Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Cassiers breekt binnen bij Proust 22 April 2003

Een haast onmogelijke opgave: A la recherche du temps perdu van Marcel Proust op het toneel brengen. Guy Cassiers is er aan begonnen met het Ro Theater in Rotterdam en het eerste deel: Proust 1: De kant van Swann is al in première gegaan en de voorstellingen zijn al (voorlopig?) verleden tijd. Het was een belevenis, om eens een cliché te gebruiken in verband met een productie waar nu eens geen enkel cliché in voorkomt.

Wie een beetje met literatuur is begaan kent allicht de naam Marcel Proust (1871-1922), maar slecht weinigen hebben A la recherche du temps perdu, dat algemeen als een meesterwerk wordt beschouwd, gelezen. Deze roman telt 3500 pagina’s, werd tussen 1913 en 1927 in zeven delen gepubliceerd en sindsdien reeds enkele keren geheel of gedeeltelijk vertaald.

Proust I: De kant van Swann
(c) De Filmfabriek
Het is er Guy Cassiers en zijn tekstmedewerkers (Eric De Kuyper, bewerking en Céline Linssen, vertaling, Erwin Jans, dramaturgie) niet om te doen de gehele roman in een aantal theaterversies te vatten. Cassiers gaat in zijn keuze telkens uit van een bepaald personage en komt tot een vierluik. Hij zorgt ervoor dat elk deel een afgerond verhaal biedt en men de verschillende delen los van elkaar kan gaan bekijken. Het eerste deel kreeg als titel: Proust 1: De kant van Swann en gaat dan ook in hoofdzaak over het liefdesleven van Charles Swann dat in contrast staat met het liefdesontwaken van de jonge Marcel, die inderdaad de zelfde voornaam heeft als Proust zelf. Het is het verhaal van de inwijding van de jonge Marcel in een wereld van jaloezie, van burgerlijke grootspraak en van kunstsalons. Evenals Swann zal Marcel bekoord worden door kunst. Zij alleen biedt troost en verwijst naar schoonheid, in concreto en ook in de periode waarin Proust schreef, vaak naar de gastvrouw.

De roman van Proust is gesitueerd tussen 1870 en 1920, de complexe en turbulente overgang van de 19de naar de 20ste eeuw, die zowel op het persoonlijke als op het maatschappelijke vlak enorme veranderingen teweeg bracht. Zowat alle gevestigde waarden werden in een tijdspanne van vijftig jaar op de helling gezet. De ontwikkeling van de industrie en het machinale werk in de fabrieken verlegde het zwaartepunt van de samenleving van het platteland naar de stad wat een anders beleven van tijd en ruimte meebracht. Daarenboven groeide het plattelandsproletariaat aan met het stadsproletariaat. De Russische revolutie van 1917 bracht de burgerlijke zekerheid aan het wankelen. Humanitaire utopieën werden door de Eerste Wereldoorlog met een al te harde werkelijkheid geconfronteerd. Daarmee ging een wetenschappelijke evolutie gepaard die o.m. behalve de economie ook de psychologie in nieuwe banen leidde. De theorieën van Karl Marx en Friedrich Engels en de “onthullingen” van Sigmund Freud (1856-1939) bleven niet zonder invloed op het collectief en individueel gedrag. Dat alles werd reeds door Marcel Proust aangekondigd of bevestigd in zijn romantechniek, in zijn exploratie van het ik (het gaat tenslotte om ik-verhalen) tot in de fijnste details, in de intro- en retrospectie die hij doorvoert in het ontleden van de kinderjaren en de groeipijnen naar de volwassenheid van zijn personages, in de weergave van het gevoel niet alleen zijn jeugd, maar een groot deel van zijn leven te hebben verspeeld.

Dat alles zit in de voorstelling van Proust 1: De kant van Swann, een merkwaardige en haast monumentale introductie tot Prousts werk. Het zit er allemaal in, zonder dat de makers nadrukkelijk naar een historische context verwijzen. Dat is trouwens de sterke kant van de voorstelling: dat ze van alle tijden is naar inhoudelijke keuzes en toch zeer hedendaags inzake vormgeving, waarvoor een up-to-date technisch instrumentarium wordt ingezet, naast de onmisbare aanwezigheid van het Quatuor Danel, vier muzikanten die een instrumentaal klankfestijn ten beste geven, dat meer is dan louter sfeerschepping en toch goed geïntegreerd is.

De kant van Swann gaat niet alleen over de jonge Marcel, maar ook over drie vrouwen: zijn moeder (Jacqueline Blom), zijn jeugdliefde Gilberte (Fania Sorel), en Odette (Marlies Heuer), de moeder van Gilberte en echtgenote van Charles Swann. Marcel is jong (Eelco Smits) en oud (Paul R. Kooij). De oude Marcel is de verteller. Hij steekt zijn hoofd door het voordoek en breekt binnen in zijn verleden en tegelijk in de geest en het boek van Proust. Marcels gelaat wordt op het doek geprojecteerd en hij roept impressies van vroeger terug, voorvallen en gezichten. Hij vertelt rustig en met een indringende stem hoe hij als kind de nachtzoen van zijn mooie moeder moest missen telkens die mijnheer Swann op avondvisite kwam. Daarmee is ook de toon gezet en speelt de voorstelling zich verder af als in een droom waarin beelden en herinneringen, nu eens uitvergroot dan weer zeer reëel, verschijnen en wegdeemsteren. De wereld die opgeroepen wordt is er een van ontgoocheling, maar ook van geveinsdheid, van glamour en snobisme. Swann heeft het daar moeilijk mee. Hij lijdt onder de twijfelachtige reputatie die Odette, zijn vrouw, wordt aangemeten. Eigenlijk houdt hij niet van haar. Hij houdt van het portret dat hij op een schilderij ziet en waar hij haar mee identificeert. Het is deze problematiek van zijn en schijn, van kunst en werkelijkheid, die voortdurend de teneur van de voorstelling bepaalt.

De creativiteit die daarmee gepaard gaat, maakt van Proust 1: De kant van Swann een opmerkelijke voorstelling. Die creativiteit zit niet alleen in het gebruik van geavanceerde technieken, van lichtbundels en projectie van overvloeiende teksten en verdoken opgestelde personages, maar vooral in de interpretatie van die personages, hun aankleding (kostuums van Valentine Kempynck) en hun verbale zowel als hun fysieke aanwezigheid, die kunstig en stilistisch is en tegelijk herkenbaar in vele details.

Terwijl het eerste deel een verkennende ronde is, waarin de verschillende personages zich laten kennen en catalogeren, is het tweede deel sterk geconcentreerd rond Charles Swann, die lijdt onder vele twijfels en daardoor steeds weer nieuwe twijfels oproept. Een geschikte rol voor Herman Gilis, die in zijn meeslepende vertolking de getormenteerde Swann, de onbeholpen levenskunstenaar, de kunstliefhebber en utopische minnaar, minuut na minuut laat groeien en uiteindelijk uitgeput laat neervallen. Swann sterft terwijl projecties van schilderijen van Vermeer over hem heen spoelen, als water dat zuivert en uitvlakt. Een fascinerend slotbeeld.


Info:

www.rotheater.nl


Dit artikel werd reeds 141 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel