Alice in de wonderwereld van Theater Stap Theater Stap/Kaaiman, Alice klein klein beesteke
| 29 Mei 2012 |
 © Theater Stap |
Telkens word ik verrast door de krachtige uitstraling die uitgaat van de acteurs en actrices van Theater Stap. De spelers met het syndroom van Down trekken direct de aandacht, en je blijft op hun spel, hun bewegingen gefocust. Pure magie, vermoed ik. Dat ervoer ik weer in de sterke beginscène van Alice. De scène ligt vol papierslierten met het effect van hooi, het publiek zit aan drie kanten op een allegaartje van losse stoelen, in drie hoeken staan planken, in de andere hoek zitten vier meisjes in het donker, klaar om te zingen, en voor hen een groot bed. Drie meisjes liggen erin, alle drie hetzelfde gekleed, een voor een ontwaken ze, heel traag, een na een begeven ze zich naar een kastje met glazen, vullen de glazen met melk, dansen ermee rond, zetten het neer op een nachtkastje. De laatste van de drie heeft nog het meest moeite met opstaan. Dan zitten ze op bed, twee eten een groot stuk chocolade, de derde roert cacaopoeder in de glazen, drinkt ze alle drie leeg, de twee anderen laten de chocolade vallen. Ze staren voor zich uit. Hier gebeurt eigenlijk iets heel banaals, maar door de kracht van het rituele trage spel van de drie actrices van Stap, en onder de klanken van de stuwende soundscape, de ijle zangstemmen en de halfduistere belichting, blijft deze scène fascineren. “Ik verveel me”, zegt de een na de ander, “ik verveel me dood”. De drie-eenheid Alice wil wel taart eten voor de verjaardag, maar wil tegelijkertijd niet volwassen, groter en wijs worden, wil gewoon niet ouder worden (en dit gegeven krijgt natuurlijk nog meer impact doordat je op de spelers met het syndroom van Down zo moeilijk een leeftijd kunt plakken. Het lijkt wel alsof deze mensen niet ouder worden). De duistere scène komt plots tot leven, de drie Alices belanden in een andere wereld. Met spetterend vuur verschijnen achter de houten pilaren de figuren uit het wonderland van Alice: de hoedenmaker, de koningin, de tweeling, het konijn. Zij worden vertolkt door de jonge Kaaimannen/vrouwen. Zij zijn nu de niet-normalen, de vreemden die de drie meisjes verleiden, lokken, misleiden met beesteke beesteke, kom. Zij zijn ook de drinkebroers, de klaplopers, de schunnigen, de brutalen, de jaloersen. En de drie Alices geraken niet uit deze – voor hen tegenovergestelde - wereld, waarin ze ingezogen zijn. Ze kunnen niet ontsnappen aan de kolkende emoties, de ontembare jeugdigheid van de wonderlandfiguren. De woorden zijn niet altijd verstaanbaar door de uitgeschreeuwde emoties, maar vaak doet dat er ook niet toe. De werelden zijn haarscherp getekend. De oplaaiende gevoelens spreken voor zich. Regisseur Bart Van Gysegem heeft met deze jonge mensen een aantrekkelijk heftige enscenering gemaakt van de wereld in het konijnenhol, met de soundscape, de belichting, de repetitieve sirenenzangen, de contrasten tussen de Stap-mensen en de Kaaimannen/vrouwen. Dit is de tweede voorstelling die ik zie (Poppemie heb ik gemist) van de samenwerking tussen Theater Stap en Kaaiman. Na Geen wonder dat ik ween (zie archief) is dit ook een rake productie in zijn beelden, zijn tableaux vivants, zijn fysieke taal. Het is een Turnhoutse samenwerking onder impuls van De Warande die jonge theatermakers kan stimuleren tot artistieke hoogstandjes, zoals bewezen wordt met deze Alice. Info: www.theaterstap.be of www.warande.be
|
| Dit artikel werd reeds 158 keer gelezen. | auteur(s):Tuur Devens |
|