Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Geritualiseerde kwetsbaarheid
Theater Stap & Kaaiman, Geen wonder dat ik ween
12 Oktober 2011


(c) Kathleen Clé
Aangedaan kom je uit het zaaltje van Theater Stap na Geen wonder dat ik ween. Niet dat de schlager van Paul Severs mij geroerd heeft, wel de impact die dergelijke smartlappen blijkbaar kunnen hebben op mensen, en in het bijzonder op mentaal gehandicapten. Wat is er zo bijzonder aan die liedjes? Iedereen kent ze, iedereen zingt ze mee in een karaokebar. Dat suggereert een gevoel van saamhorigheid (lekker sàmen zingen), maar het is toch ieder voor zich. Theater Stap, al meer dan 25 jaar hét Vlaamse theatergezelschap met mindervaliden, en de jongerenamateurgroep Kaaiman maakten samen met de jonge theatermaker Jeroen Op de Beeck deze productie over vriendschap tegenover eenzaamheid, over de mindervalide tegenover de valide, het ene individu tegenover het andere, over kwetsbaarheid bij allen.

Zeven jongeren zitten in open kisten die op elkaar gestapeld zijn, scheef en hoekig. Daar zitten ze dan te zijn. Ieder in zijn eigen hokje. Ze staren voor zich uit, wezenloos. Een tableau vivant dat langzaam tot leven komt. Iemand stapt eruit, nestelt zich in een ander kist. Geen contact, wel volgt de een met argusogen wat de ander doet, om dan weer in zichzelf te keren. Even is er contact tussen twee meisjes, maar het vervliegt. Een meisje ontdekt boven op een kist een plant, doet veel moeite om die te bereiken, wijst hulp af, neemt de plant in haar vak.

Na een tijdje is er wel contact: een gehandicapt personage klampt zich vast aan een been van een valide personage. Heel langzaam komen validen en andersvaliden tot elkaar. Tot de validen beginnen te lachen met de gehandicapten. Het begint met onschuldige spelletjes, daarna komt het tot bewust plagen, tot kleineren, tot vernedering. Dat zorgt voor aangrijpende momenten. Hoe de validen met hun verbale taal machtig zijn over de anderen.

In een volgende scène vinden ze elkaar aan de microfoon. Om schlagers te zingen. Een groepsactiviteit, als in een karaokebar. Samen zingen, maar ieder voor zich. Fragmenten van bekende Vlaamse liedjes, hortend, stotend, tot Geen wonder dat ik ween, dat allen meezingen. Daarna wordt het dansen op technobeat. Ieder beweegt heftig, gaat uit de bol, ieder vermijdt contact met de anderen. Tot het uit de hand loopt, en een jongen een meisje verkracht. Dat levert solidariteit op onder de anderen, er is een gemeenschappelijke vijand. “Zoiets doe je niet!” roepen ze in koor. Om daarna weer uit elkaar te gaan, en ieder in zijn vakje te kruipen. Hoopjes mens, jong, hoopjes eenzaamheid. In beeld, zonder balast van tekst of gesticulatie.

Door het fluïdum dat van de spelers van Stap uitgaat, draagt het spel een poëzie in zich. Deze Geen wonder dat ik ween, is een teruggrijpen naar het ritualistisch theater dat Theater Stap een 20 jaar geleden kenmerkte. Postdramatisch theater, al voordat de term in voege was. Een woordloos spel, met klanken en muziek en vooral gedreven door beelden. Tableaus zoals je alleen met deze mensen beelden kunt maken. Later bracht Stap steeds meer teksttheater en werd er samengewerkt met gastregisseurs en met andere gezelschappen. Met deze nieuwe productie keert Stap weer naar haar oorsprong, met flarden tekst, een krachtige soundscape, in een sereen samenspel met valide spelers. Als een traag bezweringsritueel. Imponerend.


Info: www.theaterstap.be


Dit artikel werd reeds 191 keer gelezen.auteur(s):Tuur Devens