|
De laatste der onverstandigen. De ontwaarding van de hebzucht volgens De Roovers en Peter Handke.
| 22 April 2014 |
 De laatste der onverstandigen - © Stef Stessels |
Verleden jaar zijn De Roovers hun Dollarcyclus gestart, een kleine reeks producties over de crisis, volgens sommigen het einde van een kapitalistisch systeem, waar bovendien geen alternatief voor zou zijn. Ze zijn begonnen bij Shakespeare en zijn Timon van Athene, over een rijke burger, vooral bekend en bezocht omwille van zijn niet te stuiten vrijgevigheid. Maar eenmaal zijn geld op, hoopte hij op de steun van de ‘vrienden’ die hij alles gaf. Niet, dus. De eens zo sociale Timon verbant zichzelf en vervloekt het geld. De Roovers zorgden voor een speelse, vaak ironische voorstelling, rond de rijke en in armoede eindigende Timon (Robby Cleiren) onder een veelzeggende glinsterende luchter, waarvan nauwelijks nog een sprankeltje licht, een beetje hoop, overbleef.
Met De laatsten der onverstandigen (Die Unvernüftigen sterben aus, 1973) van de Duitse roman- en toneelschrijver Peter Handke (1942) wordt weer het licht gedoofd. Handke neemt niet enkel een individu, een alleenstaand geval, maar het hele ondernemerschap op de korrel in de persoon van Hermann Quitt (Jurgen Delnaet, gastacteur eerste klas). Diens commerciële bedrevenheid heeft hem tot koning van het allesoverheersende consumptiebestel gebracht. De vennoten die rond zijn stoel cirkelen zijn eerder marionetten dan ondernemers, even hebzuchtig maar op een meer loense manier. Ze converseren nauwelijks, babbelen des te meer en beloeren Quitt en elkaar voortdurend. De glazen tussenschotten fungeren als een carrousel die de schijnbaar onbezorgde Quitt moet beschermen, maar hem meteen ook kwetsbaar maakt. Op zijn eentje zorgt de financieel zeer kleine aandeelhouder Franz Kilb (Wouter Hendrickx) voor enig weerwerk. Met een symbolische zware hamer in de hand loopt hij doorheen het stuk, maar stukken maakt hij niet.
De twijfelachtige transparantie van Quitts handel en wandel wordt stilaan troebel. Het glas wordt vuil. Tenslotte wordt alles in het wit geschilderd en is er geen doorkijken meer, maar eerder een klinische ruimte waarin een doordravende Quitt zijn ontgoocheling in zichzelf uit en zich tenslotte aan fatalisme overgeeft. Hij, die zo graag uiting had gegeven aan emoties, zoals bijvoorbeeld een kunstenaar dat kan, voelt zich stilaan in de dwangbuis van het zaken doen en het daaruit voortkomende egoïsme, gevangen. Op zijn vennoten, de buitenwacht en op de in bedwang gehouden concurrenten, kan hij op de duur niet meer rekenen. Ze verwijten hem onder andere milieuvervuiling en vooral zijn onbeperkte groeidrift: altijd maar zonder noodzaak meer produceren om meer te doen consumeren. Alles en iedereen keert zich tenslotte tegen hem. Kilb, de man met de hamer, is de enige met wie hij nog in gesprek komt, al komt van ernstig praten niet veel terecht. Quitt voelt zich uitgeblust, maar ook Kilb, de povere vennoot die de kruimels meepikt, weet geen alternatief te bedenken. Dan is er slechts één oplossing: zowel Kilb als Quitt moeten weg. Het is de utopie of de ondergang. Een utopie bereik je nooit, dan maar de totale ontwaarding en het definitieve liquideren.
In 1975 werd dit stuk van de toen al strijdvaardige Peter Handke voor het eerst in een Nederlandse vertaling (Luk Vandriessche) gespeeld onder de titel De dwazen sterven uit, in en door Arca (Gent) waar men al eerder met Handkes toneelwerk kennis had kunnen maken. Bij de Duitse première duurde het stuk vier uur, Arca maakte er twee uur van en dat is ook ongeveer de duur die De Roovers nodig hebben om de woorden- en gedachtenvloed van Handke te doen overkomen, via veel uiterlijke actie, met naar het einde toe wat spanning waarin zelfs de weinig voorziene emotionele geladenheid op een zakelijke manier wordt afgehandeld.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd het stuk als een uitloper van het absurdisme bestempeld, een strekking in het werk van onder meer Samuel Beckett en Eugène Ionesco, die door kleine gezelschappen werd uitgeprobeerd. Volgens sommigen was Handke toen zijn tijd vooruit, was de vorm vooruitstrevend maar de problematiek die hij aansneed nog niet actueel. We zijn nu veertig jaar later en met De Roovers maken we het mee dat de onverstandigen of dwazen, waarmee Handke ironisch de kritisch denkende individualisten bedoelt, in een identiteitscrisis zijn terechtgekomen en met hen het hele economische en sociale systeem.
De nuchtere, niettemin onthutsende voorstelling van een radicaal fanatisme waar Handke en De Roovers het stuk mee eindigen, sluit aan bij een houding die ook bij nog andere gezelschappen wordt waargenomen. Zij wijzen er op dat er in de kunst en zeker in het theater een drang is de alles overheersende economische realiteit van haar camouflage te ontdoen, aan de hand van een schrijver en met eigen teksten waar nodig, maar zoveel als mogelijk met het oog op een theater dat tot nadenken aanspoort over de vorm van democratie waarin spelers én publiek in de toekomst willen leven. Info: www.deroovers.be
|
| Dit artikel werd reeds 380 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|