Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Met Cendrillon en andere welgekomen producties steekt het Théâtre National de taalgrens over. 9 April 2014


Cendrillon - © Cici Olsson
Vroeger kwamen geregeld gezelschappen uit Parijs en Franstalige groepen uit Brussel en Wallonië in Vlaamse zalen. Organisaties in Kortrijk en Gent, om maar een paar locaties te noemen, programmeerden in de jaren zestig af en toe een geselecteerde voorstelling in het Frans. Vanuit kortzichtige kanten kwam daar protest tegen en mocht het niet meer. Gelukkig is sinds de jaren tachtig door enkele gezelschappen een internationaal gerichte werking op gang getrokken en zijn samenwerkingsverbanden tot stand gekomen, daarom nog niet direct tussen Vlaanderen en het Franstalige toneel in België. Het was en is nog even aftasten maar alles laat voorzien dat er ontspanning komt en het wederzijds overschrijden van de taalgrens niet meer zo moeilijk wordt.

Brussel geeft de toon aan met onder meer geregelde contacten tussen de KVS (Koninklijke Vlaamse Schouwburg) en het Théâtre National of, zoals in 2012, in een samenwerking met het Théâtre des Tanneurs voor Rue du Croissant, over het leven in de Halvemaanstraat. Sinds 2005 werkt de KVS trouwens ook aan een duurzame vorm van uitwisseling tussen Congolese en Belgische kunstenaars die elkaar ontmoeten in workshops, voorstellingen en festivals. Eveneens bestaat de werking van het Kaaitheater voor een deel uit overeenkomsten met anderstalige gasten. Opmerkelijk is daarenboven dat Jos Verbist en Raven Ruëll, docenten aan het RITS (Brussel) verbonden zijn aan het conservatorium van Luik waarvan enkele studenten al te gast waren in een Nederlands gesproken productie bij Theater Antigone (Kortrijk), waar Verbist de artistieke leiding heeft.

In Antwerpen zijn het deSingel en het Toneelhuis die hun grensoverschrijdende werking uitbreiden. Van deSingel is de brede waaier van het internationaal en multidisciplinair programmeren al voldoende bekend, terwijl voor het Toneelhuis de samenwerking met het Brusselse Théâtre National een recent initiatief is, ontstaan uit een ontmoeting tussen de directies van het Théâtre de la Place (Luik), het Théâtre National de Belgique (Brussel), het Toneelhuis en het Kaaitheater (Brussel). De bedoeling is ruimte te scheppen voor een samenwerking vanuit de rol die de kunst van het theater kan vervullen in de huidige Belgische politieke en culturele situatie, die te maken heeft met twee- en meertaligheid, met kosmopolitisme en nationalisme. Vanaf nu zijn Kaaitheater en het Théâtre National co-presentatoren van Toneelhuisproducties in Brussel.

Verleden maand programmeerde het Toneelhuis in Antwerpen een drietal voorstellingen uit het repertoire van het Théâtre National, met boventiteling in het Nederlands: Le signal du promeneur, een productie van het Raoul Collectif, Cendrillon,  tekst en regie van Joël Pommerat, en Life:reset/Chronique d’une ville épuisée, van Fabrice Murgia/Cie Artara, een coproductie met onder andere Theater Antigone, Kortrijk.

In december 2010 was Fabrice Murgia (° Verviers, 1983) te gast in Kortrijk en was Life:reset ook te zien op het Eurometropool Nextfestival. Met deze kroniek over een leeg bestaan, waagt de jonge regisseur zich aan een woordloze voorstelling over communicatie. Hij toont een alleenwonende jonge vrouw die zich na haar dagtaak overgeeft aan het ritueel van video- en computerspelletjes om haar extreem gevoel van leegte en uitputting te verdringen tot ze uiteindelijk bezwijkt en er een einde aan maakt.
Murgia gaat er van uit dat het opdringen van meer middelen om eenzaamheid op te heffen, de mens eenzamer maakt. We zijn over-beschermd tegen het alleen zijn want technologie en media hebben het sociale leven in hun greep, aldus Murgia, naar aanleiding van Dieu est un DJ, zijn recente productie, gebaseerd op Gott ist ein DJ van de eveneens met eenzaamheid en outsiders begane auteur-regisseur Falk Richter (°Hamburg, 1969).

 Life:reset mag  als een doorbraak beschouwd worden van Murgia’s visie op het gebruik van beeldmateriaal in een toneelvoorstelling. Een visie waar onder meer ook Guy Cassiers in het Toneelhuis mee begaan is. Maar Murgia beschouwt film nog meer als een vierde wand, waardoor het publiek een andere interpretatie krijgt van de theaterrealiteit. ‘Mijn generatie’, aldus Murgia in een gesprek met Gabriël Hahn (in Agenda, bij Brussel Deze Week), ‘werd overdonderd door beeldmateriaal waar we soms mee worstelen maar dat tegelijk de taal is waarin we ons uitdrukken’. Hij houdt van beeldtaal maar even veel van theater. In een filmzaal en heel vaak ook voor de televisie ben je een eilandje. Het theater is nog echt een plek waar mensen elkaar ontmoeten en samen zitten om mogelijk van iets te genieten. Daarom wil Murgia film en theater met elkaar verbinden en de codes van de film ook in een theatervoorstelling doen functioneren. Met een mix van theater, videokunst en 3D-technieken toont Murgia in Life:reset/Chronique d’une ville épuisée hoe een vrouw, als symbool van de vereenzaamde mens, wegglijdt in een virtueel bestaan, waaruit het moeilijk is terug te keren.

Met Cendrillon, een hedendaagse aankleding van het assepoestergegeven, geïnspireerd op de versies van Charles Perrault en de gebroeders Grimm, maken we kennis met een regisseur-auteur die zowel in het gesproken theater als in de operawereld bekend is.

Joël Pommerat (°Roanne, 1963) stichtte in 1990 de Compagnie Louis Brouillard waarmee hij uitsluitend eigen teksten realiseert. Al komt hij niet uit de champagnestreek, zijn werk is vaak extra sec en brut. Nu is hij ‘artiste associé’ bij het Théâtre National en is bovendien in Brussel in De Munt Au Monde in première gegaan, een opera van Philippe Boesmans op een libretto naar een vroeger toneelstuk van Pommerat. In het festival Tournee General kon men in september 2013 in de KVS de voorstelling meemaken van La grande et fabuleuse histoire du commerce, waarin hij de handelsreizigers, zeg maar verkopers, aan het woord laat, er van uitgaand dat het kapitalisme steeds cynischer en minder menselijk wordt.

In Cendrillon laat hij niet na af en toe ook de woordspeling ‘cendrier’, asbak, te gebruiken, waarmee er meteen op gewezen wordt dat Assepoester niet enkel als meid voor alle werk wordt gebruikt en misbruikt, maar dat ze niet eens als een mens, maar als een ding wordt bekeken.

Pommerat presenteert Cendrillon als een plaatjesboek. Zoals ook in sommige andere stukken laat hij het verhaal vertellen door een boeiende stem, alsof het echt om een sprookje gaat voor het slapengaan. De bladzijden van het boek zijn taferelen die zich in een wisselend videodecor afspelen, telkens een doorzichtige kubus en tegelijk een doorkijkkooi. Een fascinerend decor dat echter geen afbreuk doet aan de manier van spelen. De spelers blijven het middelpunt van de handeling. Het decor verhevigt vooral het gebeuren waardoor de inhoud er als het ware een dimensie bij krijgt. Op die manier wordt het sprookje, van waaruit de voorstelling vertrekt, een aangrijpend stuk actuele realiteit, waarin  niet enkel de scheef getrokken verhoudingen binnen een nieuw samengesteld gezinnetje aan bod komen, maar ook de vaak wrange sociale en maatschappelijke problemen tussen misbruik van gezag en naïeve gehoorzaamheid, tussen bazige hovaardij en slaafse onderdanigheid. Typisch voor het werk van Pommerat is zijn bekommernis voor de kleine lui, voor de assepoesters, pinocchiootjes en roodkapjes, zij die zo vaak de dupe zijn van wat boven en buiten hen is beslist. Even belangrijk is ook dat zijn stukken ontstaan in de loop van de repetities en dat hij voor de sociaal-politieke basis van waaruit hij telkens vertrekt een specifieke ruimte, los van elke trend, weet te scheppen die het magische en technische met het reële verbindt.

Dergelijke gastvoorstellingen door theaterhuizen van over de taalgrens mogen geen eenmalig initiatief zijn. De kern van theater is, nu meer dan ooit, een ontmoeting. Mits de nodige informatie en begeleiding kan het taalverschil geen hinder zijn.


Info: www.theatrenational.be of www.toneelhuis.be

Dit artikel werd reeds 169 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel