‘Thanks to the war’ Irakese geesten van Mokhallad Rasem en Monty, in samenwerking met Stad Antwerpen | 3 September 2010 |
 (c) Kristien Verhoeyen | Planken vallen met een slag om. Van achter elke plank verschijnt een persoon, in pak en met een dierenmasker op. Een beer, een aap, een haan, een konijn, een giraf. Ze stellen zich op, gereed voor een fotoshoot, ze maken geluiden, bewegen, dansen, bevriezen, gesticuleren. Ze bevreemden. Ze doen hun maskers af, een speler komt naar voren en zegt: we krijgen van Irak alleen maar beelden van mensen. Over hoe het met de dieren daar gaat, vernemen we niets in kranten of op tv. De toon is gezet. We zullen een dik anderhalf uur beelden en scènes krijgen uit de oorlogen in Irak, op een humoristische wijze (maar mag je eigenlijk wel lachen?), en daardoor des te schrijnender en pakkender. Want dat doet deze productie: ze grijpt je bij de keel en je geniet. Niet alleen door de uitgekristalliseerde oorlogstaferelen, maar vooral ook door de vorm en het spel. Episch theater in al zijn intellectueel groteske en emotioneel evocerende vorm.
De Irakese theatermaker Mokhallad Rasem verblijft en werkt al een viertal jaren in België. Deze productie maakte hij met twee ook uit Irak gevluchte acteurs (Ahmed Khaled en Duraid Abbas) en met twee Vlaams-Duitse actrices (Sarah Eisa en Julia Clever). Hij won op Theater aan Zee met Irakese Geesten de KBC-creatieprijs voor Jong Theater, goed voor 7500 euro productiesteun en een residentie op TAZ 2011. “De mentoren Jong Theater kozen voor Irakese geesten om het métier en de drive waarmee een persoonlijke levenservaring deelbaar gemaakt wordt via even meerduidige als treffende beelden.”
Als in het Brechtiaans episch theater zijn er parallelle en contrasterende taferelen rond hetzelfde thema, waardoor de problematiek scherp aan de kaak gesteld kan worden, met als inzet dat de toeschouwer kritischer en bewuster daarover kan reflecteren. In het Nederlands, Duits, Frans en Engels praten de twee vrouwen met veel schwung de verschillende scènes aan elkaar. Ze willen het publiek een abstractie tonen van de teloorgang van een beschaving, van wat een oorlog met mensen kan doen, met individuen. Ze hebben daarvoor drie ‘authentieke Irakezen’ in de show gehaald. Er volgt een aantal auditie-tests. Over angst en schrik, aan het front, persoonlijke verhalen uit de tweede wereldoorlog, verteld en gezongen door de westerse vrouwen, persoonlijke verhalen uitgebeeld door de in het Arabisch kibbelende mannen. Ze stellen zich op op een vliegend tapijt, klaar om op te stijgen, waarna een Disney-tekenfilm over Aladdin met de prinses op het vliegend tapijt de overgang vormt naar de scènes waarin de twee vrouwen in avondkleding verschijnen en een wereldwijd uit te zenden televisieprogramma zullen presenteren. Zij doen dat in verschillende talen en tempo's (en met een bewonderenswaardig articulatievermogen). Zo krijgen we beelden van voor de oorlog, na de oorlog en tijdens de oorlog. Surrealistisch aandoende scènes (ook Dali draaft in een montage mee op, alsof hij de val van het standbeeld van Saddam Houssein heeft geënsceneerd). Schitterend verbeeld is een bombardement waarin de vrouwen met hoofddoeken en de mannen zich in een schuilkelder bevinden. De vrouwen moeten voor alles zorgen, want “de mannen doen niets anders dan roken.” Schotels met voedsel worden aangebracht. Er is gekibbel, gekrijs, gejeremieer, en de rijst en de sla vliegen trillend door de lucht. In een ander tafereel, de scène na de oorlog, zijn ze oude mannen en oude vrouwen. Ze weten niet meer hoe ze elkaar moeten groeten, ze hebben voortdurend angst voor elkaar, vertrouwen elkaar niet, en de oude vrouw baart een bal waartegen geschopt kan worden. De oorlogsscène wordt aangekondigd,”nu gaan we dood”, de vrouwen scanderen, de mannen lurken op de achtergrond aan waterpijpen, en wat later stellen zich ze op voor de persfotograaf.
Microfoons worden aangesleept en opgesteld, de spots worden gericht en uitgetest, want de grote Oscaruitreiking zal plaatsvinden: prijzen voor het beste slachtoffer, de beste angst, de beste shock. Geheel in de stijl met de aankondigingen, de filmpjes, en de gesprekken met de winnaars. Schokkend is het in ieder geval. De humor is overgegaan in cynisme. Geen cynisme waarmee alles platgewalst wordt, maar een cynisme dat de menselijke waarde overeind wil houden, en het aangerichte leed aan de kaak stelt. Aangrijpend is de litanie van Duraid Abbas: Thanks to the war. “Anders stonden we hier niet, anders konden we hier ons verhaal niet brengen, anders waren we niet wie we nu zijn.” Een bezweringsritueel om wat grip te krijgen op de omringende chaos.
Irakese geesten is terecht de laureaat van TAZ, en is een terechte keuze voor het Theaterfestival. Het is een productie die nu zeker door Vlaanderen en Nederland moet toeren, opdat zoveel mogelijk mensen dit bijzondere theater over Irak en oorlogen en vooral over wat die oorlogen mensen psychisch en sociaal aandoen, kunnen meebeleven. Humor is daarbij niet alleen een krachtig wapen tot verzet, maar is, zo blijkt, een geijkt middel om te overleven. Zeker in de pittige theatertaal die de makers gebruiken.
Info: www.theateraanzee.be of www.theaterfestival.be
|
| Dit artikel werd reeds 657 keer gelezen. | auteur(s):Tuur Devens |
|