Nu staat hij alleen: Daan Hugaert, een onverbeterlijke trooster
| 11 Maart 2014 |
 Een trooster - © Els Deventer |
Voor het eerst waagt Daan Hugaert (1949) zich aan een monoloog en het is meteen raak. Een trooster van de jonge en succesrijke Nederlandse auteur Jibbe Willems (1977) is als het ware op zijn lijf geschreven. Het is in elk geval zijn tekst geworden en dat betekent dat hij zich toont zoals velen al lang van hem hebben verwacht: als den Hugaert van vele jaren geleden, toen hij zich engageerde in bijzondere producties van kleine gezelschappen, die de kwaliteit van het theater hooghielden maar nooit de schouderklopjes kregen die ze verdienden. Hij maakte de roerige periode van het zogezegde vormingstheater mee, waarin maatschappijkritiek en kunst elkaar moeilijk of niet vonden. Aan de universiteit van Gent rondde hij zijn studies af met een lijvige thesis over de Russische regisseur en vernieuwer Vsevolod Meijerhold (1874-1939), een waardevol essay, nog altijd niet uitgegeven. Na de verhuis in 1980 van het voorstadtheater Vertikaal van Gentbrugge naar Gent was Daan Hugaert er twee jaar directeur en trachtte hij jonge schrijvers en gezelschappen een kans te geven en de theaterruimte ook voor andere disciplines open te stellen. Hij werd ontslagen. Ging een tijdlang free-lancen. Met een eigen kleine kern, Onfijlbaar Produkties (Gent), maakte hij in 1987 samen met Dirk Buyse en een paar muzikanten, in een regie van Mia Grijp, een tournee met Variaties omtrent eend (David Mamet). Een memorabele productie met spanningen tussen muziek en poėtische intermezzo’s, tussen praten en zwijgen, en tussen twee acteurs in een steekspel met woorden, dat conflicten verbergt. Een beklijvend hoogtepunt. Weer van korte duur. Dan vier jaar bij het vernieuwde Nederlands Toneel Gent en tenslotte vanaf 2000 afwisselend op de scčne hier (onder meer met het Vernieuwd Gents Theater) en in Nederland (bij De Wetten van Kepler), en in films en op de televisie. Nu is hij vooral bekend en geliefd door zijn vertolkingen in soapseries (Witse; Thuis). Hoog tijd dus om de andere Hugaert weer los te laten. In Een trooster is hij Bart, nog thuis bij zijn moeder, werkzoekend, maar met een bijzondere roeping: hij wil koste wat kost mensen helpen, opvrolijken, kinderen doen lachen, volwassenen troosten. Hij behoort, wellicht als laatste clown, tot een uitstervend ras. Maar hij wordt noch door zijn naaste omgeving noch door de maatschappij geapprecieerd, en zeker niet door de VDAB, die hem voor de zoveelste werkaanbieding oproept, waar hij dan grandioos mee in de vernieling komt. In Een trooster is hij voor zijn medemensen een loser, een onwillig en onaangepast iemand en voor de bureaucratie eigenlijk niemand. Hoe spiritueel, hoe beminnelijk en weldoend deze Bart ook tracht te zijn, in feite is hij een te goed mens voor deze hebzuchtige en overspannen wereld. Een tragische clown, in een overgeorganiseerd bestel. Bart heeft heel wat te vertellen en als doorgewinterde acteur roept Hugaert in zijn alleenspraak een hele wereld op en raakt hij ook de pijnpunten aan van het gevecht van de eenzame idealist of utopist zo men wil, tegen de rest van de wereld. Iedere morgen stapt Bart uit zijn bed en steekt hij de borst vooruit om, zegt hij, zoals ene Benito Mussolini, de fascistische leider in Italiė tijdens de Tweede Wereldoorlog, met gespreide armen het noodlot te tarten. Een zeer naļef vertrekpunt en alleszins een dubieus na te volgen voorbeeld, dat meteen het engagement van Bart doet kantelen. Hij blijft in een meelijwekkende naļviteit steken omdat hij geen verschil kan maken tussen bepaalde bedoelingen van idealisme. Bart is een kwetsbaar iemand. Daan Hugaert roept geen medelijden op, wel een meevoelen met een gevoelige broekschijter (het toilet betekent ook wel iets in dit stuk) die minzaam mislukt. De schoonheid van het mislukken is trouwens het kenmerk van het toneelwerk van Jibbe Willems en voor Hugaert meteen een gelegenheid om zich vanuit de eigen zachtaardigheid te laten kennen. Een trooster fascineert. Een deel omdat het stuk herinneringen oproept aan de pionierstijd van het theater waar Daan Hugaert aan meewerkte. Vooral echter omdat hij als acteur bewijst niet verslaafd te zijn aan, noch de slaaf te zijn van commercialiteit en mediacultuur. Het is weer met beperkte middelen en een kleine kern, in een sobere, goed gedoseerde regie (Mieke Laureyns) en een verzorgde techniek (Thomas David), dat hij zijn nek durft uit te steken. Het decor bestaat uit twee rijen stoelen aan weerszijden van de scčne en een bureautje in het midden. Wachtzaal en receptie tegelijk met daarin een tijdloos troosteloos beeld van een wachtende mens, een herkenbare situatie maar wel een beeld dat meteen de verbeelding van de kijker aan het werk zet. Die verbeelding krijgt in de vertolking van Daan Hugaert, die zich als Bart niet gewonnen geeft, alle macht. Een trooster misstaat niet in het rijtje monologen (hoe verschillend van inhoud en vorm ook) dat de jongste jaren het solotoneel weer op hoog niveau bracht, van een Willem de Wolf met Krenz, de gedoodverfde opvolger, Halina Reijn met La voix humaine (J.Cocteau; TG Amsterdam), Africa (Peter Verhelst) door Oscar Van Rompaey (NTGent), Missie (David Van Reybrouck,) door Bruno Vanden Broecke (KVS), tot een en ander van onder meer Josse De Pauw (KVS e.a). Alleen tegen allen, zo is ooit het Westers theater begonnen, met een zekere Thespis (6de eeuw v. Chr.) die zich van het koor losmaakte en op zijn eentje wat hij zong begon uit te beelden. Daar alleen te gaan staan is niet enkel een uitdaging, het is (en dat moge een troost wezen) in veel gevallen, zoals met Een trooster, een gebeurtenis. Info: www.thassos.be, www.daanhugaert.be
|
Dit artikel werd reeds 184 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|