Afscheid van Martin Van Zundert
De Vlaamse acteur en regisseur Martin Van Zundert (°1930) is in Turnhout op 1 september op 89-jarige leeftijd overleden. Volgens zijn wil werd de uitvaartplechtigheid in strikte familiekring gehouden.
Martin Van Zundert was enkele jaren werkzaam als technisch tekenaar op de Boel-scheepswerf in zijn geboortestad Temse, voor hij een toneelopleiding ging volgen aan de Studio van het Nationaal Toneel in Antwerpen, waar hij onder meer Herman Teirlinck en Fred Engelen als leermeesters kreeg. Na zijn afstuderen werd hij in 1956 meteen geëngageerd bij het gezelschap van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg (KNS), de voorloper van het huidige Toneelhuis in Antwerpen. De KNS droeg in de naoorlogse jaren ook de titel van Nationaal Toneel en had in de jaren ’50 van vorige eeuw zowat 40 acteurs/actrices in vaste dienst. Zijn hele verdere loopbaan bleef Martin Van Zundert aan de KNS verbonden en was hij tot 1985 een van de voornaamste sterk-makers van het gezelschap.
Als acteur werd hij geprezen om zijn fijngetekende karakters met een bijzondere aandacht voor het detail. Zijn Arlecchino in Bettina (Carlo Goldoni, 1961) was een pareltje commedia dell’arte-spel. Met de vertolking van Lange Sander, een volks personage uit De Parochie van Miserie (Jan Christiaens & Walter Tillemans, 1972) lokte hij vele lachsalvo’s uit en met het personage Patrick Devriendt, minister van justitie in Open en Bloot (Hennequin & Veber, 1989) leverde hij een komisch en satirisch hoogstandje.
In zijn tientallen tragikomische en dramatische rollen werd hij geprezen voor zijn intelligente en gevoelige manier van spelen. Onder meer met zijn vertolking van de titelrol in De zaak J. Robert Oppenheimer (1963), een stuk van Heiner Kipphardt over het ophefmakende proces tegen de Amerikaanse geleerde die ‘de vader van de atoombom’ werd genoemd. En verder: Koning Berenger I in De Koning sterft (Ionesco, 1963), Estragon in Wachten op Godot (Samuel Beckett, 1971), Oom Wanja (Anton Tsjechov, 1976), waarvoor hij de Oscar de Gruyter-prijs voor de beste acteursprestatie van het seizoen kreeg toegekend, en de titelrol in Thomas More, een man voor alle getijden (Robert Bolt, 1984), waarmee hij samen met het KNS-gezelschap de gigantische zaal van de Stadsschouwburg moeiteloos deed vollopen.
Als regisseur debuteerde hij bij de KNS in 1968 met Romance in Leningrad (Arboezov). Zijn regies waren weldoordacht en grondig voorbereid en toch gaf hij de spelers steeds voldoende ruimte voor een meer persoonlijke invulling van hun personage. Een uitzonderlijk succes behaalde hij met zijn ‘hippe’ regie van Driekoningenavond (W. Shakespeare), een productie die tijdens het seizoen 1969-70 door het KNS-gezelschap in de Bourlaschouwburg niet minder dan 76 maal werd opgevoerd voor uitverkochte zalen. Onder zijn tientallen regies zijn nog speciaal te vermelden: Vrijdag (Hugo Claus, 1970), Een vloog over het koekoeksnest (Dale Wasserman, 1977), Bloedbruiloft (F. G. Lorca, 1978), Amadeus (Peter Shaffer, 1981), De jaren dertig (Arthur Miller, 1984), Na het mirakel (William Gibson, 1986), De schuldvraag (Roger Van Ransbeek, 1987), en een nieuwe enscenering van Driekoningenavond (Shakespeare, 1995).
Ook bij de onvermijdelijke kleine spanningen tijdens een repetitieproces bleef Martin Van Zundert rustig en bedaard en kon hij met een kwinkslag de atmosfeer doen opklaren. In het Vlaamse theaterleven van de tweede helft van de twintigste eeuw was hij, in al zijn bescheidenheid, een van de meest belangrijke theaterfiguren.