Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

NTGent spetterend in Yasmina Reza’s salongevecht God van de slachting 1 April 2012


© Phile Deprez
Geboren te Parijs in 1959, uit joodse roots en uit een Hongaarse moeder die viool speelde en van een Russisch-Iraakse vader, zakenman en pianist in zijn vrije tijd, is Yasmina Reza geen onbekende in het theater. Ze deed universitaire studies en volgde mime aan de Drama School van Jacques Lecoq (Parijs). Ze begon een carrière als actrice in klassiek toneel en won prijzen met wat ze schreef. Behalve toneel schrijft ze ook filmscenario’s en novellen.

Met Kunst (Art) uit 1994 is ze hier als auteur in 1997 doorgebroken, onder meer in de KVS (Brussel) in een regie van Albert Lubbers (met Bert André, Hubert Damen en Jan Pauwels) en in een eigenzinnige interpretatie van Olympique Dramatique (Antwerpen), onder de titel Drie kleuren wit. Met Kunst en daaropvolgende stukken heeft ze de kunst van het komedieschrijven op een onnavolgbare wijze nieuw leven ingeblazen.

Typisch voor haar werk is, dat ze zeer subtiel met clichés opspringt. Herkenbare situaties worden eerst naïef voorgesteld, dan hilarisch, daarna worden de spelers tot grote hoogten uitgedaagd, tenslotte vertoont de situatie meerdere lagen en wordt het stuk dramatisch en cru. Na afloop heeft het publiek alvast iets om over na te denken.

Dat is nu ook weer het geval met God van de slachting (Le Dieu du Carnage, 2006, Nederlands van Laurens Spoor), inmiddels door Roman Polanski verfilmd. Volgens filmkenners valt de verfilming niet zo mee. Over de toneelvoorstelling door het NTGent zal niemand klagen. Tv-regisseur en scenarist Jan Eelen (1970), van onder meer In de gloria, Het Eiland, De Ronde (VRT-tv), debuteert er als theaterregisseur mee. Hij krijgt meteen een cast op de vloer waar je niet naast kan kijken: Els Dottermans, Frank Focketyn, An Miller en Oscar Van Rompay. Huisscenograaf Luc Goedertier zet ze in een mooi wit en afgelijnd salon met op de achtergrond tegen een blind venster een vaas met tulpen. Alles zeer sober en vooral enorm netjes opgesteld, zoals het bij een even net gezinnetje past.

We zijn ten huize van het keurig zakelijk ingesteld echtpaar Vallon, en we krijgen het even keurige koppel Reille op bezoek. Er valt iets te regelen, want het zoontje van de Reilles heeft het zoontje van de Vallons een paar tanden uitgeslagen. ‘Gewapend’ met een stok dan nog, en met het woord ‘gewapend’ in de brief voor een eventuele aanklacht, begint het scheef te lopen. Want mijnheer Alain Reille (Van Rompay) is advocaat. Al is hij voortdurend met zijn gsm bezig, (‘mijn gsm is heel mijn leven!’), af en toe is hij ook wel aanwezig in de gesprekken die rond, op en boven de witte sofa’s almaar luider opkronkelen. Het salongebeuren, aanvankelijk met koffie en clafoutis (kersenpannenkoek), verzuurt en escaleert niet enkel verbaal. Het neemt een culinaire dramatische wending wanneer Annette Reille (An Miller) de spanning niet meer aankan en de vloer onderkotst, met alle schoonmaakgevolgen vandien.

Het komt net niet tot een handgemeen, maar dat hoeft ook niet om duidelijk te maken dat het agressiegevoel en het elkaar kleineren en kapot maken bij de volwassenen zeer sterk aanwezig is, blijkbaar sterker dan bij de zoontjes, en het nu onweerstaanbaar tot uiting komt. Het laagje vernis dat de beschaving op de ouders heeft aangebracht wordt er deskundig afgeschraapt. Yasmina Reza voert de spanning op tot net niet in het absurde. Het is adembenemend koorddansen en wiebelen, maar niet vallen.

Dat geeft de schrijfster ook de gelegenheid de vier spelers elk op hun specifieke manier te laten deelnemen aan het spetterend twistgesprek. Els Dottermans als een flamboyante Véronique Vallon, eerst minzaam, meevoelend en bemiddelend soms, dan gloeiend, vurig en tenslotte helemaal vuur en vlam; Frank Focketeyn als een eerder bange Michel Vallon, een ongelukkige hamsterdoder ook, die met mondjesmaat onthult hoe zwaar hij wel onder de sloef ligt; An Miller, als Annette een teder, helaas onpasselijk wordend dametje, een mama die het duidelijk voor haar zoontje opneemt en zich met alle middelen tracht staande te houden, tegen haar echtgenoot de advocaat maar ook tegen de anderen, en uiteindelijk met een onvermoede kracht in een symbolisch gebaar de tulpen kapot slaat alsof ze een bloedbad wil veroorzaken. Tenslotte is er Van Rompay als ondoordringbare, stoïcijnse, zelfzekere advocaat Alain, die zich het minst van de hele ‘zaak’ aantrekt.

In zijn regie grijpt Jan Eelen gretig de geboden kansen aan. In een televisiespel of film kunnen close-ups veel verduidelijken, op het toneel is de volledige speler voortdurend in beeld. Eelen weet zijn spelers mooi binnen het strakke decor te houden om ze zoveel mogelijk op de sofa’s naar het publiek toe te laten spelen, zodat mimiek en lichaam tegelijk spreken. Humor en hilariteit, ritme en tempo, spanning en slapstick, Eelen weet het allemaal te doseren en waarachtig en meeslepend te doen overkomen.

De ‘God’ die in de titel wordt vermeld, is de God van de macht. Het gaat niet meer over wie gelijk heeft of hoe een puberale vorm van agressie in der minne kan geregeld worden. Reza toont volwassenen die achter een uitnodigende façade bij het minste geschil elkaar als kemphanen naar de strot vliegen. Een salongevecht als een metafoor voor wat in het groot in de wereld gebeurt?


Info: www.ntgent.be

Dit artikel werd reeds 188 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel