Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Het lijden van Lenz, het belang van Büchner en de actie van Arfeuille 12 Maart 2014


Lenz - © Paul De Cloedt
Zelf wie echt gebrand is op het werk van Georg Büchner (1813-1837) of Jakob Lenz (1751-1792), vindt in Lenz, de theaterbewerking voor Malpertuis (Tielt) door Piet Arfeuille (1961), ongetwijfeld nog een extra flinke hap. Niet zozeer de historische feiten en de verwijzing naar reële personen waar de schrijvers en de regisseur het over hebben, zijn belangrijk; het feit dat dieper wordt ingegaan op actuele essentiële levensvragen rechtvaardigt de productie.

Voor Arfeuille gaat Lenz over een jonge man die het niet meer ziet zitten in een bestaan waar een overdreven belang wordt gehecht aan uiterlijk vertoon en materieel bezit in het nadeel van geestelijke ontwikkeling en gevoelsrijkdom. Arfeuille ageert vooral tegen de ziekte van zij die meelopen zonder zich vragen te stellen.

Zowel Georg Büchner als Jacob Lenz waren in hun tijd voorlopers, dwarsliggers en dwarsdenkers, op verschillende sociale, politieke en filosofische gebieden. Georg Büchner richtte onder meer een illegale Vereniging voor Mensenrechten op en verzette zich tegen elke vorm van armoede. Hij was er van overtuigd dat verandering er enkel kon komen vanuit een samenwerking van de onderdrukten. Op het gebied van kunst verwierp hij het classisisme en liet hij zich beïnvloeden door de ‘levensechte’ Shakespeare.

Jakob Lenz leefde bijna een eeuw vroeger dan Büchner, had een overdreven bewondering voor onder meer Goethe (1749-1832), en wordt beschouwd als de meest typische vertegenwoordiger van de Sturm-und-Drangperiode. Hij verwierp het principe van de drie eenheden van plaats, tijd en handeling in het theater,  door zich uitsluitend op de eenheid in de handeling te baseren. Die visie verwerkte hij in Die Soldaten (1776) waarin hij de soldaat ziet als een onwrikbaar toonbeeld van mannelijke agressiviteit en zich meteen kant tegen het toenmalig verplichte celibaat voor militairen. Zijn veelzijdigheid, radicale vrijheidsliefde en rusteloze zoektocht naar geestelijk houvast resulteerden echter in wispelturig gedrag en tenslotte in waanzin.

Voor Georg Büchner, die in 1835 zijn enige en dan nog onvoltooide novelle aan hem wijdde, was Lenz een twijfelaar die stilaan zijn geloof in een helpende God verloor en uiteindelijk ook zijn geloof in de levenszin. Om tot rust te komen, verbleef Lenz twintig dagen bij dominee Johann Friedrich Oberlin in de Vogezen en in diens notities vond Büchner stof voor zijn verhaal over de rondtrekkende Lenz die in de wilde natuur de grond onder zijn voeten verloor. Met zijn interesse voor Lenz en zijn werk, toonde Büchner ook aan dat hij het eens was met diens opvatting, dat kunst het leven, de werkelijkheid, zo moet weergeven dat het kunstwerk leven uitstraalt.

De aandacht van Büchner voor Lenz had tot gevolg dat niet enkel het essayistisch werk van Lenz werd ontdekt, maar ook zijn theaterstukken. Onder meer Bertolt Brecht (1898-1956) maakte een bewerking van Der Hofmeister, een komedie over de ervaringen van Lenz als private leraar; Die Soldaten werd onder meer als opera verwerkt door Bernd-Aloïs Zimmermann (1918-1970). Daarbij komt dat de novelle van Bücher aanleiding gaf tot een theatraal verwerken van Lenz’ laatste levensjaren.

In de creatie die Piet Arfeuille voor Malpertuis realiseert, ligt de nadruk vooral op de vraag waarom een mens moet lijden en waar de god is die hem moet helpen. Waar Bücher vooral geïnteresseerd was in de schizofrenie van Lenz, gaat het bij Arfeuille meer over de vraag of het leven waard is geleefd te worden, onder meer in acht genomen de waanzinnige commercialisering waarin men verplicht is te leven en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor milieu- en geestvervuiling.

Niet zonder reden begint de voorstelling met een oorverscheurend bombardement van geluiden en geschreeuw. De drastische evocatie van een wereld in paniek doet het publiek naar de oren grijpen. De schuinoplopende vlakte die daarna wordt belicht, toont duidelijk een verscheurde wereld. Helemaal vooraan staat een piepklein huisje, dat stilaan en haast ongemerkt tussen de kloof kruipt: een blijvende herinnering aan vroeger, toen er nog geborgenheid was?

Midden in de vlakte staat een jonge man, ver van huis, ver van alles en iedereen. Een mens teruggeworpen in de eenzaamheid van zijn naakte bestaan. In een fascinerende vertolking toont Thomas Janssens de wedergeboorte van de dolende Lenz en de lijdensweg van iemand op zoek naar een zin voor dit alles. Hij droomt zich een roeping als een nieuwe Messias, trekt het witte kleed van de onschuld aan en werpt het in vertwijfeling weer af.

De uitgestoken hand van de dominee (Jorre Vandenbussche) is ook niets meer dan dat: de zielzorger kan hem aan de andere (betere?) kant van de gespleten wereld enkel wat magere troost te drinken aanbieden. De machteloosheid van de omgeving (de dominee) en de afwezigheid van een redder, staan hier symbool voor het menselijk tekort. Voor Arfeuille is dit meteen het symbool voor tekorten in de hedendaagse maatschappij. Belangrijk daarin is, dat Lenz nauwelijks een verbaal contact heeft met zijn omgeving. Hij houdt quasi een alleenspraak, een paar keer onderbroken door de dominee. Tussen die twee is moeilijk sprake van conversatie, laat staan van een dialoog.

Daarmee sluit Arfeuille omtrent taal als communicatiemiddel enigszins aan bij vorige producties. In 2009 was 2019 (Droomspel) gesitueerd in het schaftlokaal van een supermarkt waar kassiersters ‘alleen zijn in groep’. Ook hier wordt verbaal contact moeilijk en zelfs weggelaten ten voordele van beeldend spel en rituelen. Troost wordt gezocht in dagdromen die echter uitdeinen in een collectieve actie als vlucht uit het isolement van een afstompend beroep.

Het gesproken woord bleef helemaal weg in De Zaak, een creatie waarin Arfeuille zichzelf afvroeg of hij wel begaan was met wat er in de wereld gebeurde en tegelijk naar een andere theatertaal zocht om zijn bekommernis omtrent de zin van leven en werken kenbaar te maken. De tekst van De Zaak werd niet gezegd door de twee expressief bewegende en dansende spelers, maar werd geprojecteerd op het decor. De ruimte werd een boek en de woorden gleden voorbij als passanten die het publiek in de ogen keken.

Met Lenz doet Arfeuille meteen een proef om taal vanuit een lijdend naakt lichaam ingang te doen vinden bij een publiek dat een samenleving vertegenwoordigt die momenteel door heel andere betekenissen en functies van taal en communicatie is beïnvloed. Een gedurfde productie en op zijn minst een ongewone manier om levensvragen op te roepen. Een even ongewone als interessante kans voor de toeschouwer om zelf een antwoord te vinden.


Info: www.malpertuis.be

Dit artikel werd reeds 250 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel