Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

De verwondering. Met Claus en Meuleman van bewondering naar verwording 2 Februari 2014


© Kurt Van der Elst
Met de bewerking voor het Toneelhuis (Antwerpen) van De verwondering (1962), een vroege roman van Hugo Claus (1929-2008), vraagt Bart Meuleman (1965) in een symbolisch gelaagde  vormgeving, aandacht voor feiten en fictie van weleer. Niet enkel door Hugo Claus zelf, maar ook door lezers en verschillende literatuurkenners werd De verwondering een meesterwerk genoemd. Elf herdrukken tussen 1962 en 1975, dat zegt wel wat. Pas in 1976 verscheen ook de Franse vertaling: L’étonnement, gevolgd door een herdruk in 1986, met in- en uitleiding. Het buitenland en de Franstalige Belgen hebben na Het verdriet van België (1983) almaar meer interesse betoond voor het werk van Claus in het algemeen, en vooral voor die ‘monumentale familieroman’ waarin hij de bezetting en collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoordt. In 1985 was Le Chagrin des Belges al op de internationale boekenmarkt. Inmiddels was ook duidelijk geworden dat De verwondering voor Claus eigenlijk al een eerste aanzet was van een rijpingsproces van nog vele jaren.

Het is ook niet toevallig dat een theatermaker anno 2014 een bewerking maakt van dat boek. Theater staat niet los van het maatschappelijk leven. Momenteel zorgen in meerdere landen totalitair gerichte bewegingen voor beroering. Haast dagelijks wordt gewezen op een afkalven van democratische verworvenheden en mensenrechten. Als theatermaker kan je vrijblijvend een oorlog helpen herdenken, maar kan je evenzeer een engagement aangaan en vragen oproepen over een ondemocratisch gebeuren. Theater is niet bij machte opvattingen, bedoelingen, denkpatronen, afwijkingen sterk te beïnvloeden, maar kan wel tot nadenken aanzetten. Het onder de aandacht brengen van De verwondering draagt daar hoe dan ook, toe bij.        

Hoofdpersonage is Victor Denijs de Rijckel, een 37-jarige atheneumleraar Duits-Engels. Iemand met gezag, op wie de leerlingen blijkbaar geen spotnaam kunnen kleven. Dat maakt de Rijckel ook wel een beetje achterdochtig, een achterdocht die eigenlijk twijfel en angst betekent. Weet de Rijckel wel wie hij is?

Zelfkennis begint, volgens Aristoteles (384 v. Chr.-322 v. Chr.),  zoals alle kennis en nadenken, met verwondering, met een enthousiaste nieuwsgierigheid vanuit het besef dat men de bestaansreden van iets dat zich opdringt, niet of onvoldoende kent. Na de scheiding van zijn vrouw is de Rijckel in een toestand van onzekerheid geraakt, een leegte, waardoor hij tenslotte in een psychiatrische instelling belandt. Dat is dan ook de openingsscène van de theaterbewerking: de schrijftafel van de Rijckel waaraan hij schriftjes bijhoudt en de frustraties van zich tracht af te schrijven, een schrijftafel die een vaste plaats heeft en deze gedurende de hele voorstelling houdt.

Hoofdrolvertolker Koen De Sutter toont een de Rijckel die niet enkel door zijn verward spreken maar ook door zijn gebarentaal opvalt en van een onzekere verwondering evolueert naar een onvoorwaardelijke bewondering. Claus refereert naar de opkomst van het fascisme en het begin van de Tweede Wereldoorlog. De Rijckel herinnert zich die tijd en staat er weer volledig voor open. De Rijckel wordt weer jong. Hij ontdubbelt zich als het ware en ziet in de leerling Verzele een gezel en een gids die hem, als in een dantesk visioen naar een onderwereld brengt, naar de mysterieuze mooie Alexandra in het kasteel Atmout, het Walhalla van de nazivolgelingen waar ze de goden van macht en geweld vereren en waar hij ook de leider(s) kan ontmoeten die hij zeer bewondert. De Rijckel valt terug in het verleden van een verdeeld land. Het opgedrongen ideaal van radicalisme en politieke macht, dat er eigenlijk al jaren aan het gisten was, laat geen verwondering toe en leidt van naïeve bewondering naar een fanatieke verwording. Het decor (Mark Van Denesse), stelt een zuilenhal voor op een draaiscène, een forum dat in een variabele belichting de bluf van een regime verheerlijkt en meteen de onmacht en de onzekerheid van een individu als de Rijckel suggereert.

Claus verwerkt in een literair-fictieve vorm, eigen ervaringen die hij als tiener tijdens de oorlog opdeed. Wie onvolwassen een oorlog meemaakt, voelt zich minder aangesproken en gedraagt zich onbewust superieur tegenover de volwassenen. Het onderscheid tussen mythe en realiteit is echter zelfs voor volwassenen niet altijd duidelijk te zien. De Rijckel/Verzele is ziende blind en volhardt in een naïeve en onkritische blindheid. Tenslotte zal hij als een schamele patiënt, in zijn hemd, de schrijftafel beklimmen en in een poging de lof van een Vlaams-nationalisme uit te bazuinen, ineenstorten.

Wie de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt of wie de geschiedenis kent, zal onder meer de verwijzingen naar een Joris Van Severen (1894-1940) of een Léon Degrelle (1906-1994) die in De verwondering niet bij name worden genoemd, kunnen plaatsen. Moeilijker zal het zijn voor de jongeren van nu om de ware toedracht van de identiteitscrisis van de Rijckel en het verband met een oorlogssituatie te begrijpen. Ook Hugo Claus zelf heeft zijn ervaringen en beschouwingen over wat hij als jongeling in de oorlog meemaakte lange tijd voor zich gehouden. Inmiddels zijn al meer details bekend over het wedervaren van de familie Claus tijdens de Tweede Wereldoorlog. Van aanklachten tegen de ouders van Hugo en tegen hemzelf voor passieve collaboratie is na de hitte van de repressie, weinig overeind gebleven, zo is gebleken uit de dossiers van het krijgsgerecht.

Voor bewerker Bart Meuleman, noch voor Claus, was het te doen zich in De verwondering met een schuldvraag bezig te houden. Dat de Rijckel veel van Claus in zich heeft en tot uiting brengt, is evident en even evident is het dat Koen De Sutter als de Rijckel hoofdzakelijk als solist optreedt. Zijn verdediging is omzeggens een alleenspraak tot personages die door de zwakke geest van een patiënt dwalen. Er is ook nauwelijks een fysiek contact met de hem omringende personages die veel weg hebben van personages uit een figurentheater of een beeldverhaal. Het beeldend element is trouwens zeer treffend in geheel de voorstelling.

Veel critici en onderzoekers hebben na het verschijnen in 1962 van De verwondering  gewezen op verschillende invloeden en op de weelderige eruditie die Claus in dit boek ten toon spreidt. Meuleman verwijst in zijn bewerking wel naar een en ander en daardoor wordt de voorstelling net iets te lang. Het proces naar de verwording van de Rijckel verliest vaart. In vorige bewerkingen en stukken, onder andere in de monoloog Martens (2006) en in Gregoria (in 2011, naar een roman van Maurice Gilliams) toonde Meuleman zich een toneelauteur die er in slaagt de zintuigen van het publiek over de hele lijn op scherp te zetten. Een beetje meer snit in het verhaalpatroon van De verwondering, zou de interessante onderneming die deze productie toch is, meer slagkracht hebben gegeven.


Info: www.toneelhuis.be


Dit artikel werd reeds 234 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel