Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Wereldtheaterdag 2013: over het nut van crisis en angst. 31 Maart 2013

In 1962 werd in Parijs de eerste Wereldtheaterdag georganiseerd en sindsdien gaat er telkens op 27 maart een boodschap de wereld rond, waarin een bekende of minder bekende theaterpersoonlijkheid een actueel probleem aansnijdt en er een eigen mening over naar voor brengt.

Voor 2013 is het Dario Fo (1926), Italiaans regisseur, auteur en acteur, Nobelprijswinnaar literatuur 1997, die de eer te beurt valt. Sinds 2010 wordt ook een werelddag voor de toneelschrijver georganiseerd en een World Playwright Message gepubliceerd. Voor het Nederlands gebeurt dat in samenwerking met het Schrijverspodium en onder meer het Theaterinstituut Nederland. Vorige jaren kwamen Gerardjan Rijnders, Peter Verhelst en Peter De Graef met een boodschap, nu is het Peer Wittenbols (1965) die, onder de titel De langste adem, al wie met theater begaan is een hart onder de riem steekt.

Dario Fo is bekend voor zijn tijd-kritische stukken, zijn politiek engagement, zijn weerzin tegenover alles en iedereen die de Macht vereert. Zijn boodschap is dan uit vanuit die opstelling geschreven. Hij wijst er onder meer op dat in bepaalde perioden van de geschiedenis, theatermakers het van de heersende macht hard te verduren kregen. Ten tijde van de contrareformatie werden in Italië de commedia dell' arte–spelers het land uitgedreven en werden de theaterruimtes ontmanteld, vooral in Rome, waar de spelers beschuldigd werden de heilige stad te belagen. Kardinaal Carlo Borromeo, actief in Noord-Italië, had het vooral op 'schandelijke uitspraken' gemunt, niet alleen in boeken maar vooral op het toneel. Het gesproken en gespeelde woord vond hij veel erger dan het gedrukte woord. Dus uitdrijven die spelers!
Dario Fo beperkt zich in zijn boodschap tot een paar voorbeelden van tegenwerking vanwege een overheid, maar de geschiedenis is er vol van. De angst van gezagdragers voor het theater en aanverwante kunsten, werd onder meer veroorzaakt door het enorme succes dat het theater, als volksvermaak had. Vandaag de dag, aldus Dario Fo, hebben theatergezelschappen dat succes niet meer. Ze hebben het moeilijk om een groot publiek te bereiken en dus is de overheid toeschietelijker geworden. Daarmee zegt Fo langs zijn neus weg, dat niemand momenteel bang hoeft te zijn voor het theater. Ook het theater beleeft een crisis. Maar precies de tekorten waardoor het theater is verzwakt, kunnen, volgens Fo, de redding brengen. Want hoe groter de crisis, hoe meer creativiteit er los komt, hoe meer verzet en meer engagement. Of zoals Fo het formuleert (vertaling van Frans Redant):

Dus ligt de enige oplossing voor de crisis in de hoop, dat tegen ons een grote uitdrijving wordt georganiseerd, en vooral tegen jonge mensen die de theaterkunst wensen aan te leren: een nieuwe diaspora van Commedianti, van theatermakers, die zich door zulke straf ongetwijfeld een onvoorstelbaar voordeel zouden doen, ten gunste van een nieuw toneel.

De boodschap van Peer Wittenbols sluit enigszins aan bij deze van Dario Fo. Wittenbols wacht echter niet op een uitdrijving van de toneelspelers. Hij verwacht dat de scheppende krachten, die theatermakers toch zijn, de angsten en crisissen uit zichzelf wel overwinnen, zoals ook vroeger alle bedreigingen van al dan niet concurrerende mediaverschijnselen door het theater werden overwonnen.
Peer Wittenbols studeerde aan de Toneelacademie in Maastricht, was acteur en regiseur en huisschrijver van Oostpool tot 2008. Hij schreef een veertigtal toneelstukken, twee dichtbundels en een roman. Hij schrijft columns, liedjes, hoorspelen en tv-scripts. In Vlaanderen was van hem onder meer Noordeloos en Zullen we het liefde noemen te zien. Centraal in zijn werk staat het zwoegen van zeer menselijke personages, vaak gesitueerd in een dorp of in familieverband: de familie als gevangenis en ook als toevluchtsoord. Zijn werk, vaak in nauw contact met de speelvloer gemaakt, is een zoeken naar een nieuw realisme: een spanningsveld tussen het doodgewone en het absurde, het klassieke en het hedendaagse, het banale en de poëzie.

In zijn World Playwright Message 2013 somt hij eerst een aantal elektro-technologische veranderingen op die, naar men dacht, het kunstgebeuren en vooral het theater zouden kunnen schaden: de opkomst van de grammofoonplaat, de film, de televisie, de videoclip. En dan komt Wittenbols in De langste adem tot dit besluit:

Het is het goed recht van de theatermaker
om te bibberen en te piepen.
En het is zijn goede recht en zijn heilige plicht
om zijn angsten op de planken te lijf te gaan.

Maar als hij zijn demonen eenmaal
bevochten, verslagen of getemd heeft,
en als dan maar weer eens is bewezen
dat het toneel nog lang niet dood is.
(Nog lange niet. Nog lange niet.)
Dan volgt het mooiste moment.

Het moment waarop de hoer de liefde leert bedrijven
met een zelf geknutselde condoom van varkensdarm.
Het moment waarop de diligencehouder
zijn paard bergopwaarts ment,
daar waar de locomotief nooit zal kunnen komen.
Het moment waarop de schilder in één beweging
jouw voorkant, jouw achterkant en jouw binnenkant
wil maken.

Dan hoor je dat de ekster
niet naar je krast en vloekt
maar dat hij hartelijk om zichzelf lacht.

En dat de merel niet zingt omdat hij bang is
om anders vergeten te worden
maar om het zingen zelf.


Info : www.world-theatre-day.org en www.schrijverspodium.be

Dit artikel werd reeds 507 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel