|
Theater Zuidpool speelt Beckett, intiem en indringend
| 17 Juni 2013 |
 © Koen Broos |
Hoe meer hij schreef, hoe korter zijn teksten werden. Op die manier gaf Samuel Beckett (1906-1989) uiting aan zijn gevoelens over de wereld en het leven dat hij onderging als lopen in een kringetje, waardoor je altijd op dezelfde plaats terugkomt. Je kan verschillend lopen, maar het kringetje blijft. Theater Zuidpool (Antwerpen) belicht op een serene manier de machteloze maar menselijke Beckett in Beckett. Vier korte schetsen, die als evenveel varianten op een levenseinde gezien kunnen worden. Beckett ging er van uit dat enkel een grondig uitzuiveren van een tekst een maximum aan spanning biedt. Dat uitzuiveren moet je ook als een levensvisie begrijpen. Het ingeboren onvermogen van de mens om te communiceren vormt de rode draad doorheen Becketts gedichten, verhalen, romans, theaterwerk en luisterspelen, waarin personages minimaal evolueren en anonieme verschijningen worden die op de overgang naar het niets, luidop beginnen denken. In Stille sidders (Stirrings still), zowat de laatste tekst die Beckett schreef en zelf nog in het Frans (Soubresauts) vertaalde, zit een man in bloot bovenlijf aan een tafel met het hoofd op de handen. Hij overdenkt gewoon hoe hij er al altijd zat en bleef zitten in licht en donker en waarom alles zo bleef ‘tot er niets nog kwam/van diep van binnen/dan alleen steeds zachter/oh als einde./Geeft niet hoe/geeft niet waar./Aan tijd/aan pijn/aan het ik/zogezegd./Oh aan alles een einde.’ (vertaling van Marie-Dominique Wiche). Theater is bij Beckett mediteren over wat nauwelijks nog rest na geleefd te hebben; na een bestaan dat een adempauze is tussen twee schreeuwen door. ‘On crie, on sort/et c’est la mort’, schreef Beckett in 1969, naar aanleiding van Adem (Breath; Souffle), een stuk van veertig seconden! Voor een acteur betekent Stille sidders een unieke kans om de kunst van het verschijnen zodanig te beheersen dat je lichaam er nog even is tot het helemaal verdampt in woorden en geest wordt. Het is die beheersing, dat niet meer spelen, dat afstandelijke acteren, er niet en toch zijn en enkel woord zijn, dat Jorgen Cassier zeer sterk uitstraalt. Ook in zijn tweede opdracht, Die keer (That time, 1976), is hij, in de zeer precieze belichting louter vorm en stem. De man herinnert zich een vrouw die hij ooit ontmoette. Hoe zij iets van haar leven maakte ondanks de tegenwerking van de tijd, die een mens misvormt. Tijd maakt een mens onzeker en dwingt hem of haar een schijnleven te leiden waarin men stemmen meent te horen of luistert naar de eigen stem. Af en toe eens de ogen openen, dan weer sluiten, het leven is een somber, vaak pessimistisch gegeven, maar ook een vorm, een verschansing. Van eenzelfde indringende visie en kwaliteit is ook de vertolking van Sofie Decleir, die afwisselend met Cassier optreedt en te zien is in Niet Ik (Not I; Pas moi) en Wiegelied (Rockaby; Berceuse). Niet Ik wordt beschouwd als een stuk dat de opgang van het moderne theater na 1970 sterk heeft beïnvloed. De tekst bestaat uit stotende bewoordingen. Woorden en klanken gutsen uit de mond van de actrice als water dat bij beetjes uit de bek van een fonteinbeeldje valt. Bijzonder is, dat enkel die bewegende mond te zien is als in een medaillon gevangen. Beckett eist voor dit korte stuk een meer dan nauwkeurige belichting. Het lichaam van de actrice is herleid tot de lippen. Alles er rond is donker. Het bij mondjesmaat opgerakeld verhaal over het leven van een vrouw die als een dakloze zwervend door het leven is gegaan, wordt hier vanuit een pikdonkere publiekstribune als het ware bespied. In Wiegelied is Sofie Decleir een oude vrouw, voor wie het tijd is ‘om er een eind aan te maken’, en in een schommelstoel de eigen stem beluistert. Ook hier weer die afgeknotte zinnen, de herhaling, de kringloop van een ‘kutleven’, dat van wieg tot graf wordt leeg geschommeld. Ook hier een Sofie Decleir in een uiterst beheerste zegging en presentie. In zijn regie houdt Koen van Kaam zich zoveel mogelijk aan de vormaanwijzingen die Beckett als na te volgen voorschrijft. Een lossere manier van werken zou de teksten en de sfeer schaden van de korte stukken die nu een boeiend geheel vormen. Het is die volgehouden strakke vormgeving, die uitgebalanceerde manier van het elkaar laten opvolgen en aanvullen van de gevoelige woord- en klankvariaties die deze Beckett uniek maakt. Daarenboven legt Sjoerd Brull met zijn gitaar een passende muzikale verbinding tussen de korte stukken. De Beckett-evocatie van Theater Zuidpool is meer dan een uitnodiging tot nadenken over de absurde situatie die men leven noemt. Het is een prestatie die aansluit bij vorige producties zoals onder meer Lucifer (2010) en Faust ofte Krakeling beneden de Louteringsberg (2012), en meteen aantoont waarin een klein theater groot kan zijn. Info: www.zuidpool.be
|
| Dit artikel werd reeds 605 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|