Kunst en dans ludiek ervaren tentoonstelling in K20 DÜSSELDORF : MOVE – Kunst und Tanz seit den 60ern
| 17 Augustus 2011 |
 © The Forsythe Company, Foto: Hugo Glendinning |
Een tunnel die je alleen kunt doorkomen door je met handen en voeten vast te klampen aan ringen die aan touwen hangen en als een aap van de ene naar de andere ring te slingeren. Er staan veel mensen aan te schuiven. Ik bedank er dan maar voor. De mensen die wel naar de overkant gesparteld zijn, zijn enthousiast: ‘Super!’ zeggen ze. Ik heb wel aan een gewoon touw geschommeld, ik heb mijn evenwicht proberen te behouden op een boomstam, ik ben door een smalle gang tussen twee geel-groenfluoriscerende muren geschoven (Green Light Corridor van Bruce Nauman, 1970). Ik heb met veel plezier naar performances van echte dansers gekeken. Zelf dansen zit er bij mij niet zo in, maar op de tentoonstelling Dans en Kunst sinds de jaren ’60 kunnen de bezoekers die dat willen, veel zelf doen. De bezoeker wordt danser. In deze tijd van uit hokjes breken, kunstdisciplines vermengen en schottenloos subsidiëren, is het eens goed achterom te kijken en te zien hoe de kunsten en met name de podiumkunsten zijn geëvolueerd. Dans en beweging spelen daarin een cruciale rol. Kijken naar dans is – hier in het westen – pas iets van de laatste 350 jaar. Daarvoor deed het publiek gewoon mee, op straten en pleinen, en tijdens galafeesten aan het hof, tot Lodewijk XIV (wegens jicht?) niet meer op de dansvloer kon stralen als zonnekoning en het dansen overliet aan professionelen. Tegen dit ballet met zijn strenge grammatica en academische regels kwam er rond 1900 reactie. De spitzen werden aan de wilgen gehangen, het korset en de tutu werden afgeworpen, de danseressen wilden vrij bewegen, op blote voeten, liefste in de vrije natuur, in wapperende gewaden of naakt. Isora Duncan en Loïe Fuller zijn de oermoeders van de moderne dans. In de eerste helft van de 20ste eeuw komt dat ‘vrij willen bewegen’ niet alleen in de dans voor, maar ook in andere kunstdisciplines. Vooral de schilderkunst vindt inspiratie in de nieuwe dans: denk bijvoorbeeld aan Henri Matisse met De Dans of aan de vele danstekeningen van Paul Klee. Maar ook in de felle kleurvlakken en dikke strepen op de doeken zit beweging. Toen was vooral de zgn. expressionistische dans ( de Austrucktanz) erg in zwang. Dans diende als uitbeelding van vooral emoties, van politieke en sociale thema’s, van kosmische mystiek. Na de oorlog zet dat vrije bewegen zich voort in de abstracte dans, ofwel postmodernistische dans. Dagelijkse bewegingen vormen vaak het uitgangspunt. Dans is dans is dans, en meer moet dat niet zijn. Het is vaak een onderzoek naar bewegingen, naar de positie van het lichaam in tijd en ruimte, naar de mogelijkheden van dat lichaam, al dan niet in confrontatie met andere lichamen. De jaren '60 zijn een belangrijke moment van de integratie van andere kunsten in de dans, en andersom. Daarvan geeft de tentoonstelling in Düsseldorf een mooi overzicht. Getoond worden sculpturen, schilderijen en installaties van artiesten, dansers en choreografen die elk op eigen wijze de bewegingen van de expobezoeker beïnvloeden: “Niet de voorstelling van de beweging, maar de beweging zelf is het thema van de tentoonstelling” schrijft curator Doris Krystof. In de jaren '60 werkten beeldende kunstenaars van de pop-art vaak mee aan dansvoorstellingen. De bekendste is Robert Rauschenberg. Ook componist John Cage bracht zijn ‘toevalsmuziek’ in voorstellingen. Het gebeurde dat een productie gemaakt werd in drie losse delen: een choreograaf improviseerde zijn deel, een beeldend kunstenaar zorgde voor het 'decor', een componist maakte de soundscape. De drie wisten niets van elkaar, en alle drie de delen kwamen pas samen op de première zelf. Ook de (dans)beweging golfde in andere kunstdisciplines. Kijk naar action painting van Jack Pollock. De jaren '60 zijn de jaren van de performances van Trisha Brown, Lucinda Childs, Merce Cunningham, het Judson Dance Theater, en zoveel anderen. Er wordt tegen de muren van wolkenkrabbers gedanst, op dakterrassen en ander locaties. Bruce Nauman maakt met zijn video's een soort dans, Dan Graham, Lygia Clark, Robert Morris en anderen maken grote installaties, waarbij de toeschouwer niet alleen hun ogen moeten gebruiken, maar hun hele lichaam. Niet alleen het lichaam van de danser is een choreografisch object, ook dat van de toeschouwer. De Homo Ludens (van John Huizinga, van 1934!) beweegt zich weer onder de hippie-mensen die in zen, primitieve culturen, performances en andere kunstfenomenen zoeken naar een bevrediging van het verlangen naar primaire levenservaringen. En die tendens zet zich in de loop der jaren verder in een meer maatschappelijke danskunst, naar experimenten en queestes naar de manipulatie van lichaam, tijd en ruimte, waarbij kunstdisciplines, en vooral video en film in de choreografie geïntegreerd worden. Dansartiesten bewegen zich op het vlak van beeldende kunst. Zo ontwikkelt William Forsythe installaties, zoals Act Of Matter, de tunnel met de ringen aan touwen. De Test Room van beeldend kunstenaar Mike Kelly is een grote ruimte met objecten, plastische sculpturen als speelgoed, met film en performers en met dansers verkleed als apen. Het is een zoektocht naar hoe nieuwsgierigheid de performer én toeschouwer kan manipuleren. In het 'autotheater' van de Oostenrijkse kunstenaar Franz West kun je met uitvergrote dagelijkse objecten zelf je theater maken. Op de tentoonstelling kun je ook een origineel archief bekijken. Meer dan 170 opnames van Merce Cunningham, Rosas, Jan Fabre, Meg Stuart, Sasha Walz en zoveel anderen kun je interactief openen. Zo krijg je - als je de tijd neemt – een mooi totaalbeeld van hoe in 50 jaar de schotten tussen dans en ander kunstdisciplines afbrokkelden. En als je nog tijd hebt, bekijk dan in het museum ook de vaste collectie van surrealisten en expressionisten uit het begin van de 20ste eeuw, met veel werk van Paul Klee. De niets vermoedende toeschouwer wordt opgeschrikt door een man, van wie je denkt dat het een suppoost is, die ineens dansante bewegingen maakt , en 'This is good' zegt. (performance van Shegal uit 2001) Ook staat daar een installatie van Joseph Beuys (ooit docent aan de kunstacademie van Düsseldorf). Van hem is de bekende uitspraak: ieder mens is een kunstenaar. De tentoonstelling Move speelt daarop in: ieder mens is een danser. In ieder geval elke bezoeker. Info: www.kunstsammlung.de Nog tot 25 september in K20 Grabbelplatz Düsseldorf. Ook leuk , wegens de zelf-doe-activiteiten, om met kinderen te bezoeken.
|
| Dit artikel werd reeds 232 keer gelezen. | auteur(s):Tuur Devens |
|