Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

De kwintessens van een ongepolijste Woyzeck
Gökhan Shapolski Girginol, Wowzeg
19 Juli 2012


© Steven de Vries
Een Woyzeck tot zijn kleinste essentie herleid. Je zou zoiets van Jan Decorte verwachten, dé meester om klassiekers naar zijn hand te zetten en naar zijn kern te voeren. Maar een jonge Turk doet dat nu ook. En wel op een heel eigengereide en rauwe manier die overtuigt.

Woyzeck (1837) van Georg Büchner kan gezien worden als de eerste tragedie die zich niet in koninklijke en adellijke stand afspeelt, zelfs niet in een bourgeoismilieu, maar eerder aan de zelfkant van de maatschappij. Woyzeck bij Büchner is een soldaat met vrouw en kind die te weinig verdient, en medische experimenten op zich laat uitvoeren. Zijn vrouw heeft een relatie met zijn kapitein. Hij doodt haar en pleegt daarna zelfmoord. Hoofdthema in het stuk (dat onvoltooid en in losse fragmenten is achtergebleven) is de vraag of Woyzeck toerekeningsvatbaar was tijdens de moord, en of de maatschappij (mede)schuld heeft of niet.

We gaan een leegstaand huis binnen, lopen een trapje af, en in de kelder zitten we compleet in de sfeer: een paar brandende kaarsen rond een uitgedoofd vuurtje, op de wanden naïeve tekeningen van een rijtje eenzame soldaten, van gezichten met grote ogen, met slogans in het Turks en het Nederlands: mannen die geen brood verdienen zijn geen mannen. Een beeld van grauwe verlatenheid. We belanden in een klein tuintje, gaan zitten op betonnen bouwstenen en kijken naar de achterkant van het huisje. Een ijzeren trap leidt naar een volière, met daarin twee parkieten(denk ik), en een kip. De oorspronkelijke uitvoering van Wowzeg speelde zich af in een grot. De ruimte zorgde al an sich voor een beklemming. De openlucht biedt die sfeer minder. De volière des te meer, omdat ze in contrast staat met de lucht waarin zwaluwen tijdens de voorstelling langs de muren en tegen de wolken scheren. Vrije vogels.

De beklemming zal ook van het personage zelf moeten uitgaan. De figuur van Woyzeck (Alici 'Serdi' Faki) is een imposant figuur, zo in zijn soldatenachtige plunje. Hij glimlacht naar het publiek, schudt met zijn kartonnen bekertje, krijgt geen geld, kijkt triest en nors. Hij gaat de metalen brandtrap op, stapt in de volière, praat in zichzelf, tegen de vogels, in het Turks, tegen een pop. Een knoestige stok met bovenaan een kop en van onderen twee laarsjes. Je verstaat het niet, maar je voelt wel aan dat hij zijn beklag doet tegen de pop, het kind, zijn kind. Twee vogeltjes fladderen, een kip verschijnt. Uit de luidspreker in de volière klinkt af en toe luide muziek. Dan galmt de oproep voor het ochtendgebed. Met flarden in het Nederlands: uw vrouw, op de kermis, gekust. In een raam zit een blanke man met bril (Danny Schoemans), als stille getuige?, als de kapitein?, als maatschappij die niets doet?

Gökhan komt op. Hij lijkt de verteller te zijn, het personage dat een kader schetst, in het Nederlands, in flarden, over de tijd en de mens, over de man die brood moet verdienen. Over het niet kunnen. Over de constatering dat dat hetzelfde is als niet zijn. Hij laat een valkparkiet bij het personage van Woyzeck achter. Die zich op zijn beurt terugtrekt in de volière en wat later met de pop/het kind komt bedelen. Als kermisartiest treedt hij op, de man met de grote buik en grote borsten die hij heel dik kan opblazen. Gökhan verschijnt als vrouw, die haar beklag doet. In weinig taal, maar des te meer in gesticulatie. Schrijnend. Hij slaat haar, zij verdwijnt, hij gaat er achteraan, komt met bebloede handen terug. Even later bengelt aan een touw een pop aan de rand van het dak. Uit de luidspreker klinkt een kinderstem: Papa is Wowzeg. Dat is leuk. Papa is Wowzeg. Dat is niet leuk

Woyzeck wordt in deze versie neergezet als een echte outsider. Medische psychologische experimenten zijn niet nodig om zijn labiele toestand scherper te stellen. Deze figuur is gewoon de labiele wankelheid zelve. Deze Wowzeg is outsiderkunst. Met veel objecten, bijna een horror vacui: de volière moet gevuld zijn, niet alleen met vogels, maar met allerlei rommel. Er is de kelder, er zijn de wandtekeningen, de kaarsjes, als een plek van een plots verlaten en ontzet krakershuis. Wowzeg is een uitgepuurde Woyzeck, niet in een esthetische verfijning à la Jan Decorte, maar ruw en rauw, direct en bevreemdend.

Ik denk dat we van deze theatermaker nog veel gaan horen. Het Genkse C- Mine neemt hem onder zijn hoede. Eerst om een sociaal-artistiek project te realiseren rond 50 jaar Turkse immigratie. Dat zal zeker zoals ze dat in Genk noemen 'speciaal' worden. Uitkijken dus.


Info: www.c-minecultuurcentrum.be

Dit artikel werd reeds 352 keer gelezen.auteur(s):Tuur Devens