Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Steeds meer theatermakers gaan internationaal
Notities en beschouwingen bij een eerste analyse.
2 September 2011


(c) Koen Broos
De voorbije maanden was de internationale theaterpers bijzonder lovend over de producties waarmee Vlaamse gezelschappen in allerlei festivals optraden. Fabienne Darge kon in Le Monde (24.07.2011) haar enthousiasme niet op over Bloed & Rozen. Het Lied van Jeanne en Gilles (Sang & Roses. Le Chant de Jeanne et Gilles), de voorstelling die Het Toneelhuis in een regie van Guy Cassiers, op het Festival van Avignon presenteerde: ‘Jeanne d’Arc enflamme la Cour d’honneur’. Meer moet het niet zijn. De Franse vertaling van de tekst van Tom Lanoye is inmiddels uitgegeven bij Actes Sud-Papiers. In het jongste nummer van Theater heute (Berlijn, augustus/september) wordt de monoloog Missie (Mission) van David Van Reybrouck, in het Duits gespeeld door Bruno Vanden Broecke (KVS, Brussel, regie Raven Ruëll) zowaar de revelatie van de Wiener Festwochen genoemd.

Dit zijn maar twee recente voorbeelden van meer dan gewone aandacht in het buitenland voor Vlaamse producties. Die belangstelling voor wat hier als theater gepresteerd wordt, is echter al langer bezig. Steeds meer Vlaamse gezelschappen zijn te gast in het buitenland, maar ook worden regisseurs en spelers ten persoonlijken titel graag binnengehaald in landen met een grotere theatertraditie. Luk Perceval maakt in Hamburg een opmerkelijke versie van Draussen vor der Tür (Wolfgang Borchert); Johan Simons, na vijf jaar NTGent, maakt de dienst uit in München. De acteurs Benny Claessens en Kristof Van Boven zijn hem gevolgd en gooien er meteen hoge ogen, in zoverre dat men zich in Theater heute (juli 2011) afvraagt, wat die spelers heeft aangezet om ‘de veel geloofde grote vrijheid van de Vlaamse scène’ te ruilen voor de Münchner Kammerspiele.

Is wat hier gemaakt wordt progressiever? Willen buitenlandse theatermakers van ons leren of onze theaters afromen? Wordt theater een exportproduct? Of is het een normale evolutie dat kunst en dus ook theater almaar meer grenzen verlegt, meer mensen aanspreekt en samenbrengt?

Dat de internationale werking van het theater opvallend intenser is geworden en er meer ‘Vlaamse’ producties tot stand komen in grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden, blijkt ook uit veldanalyses die door het Vlaams Theaterinstituut (VTi, Brussel) in kaart zijn gebracht. In het nummer 96 van Courant (februari-april 2011), het driemaandelijkse magazine van het VTi, worden aan de hand van cijfermateriaal en informatie beschouwingen geformuleerd voor de toekomst. Onder de titel Joining the dots worden ‘bouwstenen voor een duurzaam kunstenbeleid’ aangedragen. Het is de neerslag van een tweedaagse conferentie over internationaal kunstenbeleid die eind oktober 2010 in BOZAR in Brussel werd georganiseerd op initiatief van de vier kunstensteunpunten: BAM (beeldende kunsten), Muziekcentrum Vlaanderen, Vlaams Architectuurinstituut en VTi (podiumkunsten), samen met het Vlaams Fonds van de Letteren en het Vlaams Audiovisueel Fonds.

In een verder verleden kregen we hier ook al groepen en individuele kunstenaars uit alle genres uit het buitenland over de vloer en trokken makers uit Vlaanderen evengoed door Europa of staken ze het Kanaal of de oceaan over. Soms was het om den brode, soms op uitnodiging. Van een door de overheid begeleide promotie was weinig sprake, al waren de problemen ook niet gering. Heden ten dage is het organiseren van grensoverschrijdende artistieke initiatieven weliswaar complexer en problematischer geworden en dringt een meer doordacht beleid zich op. Het kunstenaanbod is groter en vertoont wereldwijd meer verscheidenheid terwijl hier en elders de financiële middelen in verhouding almaar kleiner zijn.

In Joining the dots worden de diverse hedendaagse kunstdisciplines in grote lijnen bekeken en worden suggesties gedaan. Er wordt gevraagd naar een Europese aanpak van wat als ‘creatieve economie’ wordt omschreven. Daarbij wordt ook verwezen naar het enorme belang van de ontwikkeling van een artistieke creativiteit op lokaal en regionaal plan. David Van Reybrouck (°1972, schrijver van Missie en het alom geprezen Congo-boek) waarschuwt voor ‘het creëren van een internationalisering bestaande uit een jonge, hoogopgeleide, kosmopolitische elite’. Daarmee wordt bedoeld dat een kwaliteitsvol artistiek product dat vanuit Vlaanderen de wereld rond gaat, ook in Vlaamse zalen moet kunnen gezien worden. Wat Berlijn of Parijs mag zien, mag toch ook op onze binnenlandse podia gezien en gehoord worden? In Joining the dots wordt daar niet op ingegaan, maar veel makers weten dat er her en der in Vlaanderen wel een probleem is met het programmeren van bepaalde producties, soms in verband met de zaalcapaciteit en –uitrusting. Dat is dan  toch het eerste mankement dat dient opgelost? De podiumkunsten, en zeker het theater, hebben nog altijd, ondanks de successen, te maken met drempelvrees. Het kan toch niet dat theater een brug slaat naar andere landen en in eigen land een breuk met het eigen culturele leven veroorzaakt.

Een bijzonder aspect van de theaterbedrijvigheid, waardoor deze zich dan ook van de andere kunsten onderscheidt, is het gebruik van taal. Het teksttheater bewijst, naast alle andere mogelijke theatrale benaderingen, nog altijd zijn waarde. Het komt erop aan de tekst voor een anderstalig publiek toegankelijk te maken. Technische ingrepen maken het mogelijk dat dialogen worden vertaald en als boventiteling geprojecteerd. Niet de beste oplossing, omwille van een mogelijke beïnvloeding van het concentratievermogen van de toeschouwer maar toch nog praktischer en goedkoper dan een simultane vertaling via een koptelefoon. Het gebeurt ook al meer dat Vlaamse spelers in een andere taal spelen. Belangrijk voor optredens in het buitenland is, dat taal geen barrière vormt, noch voor de spelers, noch voor het publiek. Het succes dat bijvoorbeeld tgSTAN (Antwerpen) heeft in Parijs waar dit gezelschap sinds 2000 vaste gast is in het Festival d’Automne, zegt genoeg. Le Monde meldde dat tgSTAN een nieuwe manier gevonden had om theater te maken en deze kunstvorm ‘opnieuw urgentie en noodzaak gaf’. Anderstalige versies van voorstellingen door meerdere Vlaamse groepen zijn trouwens geen uitzondering meer. Maar daar gaat het in essentie niet om. Het gaat altijd over de manier van theater maken, of men nu voor eigen publiek of in den vreemde speelt.

Sinds de jaren tachtig zijn visie en speelstijl van het theater in Vlaanderen zodanig verruimd en verfijnd, dat het voor het eigen publiek meer keuzemogelijkheden biedt en tegelijk ook een ruimere internationale weerklank vindt. Die evolutie is er niet gekomen door de eigen inbreng alleen, ook niet enkel door kunstenaars van andere disciplines aan te trekken maar ook door het vormen van gezelschappen waar anderstalig en/of buitenlands talent een volwaardig aandeel in heeft. Een typisch voorbeeld daarvan is de Needcompany (Brussel), in 1985 door Jan Lauwers, van opleiding beeldend kunstenaar, opgericht. De groep bestaat uit spelers met verschillende nationaliteiten en uit verschillende disciplines. Elke productie wordt in meerdere talen gespeeld. Op die manier wordt het mogelijk de begrenzingen van een  cultuur te overstijgen en het medium theater opnieuw te definiëren. Het succes van onder meer gezelschappen zoals de Needcompany, Troubleyn/Jan Fabre, tgSTAN, Leporello, Het Toneelhuis in het buitenland, is in hoofdzaak te danken aan hun durf  in te gaan tegen de conventionele, zich steeds maar herhalende manier om theater te maken, zoals die in bepaalde landen nog gangbaar is.

Wie in het buitenland optreedt wordt al vlug als een ambassadeur van zijn of haar land beschouwd. Je krijgt een identiteit opgeplakt. Maar, waar is het buitenland en in welke mate zijn wij anders dan buitenlanders? Het is een prangende vraag. Voor een kunstenaar in Vlaanderen is Wallonië al het buitenland en soms ook Brussel. Lang geleden was het mogelijk dat een Franstalig Belgisch gezelschap ook in een Vlaamse zaal optrad. Nu nog zeer uitzonderlijk en omgekeerd ook: weinig Vlaamse groepen komen nog in Wallonië. Het uitwerken van een cultureel akkoord tussen Vlaanderen en de Franse en Duitse gemeenschappen in ons land zit al jaren in de koelkast. Een opmerkelijk initiatief, ter inspiratie misschien van de overheid, werd genomen door Jos Verbist en Raven Ruëll, regisseurs en gastdocenten aan het conservatorium van Luik en het RITS in Brussel, scholen die in het verleden reeds samenwerkten. Voor Theater Antigone in Kortrijk, waar Verbist artistiek leider is, hebben ze Baal van Bertolt Brecht geregisseerd met een cast die voor de helft uit Franstalige spelers bestaat, die echter hun rollen in het Nederlands vertolken. Theaterstudenten in Luik blijken, aldus Jos Verbist, graag Nederlands te leren en in die taal te spelen. Enkelen zijn ook reeds verbonden aan het Théâtre National in Brussel, waarmee Antigone al eerder in coproductie ging.

Er worden nog belangrijke initiatieven genomen om allerlei barrières weg te nemen. Brussel geeft de toon aan met het KunstenFestivaldesArts in een vijftiental Brusselse theaters en kunstencentra. Het biedt een programma van kunstwerken door Belgische en internationale kunstenaars die een persoonlijke visie op de wereld van vandaag in confrontatie met een publiek in vraag willen stellen. De stad als trefpunt voor een kosmopolitische samenleving vanuit artistiek oogpunt bekeken. Een ander en niet minder belangrijk initiatief is de samenwerking in Brussel tussen het Théâtre National en de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS), en tussen de KVS en het Théâtre les Tanneurs voor Rue du Croissant, over het leven in de Halvemaanstraat, een typische Brusselse straat waar mensen uit alle hoeken van de wereld wonen. Missie (KVS) wordt door Bruno Vanden Broecke in meerdere vertaalversies gebracht . Dat brengt ons meteen bij het Congoproject van de KVS. Sinds 2005 werkt dit theater aan een duurzame vorm van uitwisseling tussen Congolese en Belgische kunstenaars, die elkaar ontmoeten in workshops, voorstellingen en festivals, waardoor een band is ontstaan met de dynamische Congolese gemeenschap in Brussel. Ook de werking van het Kaaitheater bestaat voor een aanzienlijk deel in het programmeren van buiten- en binnenlandse gasten. Zo kon de jonge Iraakse regisseur Mokhallad Rasem hier, samen met twee Vlaams-Duitse actrices zijn Iraakse Geesten maken, over geweld en vervreemding tijdens de recente oorlogen in zijn land. Een voorstelling die kort daarop onder andere bekroond werd in Oostende op Theater aan Zee.

In Antwerpen zijn het deSingel en Het Toneelhuis die hun internationale werking en tegelijk hun samenwerking almaar uitbreiden. In Gent en Berlijn werkt Campo samen met het Brits-Duitse collectief Gob Squad en 14 Vlaamse kinderen aan Before your very eyes, een multimediaal spel over vervorming van de normale tijdsbeleving waarin herinneringen en toekomstbeelden elkaar overlappen.

 In Joining the dots gaat het er vooral om de cijfers te laten spreken en wordt er vooral gesuggereerd hoe verschillende instanties met dit cijfermateriaal een zakelijke ondersteuning van de kunsten kunnen realiseren. De analisten hadden niet de bedoeling kwaliteitsnormen te hanteren. Wellicht omdat verondersteld wordt dat enkel artistiek verantwoorde prestaties worden uitgedragen of binnengebracht. Wat kwaliteit precies is, en door wie ze wordt bepaald, is echter de vraag en blijft een delicate zaak. Niet het aantal voorstellingen in het buitenland en het aantal toeschouwers dat bereikt wordt, zijn het criterium; wel in hoeverre een productie bijdraagt tot de ontwikkeling van een kunst die het louter amusementsgehalte overstijgt. Het gevaar is, dat men de wetten van de economie gaat toepassen op kunst en cultuur. Wat goed verkoopt, bedruipt echter voor het grootste deel zichzelf. Wat aanvankelijk (om welke reden dan ook) minder aandacht trekt en krijgt en niet onmiddellijk als verrijkend wordt “ontdekt”,  spreekt bij nader inzien andere en misschien diepere lagen van hart en geest aan, en dan mogen de makers er van, zeker niet worden afgestraft. Materie voor een volgend nummer van Courant?


Info: www.vti.be

Dit artikel werd reeds 213 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel