|
Altijd weer Shakespeare
| 27 Februari 2014 |
 De Dood - © Pieter Dumoulin |
In 2013 was het weer werk van William Shakespeare dat het meest op de planken kwam. Makers en publiek hebben er blijkbaar nooit genoeg van. Shakespeare is nog altijd een tijdgenoot maar het is moeilijk een compleet overzicht te geven van de vele pogingen, door grote en kleinere gezelschappen gebracht en van de hoogtepunten die werden bereikt. Een veel aangehaald argument waarom Shakespeare wordt gespeeld is, dat zijn stukken de hedendaagse samenleving verzinnebeelden. Bij sommige makers gaat het dus in de eerste plaats om een herkenning van een inhoud. Of het nu over één persoon gaat of over meerdere zoals Bacon of Marlowe die deel zouden kunnen hebben aan zijn oeuvre, wat historici ook mogen beweren, de stukken van Shakespeare (1564-1616) verwijzen naar een tijdbewuste houding van een schrijver. De tijd waarin ze geschreven zijn, was een periode van onzekerheid en van fundamentele wijzigingen in het sociaal, economisch en politiek bestel. Men kan het een overgangsperiode noemen naar een commercieel kapitalisme, een crisis ook en een maatschappelijke omwenteling die, naar bepaalde sociologen beweren, sedertdien geen wezenlijke veranderingen meer heeft gekend. Vandaar wellicht dat men de hedendaagse, al dan niet reële crisis, wil weerspiegeld zien in het veelgelaagde werk van de grote William S. Moord, wraak en verraad, jaloezie en nietsontziende liefde, man-vrouwverhouding en ouderdomsproblematiek, identiteitscrisis, haat en geweld, de confrontatie van volk en individu, manipulatie en corruptie, we hebben het verleden jaar nog eens allemaal mogen meemaken. Het is mooi meegenomen, want de tijd is voorbij dat regisseurs oude teksten uit de kast halen om ze wat af te stoffen. De conservatieve optie om stukken van Shakespeare (en andere klassieke auteurs) als museumtheater op te voeren, is al sinds de jaren dertig van de vorige eeuw stilaan verlaten. Een moderne regisseur leest eigen gedachten en ervaringen in een stuk. Evenals de schrijver leeft hij mee met zijn tijd en laat hij een persoonlijke verbeelding los op deze van de auteur. Deze bevrijdende manier van werken tracht hij ook bij de spelers ingang te doen vinden. Theater is tenslotte groepswerk en tegelijk een overwinning op en een gevoelig maken van tijd en ruimte. Op die manier heeft elke tijd, elke cultuur, een eigen Shakespeare. Een radicale manier om met Shakespeare om te gaan heeft Jan Decorte. Na onder meer Amlett (een herschrijven van Hamlet), Bloetwollefduivel (Macbeth), Wintervögelchen (The Winter’s Tale), Niks of niks (Much ado about nothing) maakte hij ook nog Shylock (naar De Koopman van Venetië). De kleine kern bloet, zijnde Jan Decorte en Sigrid Vinks, en de gelijkgerichte Comp. Marius (Kris Van Trier, Waas Gramser, Herwig Ilegems) vormen weer een hechte groep voor een voorstelling waarin Jan Decorte, als Shylock, het opneemt tegen de rest. De kern van het verhaal is dat de joodse geldschieter, een jonge christen zakenman van geld voorziet, op voorwaarde dat hij een pond vlees uit de hartstreek van de jongeling mag snijden indien deze het geld niet op tijd terugbetaalt. Eens zover, eist Shylock dat de clausule wordt uitgevoerd. Er komt een rechtszaak van die hij verliest. Maar in een treffende verdedigingstoespraak legt Shylock de vingers op een open wonde. Bijzonder aan de bewerking van het vaak omstreden stuk uit 1598, is niet enkel de rake ingekorte versie die Decorte er van heeft gemaakt. Ook niet de snedige aanklachten die worden geuit of de nuchtere blijken van meeleven van sommigen. Evenmin is het de lichte ironie waarmee hij de huwelijkskomedie, die Shakespeare er in mengt, in het decor verwerkt. Vooral treffend is de plaats die Decorte aan de jood Shylock geeft. Hij zondert hem ver van de andere spelers af en maakt er een symbolische figuur van, een uitgestoten- en tegelijk een uitdagend man. Decorte speelt met de tekstbrochure in de hand en legt meteen het verband tussen het doen alsof van het theater en het doen alsof van de vijandige en corrupte financiële wereld rond hem. Meteen maakt hij nog eens duidelijk dat hij als schrijver en maker het theater als een strikt eigenzinnige uiting van kunstzinnigheid beoefent, los van alle overeenkomsten. Het is een koppig belijden van een niet-conventionele vorm die beeldend en bij momenten poëtisch, de verbeelding scherpt. In de epiloog maakt Decorte een statement waarin de financiële en politieke sector, diegenen die zogezegd de geldschieter schuwen maar toch van zijn diensten gebruik maken, op hun nummer worden gezet. Eveneens een uiting van koppigheid kon worden geconstateerd in de benadering van Othello van Jurgen Delnaet, Maya Sannen en Mieke De Groote (De Tijd). Zij speelden hun Othello in combinatie met bloetwollefduivel, de Macbeth-bewerking van Jan Decorte. Een experiment in de gunstige betekenis van het woord. Een risicovol uitproberen van technologie en spel, van geluid en woord, van bewegen en tonen. Op de scène: een tablet, een mengpaneel en een metalen open kooi. Of is het een niets verbergende kamer? of toch een kooi? Symbool voor spelers in zichzelf opgesloten? Dandy kledij, verwijzingen naar bars en avontuur, naar jaloezie en verovering. Een verregaande vermenging van het Macbeth- en het Othellothema. Een explosie van durf. Het in vraagstellen van vormen. ‘Het publiek moet vooral een eigen verhaal maken’, aldus Jurgen Delnaet. In mei van vorig jaar was de Amerikaanse regisseur Peter Sellars (1957) te gast op het Holland Festival met Desdemona, van Toni Morrison (1931), die in 1993 de Nobelprijs voor literatuur won. Een tekst als een antwoord op Othello van Shakespeare, ontstaan na een discussie met Sellars. Dit eigen verhaal resulteerde in een muzikale evocatie van racisme, oorlog en onderdrukking en de kracht van liefde, uitgevoerd door de Malinese singer-songwriter Rokia Traoré, die ook de muziek componeerde, twee musici en twee zangeressen en de actrice Tina Benko. In Othello van Shakespeare heeft Desdemona nauwelijks de kans iets te zeggen. Toni Morisson geeft haar een stem en een geschiedenis. Dit maar om aan te tonen hoe inspirerend Shakespeare werkt op hedendaagse schrijvers en makers, gebrand op een telkens weer andere vormgeving. Vanuit eenzelfde visie ontstond blijkbaar ook Othello (Bye, Bye) bij het Nederlandse collectief Dood Paard. Met deze productie gingen Kuno Bakker, Gilles Biesheuvel en Mokhallad Rasem in 2008 in première en maakten ze sindsdien een wereldtournee. Eind 2013 speelden ze in België de laatste voorstellingen. ‘Geen bloedig drama, maar een sterk doorgedreven ironische benadering van zielige jaloezie, machtswellust, onzekerheid van mensen die door macht en hebzucht bezeten zijn’ (Theatermaggezien, 08.11.2013). Niet enkel hilarisch maar tegelijk tragisch waren de dubbele bodems die de spelers opriepen, een contradictorische situatie die duidelijk refereerde naar de dubbelzinnigheid van het dagelijks te ervaren steekspel tussen geweld en mediamieke onverschilligheid. De continuïteit van de klassieke inspiratie is niet in tegenspraak met de actuele levenservaring. Theatermakers zowel als theaterwetenschappers en leerkrachten zijn er van overtuigd dat Shakespeare een onuitputtelijke bron is en blijvend moet worden aangeboord ook voor een jong publiek. Voor het algemeen onderwijs een ernstige taak, maar voor de gezelschappen een even grote opdracht. De vraag of Shakespeare ook voor scholieren en heel jonge kijkers kan, is al door verschillende initiatieven beantwoord. Er zijn voorbeelden te over van geslaagde bewerkingen door beroeps- en amateurtoneelgezelschappen en door dans- en figurentheaters. Doorgewinterde makers en spelers weten dat kinderen meer aankunnen dan volwassenen willen aannemen. Dat je ook met kleuters ver kan gaan wat abstracte begrippen of beelden betreft. In sprookjes en aanverwante verhalen komen toch ook geregeld moord, angst, spot en verdriet aan bod? Toch is er enig voorbehoud, waarover na te denken valt. Kan je bijvoorbeeld het einde van Romeo en Julia, het sterven van de twee geliefden, zonder problemen voor kinderen realiseren? Een opmerkelijke realisatie waar sterven ook in meespeelt, is De dood, door het gezelschap met de enigszins uitdagende naam Tibaldus en andere hoeren, geleid door Simon De Winne, Timeau De Keyser, Hans Mortelmans. Eerder maakte deze groep (ook in samenwerking met De Werf, Brugge) onder meer Persona, 2013, een productie die dit jaar terugkomt (Cfr. www.theatermaggezien.net, 06.05.2013). Voor De dood werd contact gezocht met mensen die niet professioneel met (gesproken) toneel bezig zijn: een danseres (Siet Raeymaekers), een meisje van acht (Lotta Rossel), de vader van een vriend (Piet Van Heddeghem). Het thema van de dood is niet enkel een gegeven dat iedereen bekend is, het is ook een zeer gevarieerd voorkomend thema in de stukken van Shakespeare. Denk maar aan de scène met de grafdelvers in Hamlet en natuurlijk aan het einde van Romeo en Julia. Maar in De dood wordt geen danse macabre opgevoerd, maar zijn we eerder op een familiefeestje te gast. Vertrekkend vanuit de aanwezigheid van een danseres, werd besloten ‘iets met dans te doen’. Deze dansante onderneming op klassieke muziek en ook eens met geïmproviseerde klanken die de jonge Lotta Rossel uit een metalen constructie van een kleerhanger klopt, is helemaal niet schools of academisch en zeker niet opgedrongen vanuit een theorie of een theatervisie. Men speelt op eigen vinding, vanuit een eigen spontaneïteit en lichamelijkheid, zoals je op een familiebijeenkomst je beste beentje voor zet en je jezelf tracht te bewijzen. De bijeenkomst wordt een stijlvol bewegingsritueel met een miniem en vervreemdend gebruik van meubilair en hulpstukken. De mens staat centraal als lid van een vriendenkring of als collega en ook als een carnavaleske gekroonde koning van het creatieve in de mens en van de dood, de altijd ergens aanwezige, de eeuwige spelbreker, gesymboliseerd in de doodshoofden die speelse grafdelvers ten toon stellen, of in de scène uit Romeo en Julia die Piet Van Heddegem in een heerlijk eenvoudig nummertje ten beste geeft. Het is een pretentieloze originele en eigen manier om aan de hand van enkele korte fragmenten uit Shakespeare en soms zelfs met Shakespeare in boekvorm in de hand, een publiek te laten delen in een uiting van ongedwongen speeldrift en spelvreugde. Info: www.kaaitheater.be, www.detijd.be, www.tibaldus.be, www.dewerf.be, www.thassos.be
|
| Dit artikel werd reeds 354 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|