Sulla en de mus Bekentenissen van een criticus | 16 September 2010 |
 (c) Phile Deprez | Ter herinnering aan de persoonlijkheid en het werk van Wim Van Gansbeke (1938-2008), naar
aanleiding van het verschijnen bij Epo, Berchem, van Stomp niet af, stomp terug,
een keuze uit zijn recensies.
Een bespreking van het boek zelf, komt later.
Eind oktober 2004 gebeurde iets ongewoons in Gent. Theaterrecensent en -criticus Wim Van
Gansbeke (1938-2008) kwam in het land en dit keer niet in zijn gewone functie maar als acteur.
Bijna dertig jaar lang had hij als een uiterst alerte boswachter de Vlaamse theaterbossen in
alle richtingen en seizoenen doorkruist. Hij had verslag over groei en bloei uitgebracht,
ongedierte gesignaleerd, woekerplanten gebrandmerkt, sterke bomen gemaand het jong gewas niet
te verstikken. Hij had gezag en ontzag verworven.
In 2000 had hij het hier welletjes gevonden en was hij zich in Mauzac, in de Dordogne, gaan
vestigen met zijn vriendin die hij daar huwde. Ze kochten een oud stationnetje en maakten er
een pension van. Wim aan het fornuis. Een goede smaak had hij altijd al gehad. Maar in 2004
stond hij op de planken in een monoloog, eerst in Gent en daarna in nog een paar locaties.
Een plan van jaren terug kreeg eindelijk vorm. Een criticus die zichzelf voor de leeuwen
gooide? Hij had al eens op een blauwe maandag een gastrolletje aanvaard. Maar nu stond hij
er alleen.
Wim Van Gansbeke speelde Sulla en de mus, de neerslag van een lang gesprek met Josse
De Pauw. De criticus vertelde de acteur-auteur zijn leven en hoe hij ertoe gekomen was te zijn
wie hij altijd wou zijn: een mens met de vrijheid van een vogel, gedragen door de geest van een
permanente revolutie, vervuld van een chronische verliefdheid op het leven en een oprecht genieter
van taal- en vormschoonheid.
In de vijfde Latijnse noemden zijn klasgenoten hem Sulla omdat hij leek op de Romeinse veldheer
uit de geschiedenisboekjes. Sulla voerde een schrikbewind in het antieke Rome. Van Gansbeke had
niets te maken met de man, alleen met zijn neus. Een neus waarmee gelachen wordt als kind en
waar je later een waarmerk van maakt. En de ‘sul’ in Sulla klopte al helemaal niet.
De Sulla in zijn leven was een autoritaire vader die hij later vereenzelvigde met iedereen die
zich bazig gedroeg, van koningen, kerkvaders, fabrieksbazen tot ‘versleten filmacteurs’
en waar hij ongemeen heftig tegen tekeer kon gaan: “Ik verdraag niemand boven mij. Geen enkele
autoriteit.”
Als het hem als kind te veel werd, liep hij naar zijn mus. Hij had het vogeltje als jong uit het nest geroofd. Misschien wilde hij het wel doodmaken. Zijn moeder kwam net op tijd en hielp hem beslissen: dat vogeltje moest leven. Hij hield het warm en voedde het. En op een dag liet hij het vliegen. Sindsdien heeft het beeld van een vrije vogel hem nooit meer losgelaten. Het beeld van de vrijheid die tegelijk bevrijding is: “Dat is niet niks, een vogel. Het gaat over het nest én de vrijheid. Er wordt gebouwd aan warmte en beschutting, aan tederheid. Maar elk moment dat ze daar zin in hebben, gaan ze op het randje staan en strekken ze de vleugels... en weg. Daarbeneden ligt de ellende... aan hun voeten. Daarboven... niet de minste last.”
Josse De Pauw heeft in Sulla en de mus de gedachten, herinneringen en mijmeringen van Van Gansbeke met diezelfde taalgevoeligheid verwoord waarmee de criticus zelf zo vaak zijn beschouwingen over het theater heeft vastgelegd. Een monoloog op zijn lijf geschreven. Open en oprecht, bijvoorbeeld over de spanning tussen de speler en de kijker, gezegd door iemand die altijd een bevoorrechte kijker was. Een gefrustreerde speler?
“Ik kon niet spelen. Dat is mij niet verteld. Zoiets wordt je niet verteld. Ik heb dat zelf geweten. Ik was niet goed genoeg. Een spelershart, dat wel, weten dat er iets is daar, dat er in het spelen iets verborgen ligt. Iets groots. Iets dat je meeneemt naar ergens anders. Naar jezelf misschien wel. Naar dat niet-gekende zelf. Dat wel. Dat wist ik, voelde ik. Maar ik kwam er niet. Ik heb er over gesproken en geschreven met de bezieling waarmee ik vond dat er ook moest gespeeld worden. Zonder schrik. En ik zag zoveel. En ik zag zoveel dat anders moest. Ik wist ook niet altijd hoe, maar dat het anders moest, dat wist ik. Want ik kon dan wel niet spelen, er stonden er veel op de planken die het ook niet konden en dat blijkbaar van zichzelf niet wisten!”
Op het einde van zijn monoloog gaat Van Gansbeke in op de diepere zin van spelen en vraagt hij zich af of spelen hem met het leven had kunnen verzoenen.
“Ik weet het niet. Misschien. Hier ben ik. Ik speel nu en ik wacht af. Het is er allemaal: mijn trouwkostuum van zoveel jaar geleden, stijlvolle schoenen met een hak, rood aangezette lippen, een vrouwelijkheid waar ik zo af en toe wel naar verlang. Er is een tekst, door iemand anders, maar voor mij, geschreven, waarvoor ik niet de uiteindelijke verantwoordelijkheid hoef te dragen en die ik dus vrij zeggen kan. In een decor door Ben Benaouisse (° 1971, noot van ons) ontworpen, van Marokkaanse afkomst, sociaal-politiek zitten we dus ook goed. En straks geeft u mij een applaus, al was het uit beleefdheid. Zal dit alles mij met het leven kunnen verzoenen is de vraag? We zien wel.”
Laat een criticus zich kennen in zijn geschriften en gesprekken? In een monoloog waarvoor hij de inhoud dicteerde? Welk beeld heeft een criticus van zichzelf en welke indruk wil hij achterlaten? Wil hij hoegenaamd iets achterlaten? Waar is zijn plaats binnen de kunst? Buiten de kunst? Is hij niet een onlosmakelijk deel van wat kunst heet? Niemand dwingt iemand kunstcriticus te zijn. Critici komen als vanzelf tevoorschijn, als geroepen door dezelfde stem die ook de kunstenaar roept.
Ook Wim Van Gansbeke zag in zijn loopbaan als criticus een roeping. Zelfs na zijn vertrek naar Frankrijk hield hij contact en wilde hij weten wat hier nog op de scène gebeurde. Een paar jaar geleden kwam het slechte nieuws. Door kanker ingehaald is hij op 16 februari 2008, net zeventig geworden, in Ukkel overleden en enkele dagen later in Mauzac begraven.
Sulla en de mus is er nog. Bewaard in Nog, een tweede verzameling teksten van Josse De Pauw, uitgegeven bij Houtekiet. Woorden van papier. Handeling werd herinnering, hoogstens ergens verstijfd in een foto. De rest is stilte.
Info: www.epo.be
|
| Dit artikel werd reeds 336 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|