zwarten van de hongersnood kon redden, hij het dan ook makkelijker zou hebben om hen over Jezus te spreken. Voor wat, hoort wat? En zijn onder meer de godsdienstoorlogen er niet om daar vraagtekens bij te zetten?
Black wordt niet als gewoon herkenbaar theater maar eerder suggestief opgevoerd. Een jungle van touwen in het decor, opeenvolgende fragmenten met nauwelijks dialogen, met boventiteling waar nodig, telkens met een sterke artistieke presentie van de spelers. Geen overzichtelijke kijk op de geschiedenis, wel een oproepen van een aantal knelpunten en een aanspreken naar het einde toe van het publiek met het verzoek om solidariteit te tonen tegenover het racisme dat nog altijd, vaak in een meer verdoken vorm, in de hedendaagse maatschappij aanwezig is.
Black is vooral een voorstelling om bij na te denken en zich vragen te stellen over het waarom van al dat leed dat door kolonialisme en andere -ismen wordt veroorzaakt. Meteen wordt ook de vraag gesteld waarom het zoveel decennia moest duren vooraleer er verontwaardiging, protest, afkeuring en (hopelijk) positieve politieke bemoeienis kwam en komt. We wisten het niet, is geen excuus. Schrijvers en andere kunstenaars hebben geregeld racisme behandeld. Maar bepaalde instanties zijn blijkbaar bang van kunst. In 1959, dus heel dicht bij de onafhankelijkheid van Congo, werd De Nikkers van Piet Van Aken (1920-1984) gepubliceerd, een ‘roman’ over schokkende gebeurtenissen in 1942 in Congo, maar gezaghebbende recensenten spraken er zich liever niet over uit of gaven een negatieve quotering. Pas in de jaren zeventig kwam er waardering.
Met Black wil Regisseur Luk Perceval een zo groot mogelijk publiek prikkelen om stelling te nemen tegen uitbuiting, om een historisch bewustzijn te ontwikkelen en te blijven vragen ‘waarom?’. Zelf ziet Perceval het zich als een plicht zijn excuses aan te bieden aan het hele Afrikaanse continent: ‘Als zelfs onze eerste Belg, le roi lui-même, zich niet wil/kan/mag excuseren, dan wil ik dat doen, en ik hoop met mij vele Belgen’, aldus zijn statement in De Standaard, 20 februari 2019.
Info: www.ntgent.be