Accattone. Pasolini, Bach, Johan Simons: de leegte en het mededogen.
Na vijf jaar Münchner Kammerspiele is Johan Simons terug bij het NTGent. In een loods aan de Rigakaai van de Gentse haven werden, meteen als inzet van een nieuw theaterseizoen en uitloop van de viering van 50 jaar bestaan, vier voorstellingen gebracht van Accattone, een productie met Duitse en Vlaamse spelers in samenwerking met het Collegium Vocale Gent. Simons maakte deze locatie-productie voor de Ruhrtriennale (Dinslaken), een festival waarvan hij nog tot 2017 intendant is.
Accattone is een bewerking van Koen Tachelet van het gelijknamige scenario van de film uit 1961 van Pier Paolo Pasolini (1922-1975), met, zoals ook in de interpretatie van Simons, muziek van Johann Sebastian Bach die nu live wordt uitgevoerd door het koor, de solisten en het orkest van het Collegium Vocale Gent, afwisselend gedirigeerd door Philippe Herreweghe en Christophe Siebert.
Pasolini is vooral bekend als filmer en minder als dichter en prozaïst, wat niet belet dat hij in 1955 met Ragazzi di Vita (Jongens uit het leven) in Italië tot één van de beste neorealistische schrijvers werd beschouwd. De ruimte waarin hij zijn verhalen, zijn films, situeert, is een uitvergroting van de sloppenwijken waar asocialen en andere marginalen een eigen leven trachten te leiden. De tijd van geweld en perversie, prostitutie, uitbuiting en criminaliteit is bij Pasolini veelal het ‘moderne’ Westerse tijdsverloop, eventjes voor en vooral na de Tweede Wereldoorlog. Ook Accattone is gesitueerd in het Italië van kort na de oorlog, de jaren vijftig, jaren van wederopbouw en industrialisatie, maar ook van een systematische afhankelijkheid en van een consumptiedrift die een toename teweeg brengt van krottenwijken en nieuwe armoede op fysiek en psychisch gebied. In Accattone verwerkte Pasolini trouwens eigen ervaringen in de sloppen van Rome, die hij eerst in Jongens uit het leven en Meedogenloos bestaan (Una vita violenta) had beschreven.
Concreet maken we in Accattone de korte levens- en struikelweg mee van de hoofdpersoon die Accattone (een sterke
aanwezigheid van Steven Scharf) heet, Italiaans voor ‘bedelaar’ en die zich onverzettelijk vastklampt aan de overtuiging dat een mens als bedelaar geboren, het volste recht heeft als bedelaar door het leven te gaan en daardoor een uitdaging wordt voor diegenen die niet hoeven te bedelen en van wie verondersteld wordt dat ze de naastenliefde beoefenen. Het bedrieglijke van Accattones leeg bestaan wordt duidelijk in het hoe en waarom hij steelt en ook als pooier aan geld geraakt of met zijn kompanen woekert.
Het verzet van de zogezegde ‘bedelaar’ tegen de opkomende kapitalistische economie door werkloos te blijven en geen compromissen te willen sluiten, wordt door Pasolini tot het uiterste uitgewerkt. Accattone aanvaardt geen mislukkingen en volhardt in een hopeloos gevecht. Hij trekt aandacht en wordt groot in zijn specifiek milieu omdat hij niet plooit. Nadat hij een paar keer letterlijk in een put valt en er terug uit klautert, en wanneer hij uiteindelijk verplicht is tewerk gesteld en haast bezwijkt onder de zware last van schrootafval die hij moet torsen en toch weer opstaat, is hij zoals Jezus in zijn kruisweg, drie maal gevallen en weer opgestaan en kan van een passioneel gebeuren gesproken worden. Pasolini voorziet voor Accattone ook een toepasselijke kruisdood. Accattone komt uit de verste verte van de loods met zijn zware motorfiets aangeslenterd. Hij is uitgeput, en aangekomen valt hij er op neer. ‘Ich habe genug’, zingt een solist in het koor, wat voor Accattone en de anderen ‘het is volbracht’ betekent en duidelijk wordt dat Accattone zich te pletter heeft gereden en boven op de motorfiets, zijn kruis, is gestorven.
Het ging er bij Pasolini niet om gewoon een verhaal te vertellen of voor een bepaalde economische politiek te kiezen, maar wel een nadruk te leggen op de menselijkheid achter en door het lijden dat men wordt aangedaan of iemand zichzelf aandoet, hetzij uit onmacht, uit berekening of uit idealisme. Pasolini vraagt begrip voor de lijdende mens ongeacht in welk economisch systeem of om welke motivatie, en de verwijzing naar de lijdende Jezus, zoals die bezongen wordt in cantaten en passies van Bach, sluit daar wonderwel bij aan.
De enorme locatie die regisseur Simons nodig achtte geeft de voorstelling een meerwaarde. De ruimte van de stapelplaats aan de haven waar je dwars doorkijkt en het treinspoor dat er nog ligt, verwijzen niet enkel naar een vluchtroute maar veeleer naar een eindeloze lijdensweg waarlangs geen hulp noch bevrijding komt. De container waar de spelers af en toe eens in onderduiken en de beperkte speelruimte er naast tonen ook de beperkte vrijheid die mede oorzaak is van verveling en van een voortdurende confrontatie met elkaar en een onmogelijkheid elkaar te ontwijken of te ontsnappen als het nodig is.
Simons laat de spelers de korte dialogen niet spelen maar vertellen. Het is acteren in de derde persoon, zo men wil. Men vertelt wat er met wie gebeurt of is gebeurd. Dat een hoertje met een gebroken been in bed ligt, wordt gezegd, terwijl het bedoelde personage, Maddalena (Sandra Hüller) vlug een sjaal rond haar been bindt, die er ook vlug weer af is. Dit herleiden van situaties tot een paar woorden verwekt afstandelijkheid en zelfs enige ironie, en gaat weg van elke vorm van realisme. Op die manier tonen de spelers zich eerder als geschetste personages. Een duidelijk voorbeeld is wat Benny Claessens van zijn vertolking maakt als Das Gesetz, de politieman, de vertegenwoordiger van de Wet?, de bewaker maar ook diegene die de anderen bespiedt en op de loer ligt om zelf een slag te slaan. Het ‘liggen’ is trouwens typisch voor deze voorstelling. Het laag bij de grondse gevoel, maar ook de verwijzing naar de underdog die eigenlijk zichzelf isoleert en niet gehoord noch begrepen wordt.
De cantaten van Bach volgen de vaak zeer korte verbale scènes van dichtbij en leggen telkens de nadruk op zowel het leven als het lijden en de dood van een mens. Legt Simons in zijn regie en de spelers in hun vertolking de nadruk op de leegte van hun bestaan, dan zet Bach in de muziek en de sologezangen het meevoelen voorop. Bach verwijst naar het deemoedig aanvaarden van een leven dat onvermijdelijk getekend wordt door lijden en dood terwijl Pasolini en Simons vooral de rebellie tekenen in een leven dat geen uitweg en dus geen toekomst biedt.
Voor Johan Simons heeft deze Accattone als locatietheater een meervoudige betekenis. Theater ziet hij niet enkel als een
realisatie in een gebouw dat centraal staat in een stad, maar ook als een evenement aan de rand van een stad omdat ook daar het maatschappelijk leven, zich economisch én politiek én cultureel ontwikkelt. Locatietheater is echter een vorm die bijkomende eisen stelt. Spelen op locatie wordt vooral delicaat als het in openlucht of in een minder beschutte ruimte, zoals het voor Accattone was in Gent, is gesitueerd. De eerste kilte van de herfst was, ondanks de beschermende dekentjes, voor een, weliswaar klein deel van het publiek wellicht, een rem op het mee inleven in een in elk geval opmerkenswaardige integratie van een klassiek-musicale uitvoering in een hedendaagse theatervorm.
Info: www.ntgent.be, www.ruhrtriennale.de, www.collegiumvocalegent.be