De Welwillenden: ‘Befehl ist Befehl…’
Alleen al door de omvang is De Welwillenden van Johnathan Littell een ‘gewichtig’ opmerkelijk boek. Wie slaagt er nu nog in een turf van 980 bladzijden die je nauwelijks in de hand kan houden, te doorploegen? Toch moet je het doen en de wil daartoe heb je zeker na het meemaken van de theaterbewerking op basis van de vertaling van Jeanne Holierhoek en Janneke van der Meulen, die Guy Cassiers regisseert in een productie van Het Toneelhuis (Antwerpen) en Toneelgroep Amsterdam. Daarvoor werd beroep gedaan op een degelijke cast van spelers uit Amsterdam en Antwerpen en er is ook productiesteun uit diverse landen en van het Creatief Cultuurprogramma van de Europese Unie.
Jonathan Littell (°New York, 1967) die in het Engels begon maar nu vooral in het Frans schrijft, werd voor Les Bienveillantes in 2006 bekroond met de Prix Goncourt en eerder kreeg hij voor het zelfde boek ook de Grand Prix du Roman. De Nederlandse vertaling onder de titel De Welwillenden, kwam er in 2008 bij De Arbeiderspers (Amsterdam-Antwerpen) en is inmiddels aan de zevende druk toe.
Zelf geboren in een Russisch-Joodse familie, die op het einde van de 19de eeuw naar de VSA emigreerde, kon het haast niet anders of Littell moest zich verdiepen in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, al was zijn naaste familie niet het slachtoffer van de Holocaust. Maar het boek en de toneelbewerking zijn niet louter een verhaal tegen een historische achtergrond. Littell graaft zeer diep naar de wortels van het radicalisme waarmee een aanzienlijk deel van de bevolking in Duitsland en elders door het nationaalsocialisme besmet werd. Wat hij uit archieven in Duitsland, Polen, Oekraïne en Rusland over de Holocaust vond, verwerkte hij in de pleidooien, dromen, nachtmerries, ervaringen en gevoelens van een fictief personage, de SS-Obersturmbannführer Max Aue. Diens carrière binnen de SS, zijn opvattingen en de discussies daaromtrent met andere nazi’s over het zogenaamde ‘jodenvraagstuk’ vormen de inhoud, die echter op een zodanige manier wordt aangebracht, dat je vergelijkingen maakt met hedendaagse politieke toestanden en je ook de indruk krijgt dat je persoonlijk wordt aangesproken. Het licht in de zaal gaat nauwelijks uit. De Nederlandse acteur Hans Kesting, die Max Aue interpreteert, houdt je in de ban van een pleidooi dat stilaan een verschrikkelijke onthulling wordt.
De geschiedenis van het nazisme is nog altijd een onderwerp van onderzoek terwijl hier en daar al neo-nazisme aan het gisten is. Wat altijd terugkomt is de vraag hoe het mogelijk was dat Duitse burgers (en hun meelopers) bewust een regime steunden dat zich te buiten ging aan massa- en volkerenmoord. Uit meerdere documenten is al gebleken dat de Duitse bevolking wel wist wat de nazi’s van plan waren met de Joden en ook met homo’s, zigeuners, communisten en andere verzetsstrijders, zowel vrouwen, mannen als kinderen. In hoofdzaak gaat de toneelbewerking over hoe een ontwikkeld, intelligent mens, zoals die Max Aue, zich zo radicaal kon opstellen en het Befehl ist Befehl- order omzeggens blindelings opvolgde.
Hans Kesting staat, in de regie van Guy Cassiers, als Max Aue helemaal vooraan, zeer dicht bij het publiek. Tegelijk is hij ook zeer kwetsbaar. Hij staat er niet enkel als een speler, hij staat er als een toonbeeld van een zelfbewust iemand, een bewuste handlanger in een oorlogsraderwerk. Hij wordt geconfronteerd met nazi-oversten, met Eichmann, met een trouwe vriend, met een joods jongetje dat viool speelt, met een oude jood. Aue staat telkens voor een muur van gevoelens die hij voortdurend meent te moeten afmeten aan zijn ondoordachte en onwrikbare, geïndoctrineerde opvatting. Als hij omkijkt staat hij eveneens tegenover een muur. Een wand van metalen kastjes, archiefkastjes waarin de documenten over de vorderingen van de ’totale vernietiging’ worden bewaard. Een wel zeer cynische, maar wel treffende evocatie van de alom bekende Duitse administratieve Gründlichkeit.
Cassiers zorgt er voor dat het langzaam opstijgend kwellend gevoel in Aue ook een gezicht krijgt in een close-up verwerking. Waar in vroegere toepassingen van video, Cassiers zijn spelers al eens liet wegdeemsteren, weet hij nu optimaal gebruik te maken van technische aspecten. Ook de sobere scenografie (Tim Van Steenbergen) verstevigt de directheid. De schoenverzameling van de vermoorden vormt niet de bekende afvalhoop die in de kampen achterbleef. De schoenen gaan de hoogte in als waren het vogels of zielen die zich bevrijden.
Het uitgesponnen overzicht, de vele details en gesprekken die Littell in zijn boek verwerkt, worden in de toneelproductie tot drie fundamentele periodes teruggebracht. De eerste periode gaat over het aandeel van Aue in de slachting in Oekraïne door de Einsatztruppen. Dat waren paramilitairen waarmee Aue het Duitse leger in zijn opmars volgde om achter het front ‘ongewenste elementen’ uit te schakelen. Na die Kiev-periode werd Aue naar Stalingrad gestuurd, echter naar aanleiding van geruchten over zijn homoseksualiteit die hij zo lang mogelijk verborgen hield. Stalingrad waar Aue nauwelijks aan de dood ontsnapt, was in augustus 1942 het keerpunt in de oorlog en voor Aue het begin van een ommekeer in zijn radicale opvattingen. Terug in Berlijn, een derde belangrijke periode, tracht hij een voorstel ingang te doen vinden om joden in te schakelen in de oorlogsindustrie, maar hij vindt geen gehoor. Hij vereenzaamt, mislukt in een relatie, krijgt nauwelijks nog ergens houvast. Zijn kwetsbaarheid wordt almaar groter evenals de pijn die hij uit zijn verleden overal meedraagt. Tenslotte wordt zijn leven een helse nachtmerrie met moorden en vluchten.
Het bijzondere aan het twee bedrijven lange en uiterst indringende stuk, zit in het gestalte geven aan de dader en doder Aue. Niet om hem te verguizen of te verschonen of om meevoelen op te wekken, maar om er op te wijzen dat iedereen die zich zonder nadenken, dus kritiekloos, openstelt voor indoctrinatie, dader en doder kan zijn.
Info: www.toneelhuis.be