Dwalen op doo wop Dwaallicht van Braakland/ZheBilding | 20 Augustus 2010 |
 (c) Kristof Vanperre | Tijdens de eerste speelreeks op Zomer van Antwerpen bezorgt het Leuvense muziektheatergezelschap Braakland/ZheBilding zijn Elsschotbewerking een veelzeggende prelude. De toeschouwers komen samen in de Kloosterstraat 15, het adres waar het personage Frans Laarmans en zijn drie Afghaanse kameraden hun droommeisje, Maria Van Dam, niet vinden. Evenmin vindt het publiek hier zijn theaterlocatie. Acteur Warre Borgmans legt uit dat er eerst een wandelingetje moet volgen: eerst naar rechts, dan links, dan weer links, dan schuin een plein over. Of was het twee keer rechts, dan schuin, dan links? Zoals de zoekende Afghanen dwalen de toeschouwers door de straten van Antwerpen. Het losbarstende onweer veroorzaakt verfrissing en een vleugje hilariteit. Precies zoals de voorstelling die erop volgt.
Warre Borgmans zet een totaal andere Laarmans neer dan die die we kenden uit het boek. Na een eerste lezing van Het dwaallicht – jaren geleden, ondertussen – bleef vooral de indruk van een zuur en verbitterd burgermannetje ons bij. Een man die droomde van nieuw en anders en exotisch, maar die nooit durfde te kiezen voor wat hij eigenlijk wou. Natuurlijk is het personage meer dan alleen maar dat. Hij is ook iemand die zijn dagelijkse routine weet op te fleuren met zijn fantasie. Alleen laat hij zijn dromen dromen blijven, en laat hij de spreekwoordelijke daad er niet op volgen. Ze zijn zoals het meisje Maria Van Dam: ‘als een beeld dat men in ’t water ziet. Als men het grijpen wil is er niets. Of zoals de lichten in het moeras. Men kan ze nalopen, doch men achterhaalt ze niet.’ De conclusie die de meeste lezers uit Het dwaallicht trekken, is en blijft dan ook een bittere. Die werd ons bevestigd door een tweede lezing naar aanleiding van de voorstelling. Ook nu weer blijven dezelfde woorden uit de slotpassage hangen: ‘Nu vooral niet gaan kniezen en niet mee naar Bombay, niet meer op zoek naar het nestje van Fathma, maar gauw naar huis met mijn krant om weer plaats te nemen in de kring van die waar ik aan gebonden ben en die mij vervelen, onuitsprekelijk.’ Hij lijkt niet alleen te stoppen met het najagen van het droombeeld, maar meteen ook met het dromen op zich.
In zijn Dwaallicht (opvallend zonder bepalend lidwoord ervoor) ziet Braakland/Zhe Bilding een uitweg voor zijn Laarmans. Hoewel de tekst bijna letterlijk uit het boek is geknipt, is hun interpretatie van het personage hoopvoller, in zekere zin zelfs vrolijk. De makers schrapen een goed deel van het cynisme en de treurnis van de tekst af. Ze laten Warre Borgmans licht en opgewekt aan zijn zoektocht beginnen. De verantwoording voor hun keuze halen ze uit het liedje dat Laarmans helemaal op het eind te binnen schiet. ‘Adieu, adieu, I can no longer stay with you, I hang my harp on a weeping willow-tree and may the world go well with thee.’ Je kunt uit die verzen opnieuw afleiden dat Laarmans zich – zoals hij ook in het begin van de novelle schijnt aan te kondigen – schikt in zijn burgerbestaan. Hij hangt de harp van zijn fantasie en dromen aan de wilgen en zal zijn saaie leven aanvaarden. Braakland ontdekte dat Elsschot de tekst uit een opgeruimd doo-wopnummer haalde, ‘vierstemmig en compleet met handclaps en fingerclicks’. De titel van het liedje luidt There is a tavern in the town. Zou het dus niet kunnen dat Laarmans alsnog naar zijn stamkroeg zal trekken en zijn dromen zal blijven voeden? Een vrolijke voorstelling met een duidelijk ironische ondertoon, maar met bijzonder weinig sarcasme is het resultaat. Het lijkt een radicale interpretatie van Elsschots novelle, maar ze klopt van begin tot eind. Dat vooral is het mooie aan de voorstelling. Ze werpt een heel ander licht op de eeuwige dromer Laarmans, de ongelukkige loser die strandt in berusting en verbittering. Dwaallicht geeft volop ruimte aan de fantasie en de onontgonnen mogelijkheden die het personage zou kunnen exploreren, als hij gewoon maar heel even durfde. Het is een voorstelling vol hoop.
Braakland zou Braakland niet zijn als het smakelijke verteltheater van Warre Borgmans niet werd gestaafd door muziek die meer is dan fraai behangpapier bij tekst en spel. Wanneer Borgmans met het publiek in zijn kielzog bij de speelruimte aankomt en een plaats zoekt in het chaotische decor propvol instrumenten, vogelkooien en stamicrofoons, krijgt hij het gezelschap van vijf muzikanten (Rudy Trouvé, Gunter Nagels, Youri Van Uffelen, Ephraïm Cielen en Tim Liebaert). Voor de gelegenheid hadden ze een opdracht gekregen van regisseurs Adriaan Van Aken en Stijn Devillé. De muziek moest doo wop ademen. En dat doet ze. Ook dat draagt natuurlijk bij tot de prettige sfeer die van de voorstelling afstraalt. Het zootje op de uitgerekte, ondiepe speelstrook verandert al snel in een geïntegreerd geheel. Warre Borgmans speelt al eens hulpje of extra stem bij een nummer. En de muzikanten zijn tegelijk personages, die de vruchteloze zoektocht van Laarmans en de drie Afghanen op de voet volgen.
Met deze verwevenheid van tekst en muziek volgt de voorstelling quasi perfect het ritme van het boek. Ze vliegt erin met een behoorlijke vaart en vertraagt haar tempo wanneer de mannen op een eerste dood punt lijken te zijn beland (zo rond het midden van de roman, wanneer Laarmans na een gênant bezoek aan een vogelkooienwinkel in de Kloosterstraat 15 ‘verpletterd van schaamte’ de handdoek in de ring wil gooien). Net als we beginnen te vrezen dat ze zich zal vastlopen in traagheid, trekt de voorstelling weer op naar kruissnelheid: het hoofdpersonage vat opnieuw moed. De ritmische parallel tussen stuk en boek is slechts schijn, omdat Braakland hier en daar wel degelijk versnellingsmechanismen heeft ingebouwd. De makers drijven het tempo niet alleen op door fragmenten uit de novelle weg te knippen. Ook de muziek en de hoopvolle ondertoon bezorgen Dwaallicht een drive die harder gaat dan die van het boek.
Braakland maakt in zijn Dwaallicht een duidelijke, maar verdedigbare keuze, die de voorstelling prima laat passen bij de sfeer van een zomers theaterfestival. Het gezelschap doet dat echter zonder oppervlakkigheid te prediken. Aan de diverse lagen die Elsschot in zijn novelle verwerkt, doet het nauwelijks afbreuk. De politieke, maatschappelijke en zelfs de religieuze reflexen blijven bewaard.
Na de voorstelling krijgen toeschouwers die zin hebben in wat extra avontuur een papiertje met een adres in de buurt erop. Ze worden erop uitgestuurd met ‘een cadeautje’ in het vooruitzicht. Wie of wat wacht hen? Het is een leuk toetje dat de toeschouwer nog wat langer in de Laarmanssfeer gevangen houdt. Wacht ons op dit adres uiteindelijk toch nog Maria Van Dam?
Info: www.braakland.be - www.zva.be
|
Dit artikel werd reeds 827 keer gelezen. | auteur(s):Ines Minten |
|