|
Dood Paard brengt De Perzen van Aeschylus dichterbij.
| 10 Mei 2012 |
 © Sanne Peper |
Er mag dan al weinig bekend zijn over de Oud-Griekse schrijver Aeschylus, die wellicht in 525 voor onze jaartelling werd geboren, zijn toneelwerk, slechts gedeeltelijk bewaard, is nog altijd van tel. Hij blijkt aan de basis te staan van de ontwikkeling van de tragedie door bij de gebruikelijke enige acteur een tweede toe te voegen. Zo ontstond een meer dynamische dramatiek. Het gesproken woord kreeg via een dialoog meer aandacht en de rol van het koor in het gezongen deel van het stuk, werd meteen minder groot. De Perzen, uit 472 v. Chr., is daarenboven het oudst bewaarde stuk uit de Westerse theatertraditie. Uit de geschiedenislessen weten we nog dat Meden en Perzen volkeren waren die zich in het hoogland van het huidige Iran vestigden. Onder Darius I haalden de Perzen het van de Meden en werd Perzië een wereldmacht met grote landhonger. Een leger onder leiding van Xerxes, zoon van Darius, trok op tegen Griekenland maar verloor buiten verwachting de strijd. Merkwaardig is dat Aeschylus in De Perzen niet de triomf van zijn land bezingt, maar verslag uitbrengt van de verslagenheid bij de verliezers, om dan toch ook de macht van het opkomend Athene te laten uitschijnen. Het stuk is het tweede luik van een trilogie, waarvan de andere delen verloren zijn. Naar verluidt is het ook de enige overgeleverde tragedie die niet vanuit een mythe is geschreven, maar vanuit een actualiteit. Het Nederlandse toneelgezelschap Dood Paard vindt er genoeg gegevens in om vanuit een ver verleden een link te leggen naar vandaag. De bekende relativerende toonzetting van Dood Paard wordt al duidelijk in het beginritueel waarin het bloed van de gevallen soldaten aan de hand van menige fles cola in een kleine badkuip aan de goden wordt geofferd. De Amerikaanse frisdrank die de wereld veroverde, Iran en de spanningen in het Midden-Oosten en andere brandhaarden, daar zijn, voor wie zijn verbeelding laat werken, voldoende associaties mee te maken. Drie spelers banen zich een weg doorheen een wirwar van krukjes en driepikkels alsof daar een hele bevolking zou zitten grienen omwille van het vernietigende verslag dat een onheilsbode met galmende stem uitbazuint. Twee oude mannen leiden de plechtigheid in aanwezigheid van de hooghartige koningin-moeder, die haar commentaar, eveneens met luide stem, niet spaart. Zij rijdt kriskras de scène op in een wagentje op batterijen. Een pausmobieltje. Het zint de dame niet dat Xerxes, haar zoon en legeraanvoerder, letterlijk met gescheurde kleren uit de strijd komt. Daarenboven wijdt zij het falen van haar zoon als krijgsheer aan de slechte raad die hij van nog slechtere vrienden heeft gekregen. De verslagenheid neemt stilaan groteske vormen aan. Het geweld van de oorlog weergalmt in de manier waarop de spelers hun tekst naar het publiek toeschreeuwen. De onmacht van de verliezers wordt onder meer gewroken op de boodschapper die door verdrinking in het colabad wordt omgebracht. De onrust onder de bevolking wordt gesuggereerd door het omgooien van zitjes en het her en der draven van de spelers. In feite gebeurt er niets wezenlijks in dit stuk. Alles is gericht op het tonen van een toestand, het oproepen van een chaotische sfeer, ironisch bijtend in een oud verslag met brokken tekst die bij momenten naar alle kanten vliegen als kanonballen. Er is geen rouw om de vele gesneuvelden, er is zelfbeklag en spijt om de strategische mislukking en speculatie hoe de toekomst er uit zal zien. Tenslotte worden de goden verantwoordelijk gesteld. De nagedachtenis aan de dode en aanbeden Darius wordt omgezet in zijn wederopstanding. Hij verschijnt als een marionet boven de schutting met een omgekeerde driepikkel als een kroon boven zijn hoofd. Darius kan alleen maar voorspellen dat zijn volk nog grotere kwellingen te wachten staat. Want de goden wreken zich op wie hoogmoedig is. Maar volgens Darius is dit een normale gang van zaken en is het beter dat een mens ondanks alles toch iedere dag zijn plezier zoekt. Er blijft het volk echter niets meer over dan een klaagzang aan te heffen, waarbij Xerxes zich volmondig aansluit en zich met een zekere ironie verbaal ontlast van zijn begane dwaasheden waarmee hij zijn volk naar de ondergang voerde. Heft aan het begin van de voorstelling een heldentenor (Fritz Wunderlich) een aria uit Serse (Xerxes, 1738) aan, trouwens de enige komische opera van Händel, dan gaat op het einde het klagen over in een kinderlijk klankenspel, uiteindelijk overgenomen via een filmopname op de achterwand waarop een kinderstem dezelfde aria zingt op een of andere openluchtceremonie. Misschien is oorlog voor machthebbers ook maar een ceremonie en een politiek schaakspel. Kuno Bakker, Gillis Biesheuvel en Manja Topper maken er een enorme spotprent van. Zij spelen alle personages vanuit een zeer persoonlijke dynamiek en symboliek. De inhoud (een bewerking van Rob De Graaf) staat veelal haaks op de manier van spreken, spelen en aan- en inkleden. Volgens de overlevering heeft Aeschylus zelf als soldaat de slag bij Salamis meegemaakt en wilde hij met De Perzen zijn landgenoten waarschuwen niet dezelfde fouten te begaan. Al eeuwen bewijst de wereldgeschiedenis dat een dergelijke poging vergeefs is. Voor de spelers van Dood Paard blijft de waarschuwing in De Perzen actueel. Uit dit experiment met een antieke tekst blijkt ook een gemeend engagement. Het maakt het stuk jonger en brengt het dichter bij ons. Info: www.doodpaard.nl
|
| Dit artikel werd reeds 143 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|