|
Netels prikken maar doden niet - Ginds, tussen de netels
| 15 Augustus 2011 |
 © Elisabeth Soetaert |
Met Ginds, tussen de netels neemt Dimitri Verhulst voor de tweede keer een stuk van Federico Garcia Lorca (1898-1936) onder handen en maakt er ook weer iets eigens van. In 2005 was het, op vraag van Marijke Pinoy, toen nog bij Zuidpool, Yerma vraagt een toefeling (naar Yerma, 1934), nu heeft hij Bloedbruiloft (Bodas de Sangre, 1933) naar een fictieve (Belgische?) toestand omgezet. Het is, in een regie van Marijke Pinoy, die ook de moederrol op zich neemt, een coproductie met o.a. NTGent en Theater Boulevard (’s Hertogenbosch) en met een duidelijke choreografische inbreng van Bui Ngoc Quan, onder meer bekend van zijn medewerking met Alain Platel. Een schare spelers (uit NTGent, FC Bergman e.a.) zorgt voor een wervelende evocatie uit het leven van een passioneel bevlogen gemeenschap die Verhulst lokaliseert in een verloren gat dat Urtica heet. Daarmee wordt al onmiddellijk gerefereerd naar de brandnetel (Urtica dioica L.), bij iedereen bekend omwille van de brandhaartjes op de bladstelen. Vandaar ook de ietwat uitdagende titel van de bewerking: Ginds, tussen de netels, als overheveling van een uiterst pijnlijk gegeven naar een dorp waar de brandnetelcommercie de enige bron van inkomsten is voor mensen die ook nog met meer ingewikkelde problemen moeten afrekenen. Lorca zette in Bloedbruiloft een krantenbericht over waar gebeurde feiten om in een veelgelaagd verhaal en een aantal symbolen. Zo krijgen natuur, maan, mes en paard meerdere betekenissen. Ook de versie van Verhulst is zeer geënt op een zo natuurlijk mogelijk decor. De première werd gespeeld in een serre in de weelderige Plantentuin van de Gentse Universiteit en voor volgende voorstellingen dienen dan ook gelijkaardige groene locaties gezocht te worden. Of deze een meerwaarde geven aan de productie is niet onmiddellijk te zeggen. In elk geval worden andere spelmogelijkheden geboden, maar daarom niet altijd optimaal benut. Voor Lorca was Bloedbruiloft het eerste stuk van wat een trilogie over het tragische lot van de vrouw moest worden. In Bloedbruiloft is het vooral de moeder die lijdt onder de moorddadige vetes die twee elkaar vijandige families, bedreigen. Er is ook het even belangrijke thema van de vrije keuze van een meisje dat wil huwen. Eer en bloedwraak, vooroordelen en na-ijver staan redelijkheid in de weg en brengen een tragische afloop steeds dichter bij. In het tweede luik van de trilogie, Yerma, heeft Lorca het over een vrouw die door haar man in haar wens een kind te krijgen wordt tegengewerkt. Hij ziet ze als een “dode akker” en traditioneel eergevoel verbiedt haar een andere relatie. Tenslotte drijft de man haar tot moord. De bewerking van Verhulst als Yerma vraagt een toefeling in 2005 in een regie van Marijke Pinoy (coproductie LOD & Theater Zuidpool) was in elk geval overtuigend. Lorca had de intentie de trilogie af te werken met een drama over de kinderen van Loth en de ondergang van Sodoma, maar dit stuk is nooit volledig geschreven. Voor sommigen is dan Het huis van Bernarda Alba (voltooid twee maand voor hij door Francosoldaten op 13 augustus 1936 werd gefusilleerd), het sluitstuk en voor velen het gaafste stuk van Lorca. Lorca putte voortdurend uit het Spaanse historische, mythologische en psychologische zelfbeeld, dat echter ook de invloed van Arabische, Griekse en Romeinse elementen in zich heeft. Verhulst herkent in Lorca’s werk ongetwijfeld de universaliteit van een aantal conflicten die hij dan in een zeer eigen taal en met heden ten dage meer herkenbare symbolen wil overzetten. Belangrijk bij Lorca zijn de subtiele verschuivingen van prozaïsche spreektaal naar poëzie. Zijn ervaringen met de spelersgroep La Barraca waren daar niet vreemd aan. Er werd opgetreden voor zowel intellectuelen als voor minder geschoolde mensen en onder andere zigeunermuziek en volksdans namen daarbij een grote plaats in. Ginds, tussen de netels, kan je een vergelijkbaar spektakel noemen met dit verschil dat meer aandacht gaat naar het bewegingstheater en de poëzie het moet afleggen tegen de radde volkstaal en een aantal relativerende situaties. Zo neemt het bruiloftsfeest een originele start met een DJ (een zeer droog-komische Rik Verheye) die als een rode stoorzender doorheen de wirwar van scènetjes brabbelt. Een vondst maar ook een suggestie dat de tragedie die zich langzaam ontwikkelt toch wel niet zo zwaar dient opgevat. Verhulst en Pinoy laten zich het best kennen in scènes waarin het primitieve én het symbolische volledig samenvallen. Het gebruik van water is daar een duidelijk voorbeeld van. Water hangt binnen handbereik in plasticcontainertjes boven het speelvlak. Ze dienen niet enkel de bruiloftsgasten om hun dorst te lessen, of als afkoeling in een driftige jacht, maar vooral als zuivering. Ieder personage in dit stuk heeft nood aan een reinigingsritueel want iedereen heeft een reden om zich “schoon” te wassen. Er zitten nog originele scènes in deze bewerking, maar naar het einde toe verslapt de dramatische spanning. Het tragische van de situatie wordt door uiterlijke actie nog eventjes uitgesteld. Een paar keer gezamenlijk dansen en het inlassen van een paar liedjes, wel toepasselijk op een volkse bruiloft, zetten weinig zoden aan de dijk. De climax blijft vertraagd. Een paard, bij Lorca symbool van drift en passie, is hier eerder een decoratief element, ondanks de mogelijkheid die de natuurlijke omgeving biedt. Het messengevecht, de uiteindelijke confrontatie tussen de twee mannen die voor dezelfde vrouw opkomen en elkaar doden, krijgt een te kunstig gespeelde oplossing. Te weinig smeulend vuur onder het oppervlak van het zogezegde feest. Te weinig inslaande gevoelens in de aanloop naar het einde. De steekvlam die voor afschuw moet zorgen is er niet. De netels prikken wel, maar doden niet. Info: www.ntgent.be
|
| Dit artikel werd reeds 224 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|