Odiel : de beeltenisse van ne fraaie coureure. Door theatermakershuis De Queeste ism cc De Spil Roeselare en Erfgoedcel TERF
| 7 Juni 2012 |
 © ogen-blik |
Wie is Odiel Defraeye? Vandaag zijn er weinigen bij wie deze naam nog een (fiets)belletje laat rinkelen. Nochtans was hij de allereerste Belg die in 1912 de Tour de France won. Dit jaar is dat dus honderd jaar geleden. Tijdens zijn leven raakte hij al in de vergetelheid. Anno 2012 is hij compleet in de nevelen van de tijd verdwenen. Maar daar komt nu dus verandering in. De Queeste, bekend doordat ze dikwijls degelijke voorstellingen genereren uit grondige research en diepgaande interviews, werd uitgenodigd door cc De Spil en TERF om Odiel te doen herleven. Acteur Tom Ternest heeft net als Odiel roots in de Roeselaarse deelgemeente Rumbeke. Regisseur Domien Van Der Meiren is gebeten door de koers en zelf ook een fervent wielertoerist. Beiden doken in de archieven: stapels boeken (o.a. ook het boek Odiel Defraeye, fenomeen van Herman Laitem), artikels, knipsels, foto’s en thesissen. Via camera-interviews, die ze afnamen van waardevolle getuigen, belangwekkende personen uit de wielerwereld en enkele sporthistorici, kregen ze een beter zicht op de carrière en het leven van Odiel Defraeye. Het is een mooi portret geworden. “Op basis van de verhalen en getuigenissen kan je Odiel Defraeye schetsen als een gevallen Icarus. De held blijkt een mens te zijn met kwaliteiten en gebreken.”, dixit Domien Van Der Meiren. Het is geen rechtlijnig chronologische biografische documentaire geworden, maar een toch wel speels beeld dat het personage (de oude Odiel in een rusthuis) samensprokkelt vanuit zijn dementie-light-brein. We zien niet de topsporter, de afgetrainde atleet, maar een oude man die in niets verwijst naar wat hij geweest is, behalve dat hij nog wel wielen onder zich heeft, maar die zijn onder zijn makkelijke fauteuil gemonteerd. Vanuit flarden en associaties krijgen we het hele plaatje. De specifieke tijdsgeest doorweeft het verhaal. In de periode van vóór de Eerste Wereldoorlog onttrekt sport zich aan de elite en wordt democratisch. Het waren harde mannen, die eerste ronderenners. En de Vlamingen misschien nog straffer, want vaak waren het jongens van zeer bescheiden afkomst, die al zeer jong ondervonden wat hard labeur was. Zo ook Odiel. Maar zijn baas, een producent van borstels, geloofde in de jongen en liet hem de post per fiets naar Brussel brengen. Zo was zijn werk tevens zijn training. In 1910 wordt hij Kampioen van Vlaanderen en bemachtigt hij een contract bij Alcyon, dé ploeg en producent van dé fiets van dat ogenblik. En dat leidt hem naar de overwinning van de Tour de France in 1912. De wielrennerij was tevens heel anders dan vandaag: loeizware fietsen, legendarische afstanden op moordende wegdekken, terugschakelen naar een kleinere versnelling was er toen ook nog amper bij. Ge-fine-tunede sportvoeding van die tijd bestond uit het eten van veel biefstukken en het drinken van water, maar ook van veel bier. Was er iets aan de fiets, dan moesten de renners dat zèlf herstellen, zoniet werden ze gediskwalificeerd. Professionele fysieke en medische verzorging stelde ook niets voor. Alleen het prijzengeld was toen, net zoals vandaag, aantrekkelijk interessant. De koers bood destijds ook de mogelijkheid om aan het juk van de katholieke kerk te ontsnappen. Een bijzonder ingrijpend tijdsaspect is uiteraard de Eerste Wereldoorlog. Vele medewielrenners zijn gesneuveld. Odiel overleeft het oorlogsgeweld, maar heeft nooit meer zijn oude niveau kunnen bereiken. Pas in 1926, hij is dan 38, hangt hij zijn koersfiets definitief aan de haak. Hij zoekt daarna zijn heil in Frankrijk en verhuist naar de Bourgogne. Maar gekweld door heimwee keert hij weer. Hij probeert zijn leven terug op te pikken in Lombardsijde “aan ’t zeetje”. Maar de grote held van 1912, le grand fusil, is ondertussen al in de vergetelheid gesukkeld. Hij vindt nergens zijn draai en die neerwaartse spiraal stuwt hem naar een opvangtehuis voor ouderen in Bierges. Het personage uit de voorstelling Odiel noemt zichzelf meesmalend “le grand fusil de la maison de retraite”. Eeuwige roem is ook maar tijdelijk. We kunnen er beter mee lachen. Het relaas van Odiel zit boordevol humor en relativering. Hier en daar toch ook wrangheid en frustraties, die vrijwel meteen weer worden overgoten met een ironisch sausje. Regelmatig vliegt er - figuurlijk dan – een veugelken doorheen de vertelling. Een ijsvogeltje. Een Alcyon, de naam van Odiels fietsenmerk. Zeer mooi vond ik dat. Het verwijst naar het vlugge, het ongrijpbare, het speelse, het vluchtige, de zee. Een vederlicht lyrisch metafoortje. Zo ook Alieske, gespeeld door Lore Molly. Odiel vergelijkt haar met het veugelken. Zij fungeert als een soort verpleegster. “Een proper ding”, een frisse beweeglijke verschijning met een prachtige, klare, parelende stem. In alles contrasteert zij met de oude krakkemikkige Odiel. Tom Ternest trekt dat onhandige en onbeheerste door in handeling en stemgebruik en houdt dat consequent vol gedurende de hele voorstelling. Het decor is sober en tegelijk veelzijdig. Een gaas opgespannen in een halve ovalen constructie laat toe om met doorzichtigheid en ondoorzichtigheid te spelen en zo vele ruimtes en sferen te creëren. Bijwijlen verschijnen er verrassende projecties, personen die in het hoofd van Odiel rondspoken (ook allen gespeeld door Tom zelf) en waar hij al dan niet mee in interactie gaat. Een knappe prestatie over de hele lijn! Naar het einde toe overpeinst Odiel zijn levensloop en denkt hoe het ánders had kunnen zijn in een lange amusante litanie van “moest ik…dan…”. Het blijft duren, maar het blijft verrassen. De manier waarop Tom dat allemaal lanceert, getuigt van een sublieme zelf- en levensspot. Spijt verwordt tot het onnozelste wat een mens kan overkomen. Odiel is een mooi samengesteld theatraal portret. Volledig gespeeld in het West-Vlaamse dialect. Dat is enerzijds de kers op de taart, maar anderzijds wordt het een stuk minder bereikbaar voor een publiek dat die streektaal niet machtig is. Het is nochtans duidelijk bedoeld voor een brede laag van de bevolking. Je hoeft geen theaterkenner te zijn om te genieten van de voorstelling. Je hoeft zelfs geen wielerfanaat te zijn. Het is een warmhartige knipoog naar de absurditeit van het leven. Info: www.dequeeste.be
|
Dit artikel werd reeds 193 keer gelezen. | auteur(s):An Melis |
|