Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Ivo Van Hove zoekt evenwicht tussen schijn en zijn, kunst en leven, in Ingmar Bergmans Na de repetitie en Persona. 14 Juli 2013


Na de repititie - © Jan Versweyveld
De belangstelling van regisseur Ivo Van Hove (1958) voor filmregisseurs die ook in het theater hebben gewerkt, is bekend. Van scenario’s van Ingmar Bergman, John Cassavetes, Luchino Visconti, heeft hij boeiende voorstellingen gemaakt. Dat is nu weer het geval met Na de repetitie en Persona, twee elkaar aanvullende producties, op teksten van Bergman, en meteen na Scènes uit een huwelijk (2005) en Kreten en gefluister (2009), een derde en vierde enscenering door Van Hove van diens werk. 

Van Hove wil het niet hebben over eventuele mogelijkheden met of verschillen tussen theater en film maar over het feit dat dialogen nog altijd een communicatiemiddel bij uitstek zijn om een eigen verhaal te creëren en om na te gaan hoe kunst, theaterkunst in het bijzonder, helpt om het leven te overleven.

Dat was wellicht ook een visie van Ingmar Bergman (1918-2007) nadat hij eerst aan de universiteit met theater in aanraking kwam om daarna in Zweden een vernieuwende rol te spelen als theaterregisseur en –directeur. Hij zag spelers en regisseurs niet als uitvoerende, maar als scheppende kunstenaars. Hij hield van acteurs die tijdens de repetitie met de dialogen improviseerden. Bergman was niet bekommerd om het uiterlijke conflict, maar wel om ‘het slagveld van de ziel’.

‘Ik ben getrouwd met het theater, film is mijn maîtresse’ is een van zijn bekende uitspraken. Met Na de repetitie, een film uit 1984 waarvan Van Hove nu een theatervoorstelling heeft gemaakt, brengt Bergman nog maar eens zijn gehechtheid aan het theater tot uiting. Hij tekent een indringend portret van de gedreven regisseur Hendrik Vogler (Gijs Scholten van Aschat) die de realiteit van een tot dan weinig geslaagd leven ontvlucht om zich over te geven aan theatrale illusie. Na een repetitie confronteert Anna, een jonge en ambitieuze actrice (Karina Smulders) hem met haar nuchtere levenswil, haar idealisme en artistieke opvatting. Ze dwingt de regisseur in allerlei bochten van het doen alsof. Het plotse opduiken van Anna’s moeder (Marieke Heebink), eveneens een actrice en vroegere maîtresse van de regisseur, ontnuchtert Vogler helemaal. De regisseur en de jonge actrice komen tenslotte tot het besef dat kunst en het reële leven waar naar verwezen wordt, een wankel evenwicht vormen tussen droom en harde realiteit en juist daarin hun bestaansreden vinden.  

Na de repetitie wordt gespeeld in een traditioneel aandoend theaterbeeld: een realistisch decor voor een herkenbare situatie met verbale en uiterlijke communicatie. Een, zoals te verwachten sterke vertolking, gelet op de uitstekend ingezette cast. Met Persona wordt de drempel verhoogd en komen we in een meer abstraherende situatie terecht. De dieper gravende verkenning van innerlijke toestanden bij twee vrouwen die elkaars tegengestelden zijn, resulteert in een even diepgaande als onthullende vertolking.

Een deel van Persona werd door Ingmar Bergman al bedacht en geschreven toen hij in 1965 door een dubbele longontsteking en een acute penicillinevergiftiging tot hospitalisatie was veroordeeld. Op zijn ziekbed schreef hij de neerslachtigheid en de kwellende vragen omtrent de betekenis van kunst in zijn leven, van zich af. In Persona gaat het over de gevierde actrice Elisabeth die op een bepaald ogenblik in een stuk, weigert nog een woord te zeggen. In die actrice zag Bergman de kunstenaar die zich afvraagt of er wel een vorm van communicatie met iemand, met een publiek, met de wereld buiten de kunst, mogelijk is. Of  je naast de rol die je op een scène (of in een film) speelt, ook kan beantwoorden aan de rol die je verwacht wordt te spelen in het reële maatschappelijk leven.

Dit uitgangspunt over: wie ben ik en hoe ziet de andere, de medemens, mij? krijgt in Persona een prangend boeiende ontwikkeling. De zich in stilzwijgen teruggetrokken Elisabeth (vertolkt door Marieke Heebink) ziet de dubbele identiteit van kunstenares en liefhebbende vrouw en/of moeder, niet zitten. Zij wordt opgevangen door de psychiatrie, de koele wetenschap zeg maar, een onbewogen en onpersoonlijk zakelijk instituut, zoals Frieda Pittoors het als dokter zo treffend op de scène zet, in een decor (Jan Versweyveld) dat nog even verwijst naar Na de repetitie. De klinische ziekenkamer  die er uit ontstaat en waar Elisabeth als het ware opnieuw geboren wordt, zal op het einde worden opengegooid naar een ruimte met water en wind, geluid en mist, ergens ver weg van elke beslotenheid.

Elisabeth is nu een hulpeloos, naakt wezen, dat door de jonge verpleegster Alma (Karina Smulders) wordt aangekleed. Deze krijgt echter geen toegang tot de hardnekkig zwijgende Elisabeth. Ze roept cruciale gebeurtenissen op uit het leven van Elisabeth, maar het zwijgen blijft. Om toch maar iemand te horen en ook omdat ze zich zelf al pratend van haar eigen frustraties bewust wordt, legt Alma in een almaar persoonlijker wordend verhaal, waarin onder meer een abortus, haar twijfels bloot over haar verwachtingen omtrent een geslaagd (huwelijks)leven.

De therapie die voor Elisabeth bedoeld is, werkt bij Alma en daar komt een wederzijds begrip uit voort. De twee vrouwen gaan zich als één wezen voelen, delen zelfs dezelfde man, de echtgenoot van Elisabeth. Het maskeren, het schijngedrag uit Na de repetitie, wordt in Persona tot in de vezels van de ziel verder opgespoord. Het verschil tussen schijn en zijn in het leven en in de kunst, blijkt bijzonder miniem te zijn. In de film (1966) laat Bergman de gezichten van de beide actrices tot één, zij het een extreem doorgedreven beeld samensmelten alsof ze werkelijk één lichamelijke en geestelijke identiteit worden. Op het toneel kan dat niet. Van Hove laat het stuk eindigen met een zuiveringsritueel. Er breekt een watermassa los waarin de personages zich in een achtervolging trachten te bevrijden van een belastend verleden. Het plotse verschijnen van de echtgenoot van Elisabeth, en het voor de kunst ontnuchterend medische rapport van de dokter, verwijzen naar een onverbiddelijke realiteit, in een realisatie waar je als toeschouwer niet zomaar van los komt.

Geselecteerd voor het Theaterfestival Nederland 2013 (5-15 september) in Amsterdam. In 2014 komt nog een reeks voorstellingen. 


Info: www.toneelgroepamsterdam.nl of www.theaterfestival.nl

Dit artikel werd reeds 509 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel