Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Spoken 8 Mei 2011


© Jan Versweyveld
Ivo Van Hove, artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam, ontmoette Thomas Ostermeier (1968) voor het eerst in 1998 in het Holland Festival waar Ostermeier te gast was met zijn Duitse creatie van Shoppen und Ficken van Mark Ravenhill. Pas tien jaar later geraakten ze in Avignon in een echt gesprek en hadden ze het over overeenkomsten in hun beider manier van theater maken: beiden zijn ze artistiek leider én regisseur en hebben ze een vast gezelschap en een vaste vormgever. Ze brengen repertoiretheater in een hedendaagse en esthetisch verantwoorde vorm. Dat brengt mee dat ze langer en dieper op de essentie van een stuk kunnen ingaan en hun spelers bij iedere productie zien evolueren.

Wat direct opvalt in Ostermeiers realisatie van Spoken met Toneelgroep Amsterdam, is het draai- en schuifdecor van Jan Pappelbaum. Het huis van weduwe Alving laat aanvankelijk weinig inkijk toe. Het is een besloten woning die door open- of dichtschuivende wanden al dan niet iets van haar geheim prijsgeeft. Zoveel is duidelijk dat mevrouw Alving daar een geheim koestert, een angst en een wroeging om wat in het verleden is gebeurd.

Ibsen was met dit stuk en nog andere, zijn tijd vooruit: hij wilde de door allerlei instanties in stand gehouden hypocrisie ontmaskeren. Het fatsoen dat een bepaalde burgerij hooghield, was schijn. Mijnheer Alving, een man van stand én van plezier, had zijn vrouw Hélène (Marieke Heebink), die enkel op uiterlijk vertoon uit was, bedrogen en het dienstmeisje Régine (Isis Cabolet) was daar het bewijs van. Hélène had hun zoontje Oswald (Eelco Smits) naar Parijs gestuurd om hem zogezegd tegen de invloed van zijn vader te beschermen. Oswald komt als jonge filmer terug, maar zijn leven en zijn talent worden gedetermineerd door een verslaving aan pepmiddelen en medicatie. Wanneer Oswald duidelijk zijn genegenheid voor Régine laat blijken, zonder te weten dat ze zijn halfzus is, neemt de angst voor de "spoken" uit het verleden bij zijn moeder helemaal de bovenhand. Hélène is tot alles bereid om dit verleden uit te wissen. Dominee Manders (Hans Kestings), een jeugdliefde van mevrouw Alfing, stelt alles in het werk om de façade van de familie Alving te beschermen, terwijl de vermeende en destijds omgekochte vader van Regine, Engstrand (Fred Goessens), nu ook zijn eisen stelt. Hij wil dat Regine voor hem werkt in een op te richten rustoord voor zeelieden, een zet tegen het kindertehuis dat mevrouw Alving wil stichten als een liefdadig gebaar om de spoken voorgoed te bedwingen.

Kern van het stuk is, zo te zien volgens Ostermeier, de relatie tussen moeder en kind, tussen de gehavende zoon Oswald en de getormenteerde Hélène Alving, een typische 'Ibsenfrau': weifelend tussen de moraal van de enkeling en de moraal van de maatschappij of gemeenschap. In haar vertolking toont Marieke Heebink zich als een mater dolorosa, zeer beheerst overigens en daardoor ook zeer geloofwaardig, die alle schuld voor het verleden op zich neemt.  Oswald wordt almaar meer een lijdende Jezus, een loser, terwijl Regine zich kan bevrijden uit de beslotenheid waarin ze lang onbewust gevangen zat.

Deze voorstelling van een tragische ondergang en een beetje bevrijding heeft een lange inleiding. Net te lang om voortdurend te boeien. Verwonderlijk is dat Ostermeier niet sneller naar het hoogtepunt toewerkt: een bezonken ritueel waarin de moeder de zoon een injectie geeft en hun lichamen één worden. De voorstelling is dan ook vooral interessant omwille van de vormgeving. Het gevoelig maken van de ruimte en de symbolische betekenis ervan geeft een meerwaarde aan het stuk en overtuigt meer dan bepaalde dialogen die wellicht in de tijd van Ibsen wél aansloegen.


Info: www.toneelgroepamsterdam.nl

Dit artikel werd reeds 241 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel