Verantwoord ongerijmd Springville van Miet Warlop | 14 September 2010 |
 (c) Reinhout Hiel | Grappig is Springville, maar ook bizar. Na haar doorbraak op Theater Aan Zee, in 2004, met de ingetogen installatie Huilend Hert/Aangeschoten Wild, na de afmattende muziekperformance Sportband/Afgetrainde Klanken en de verzameling acties, installaties en performances Grote Hoop/Berg, wekt Miet Warlop met dit recentste werk – pas nog hernomen op het Theaterfestival – haar fascinatie voor objecten en de stille film opnieuw tot leven in een kleurrijk en intrigerend theateruniversum. Ze staat zelf op scène, naast Katja Dreyer, Sofie Durnez, Arend Pinoy, Seppe Baeyens en Laura Vanborm. Maar dat zie je niet in de voorstelling. Op Pinoy na ondergaan de performers een bijzondere metamorfose. Springville toont de opeenvolgende wederwaardigheden van een man in groen kostuum, een kortsluitende zekeringkast, een kartonnen doos met een slurf, een jogger van tweeënhalve meter en een tafel op hoge hakken. Tegen de achtergrond van een wankel huisje en een opgevouwen streep plastic, komen de personages op, interageren en vallen een voor een dood. Zonder tekst. Zonder uitleg.
Zo hoort het ook, misschien: het kunstwerk laten zien, laten zijn wat het is en er geen woorden aan vuilmaken. Want is het breedvoerig expliciteren van dit soort absurde voorstellingen niet zelf behoorlijk onzinnig? De stap naar Hineininterpretierung is snel gezet, elke vertaalpoging al gauw van de pot gerukt.
Het verhaal van de groene man en de wanhopige tweestrijd, bijvoorbeeld, bevredigt onze honger naar narratief schaamteloos. Het openingsbeeld van Springville introduceert het dubbelzinnige leven van de man. Hij zet het vuilnis buiten, maar doet dat door zich samen met de zak afval door het raam van zijn huisje te werpen. De sleur van het bestaan en de poging die te doorbreken. De man balanceert tussen de wil om de wereld naar zijn hand te zetten door hem te bevolken met verzonnen creaturen, en het ongeloof in het effect daarvan. Wanneer de dubbele jogger (twee personen in één trainingspak) schreeuwt, opent de mond van de bovenste maar klinkt het geluid van de onderste. Een zeer letterlijke invulling van het buikgevoel. Even later zaagt de man de jogger in tweeën, zoals hij net tevoren de neus van de kartonnen doos gemeen inkortte. Alsof hij boos is op zijn eigen escapisme. Nochtans zal de verbeelding de overwinning behalen. Nadat het laatste objectpersonage bezweken is, gaan ook hij en zijn huisje ten onder. Een ode aan de fantasie.
Je zou Springville ook kunnen zien als een onderzoek naar de grenzen van het antropomorfisme – het toekennen van menselijke eigenschappen aan niet-menselijke wezens – iets waar ook het collectief Tuning People deze zomer naar op zoek gaat met de voorstelling YVOD/ROBOT. De huilende of verliefde robots tonen hoe gemakkelijk wij meeleven, Warlops kartonnen doos bevestigt dat mechanisme. Simpelweg wat bewegen met de slurf geeft het figuurtje speels-verlegen allures. Wanneer het vruchteloos de aandacht probeert te vangen van de groene man die zijn musicerende krant leest, gaat onze sympathie zonder twijfel uit naar de doos. De foto’s die het rondrijdende fototoestel op afstandsbediening maakt, zijn niet die van een man en zijn collectie, maar van een familie of een vriendengroep. Mensen die objecten spelen, lijken menselijker dan de mens die een andere mens vertolkt. Het houdt een sneer in naar de toestand van existentiële vervreemding waarin we meer en meer verzeilen.
Natuurlijk kan dat maatschappijkritische thema worden uitgelicht. [1] Ludiek, maar daarom niet minder accuraat ademt Springville apocalyptiek uit. Van de giftig gele of paarse rook die uit het huisje en de doos ontsnapt tot de getrainde benen die danspasjes placeren zonder bovenlijf. Van de doos en de perverse actie ter hoogte van het kruis van de jogger tot de eenzaamheid van het huisje aan het einde van de voorstelling, wanneer het opgeblazen plastic het omgeeft en optilt als een verlaten luchtkasteel. Een foto waarmee Warlop haar creatie illustreert, suggereert dat deze richting mogelijk ‘de juiste’ is. Een man vecht er tegen een storm, tegen zijn lijf is een groot stuk karton gevlogen. Het bijschrift luidt: ‘Hulpactie aardbeving China ligt stil door zand- en sneeuwstorm.’ Springville toont een wereld geteisterd door natuurrampen en de bijhorende humane catastrofen. Maar Warlop doet het ongedwongen en grappig. Ze maakt de ramp draaglijk. Niet door te negeren of weg te lachen, maar door een manier te bieden om ermee om te gaan. Kunst als troost.
Ook deze ‘juiste’ hypothese is uiteraard niet bindend. De voorstelling is wat je wil dat ze is. Met dezelfde bouwstenen maakt iedere toeschouwer zijn eigen verhaal, of helemaal geen. Maakt dat Springville vrijblijvend? Zeker niet. Het legt een grote verantwoordelijkheid bij het publiek. Dat bepaalt zelf hoe ver het wil gaan. Kijken is een engagement. In plaats van een los, krijgt het kunstwerk net een dwingend karakter: je moet het gezien hebben om te weten wat het is.
Info: www.theaterfestival.be en www.mietwarlop.com
Voetnoot:
[1] Grondig en genuanceerd gedaan door: Rob Vanderbeeken, ‘We all go down together. Springville – Miet Warlop’, Rekto:verso 40 (maart-april 2010), 10-11. Zie Rekto Verso
|
| Dit artikel werd reeds 358 keer gelezen. | auteur(s):Heleen Mercelis |
|