Het theater van het alledaagse leven De bus van Bad van Marie en De Groenstraat van MartHa!tentatief | 16 Juli 2010 |
 © Stef Stessel | In april ging het Antwerpse MartHa!tentatief van start met de Revue van het ontembare leven. Anderhalf jaar lang levert het gezelschap samen met tal van theatrale en andere partners toneelstukken, feestjes en berichten. Allemaal gaan ze over de stad waar de partners zich in bewegen. En over hoe die stad verandert. Revue #1: de vernissage beet de kop eraf. Ondertussen heeft het project al drie voorstellingen gelanceerd in een aangekondigde reeks die ondertussen is uitgegroeid tot negen.
De veranderende stad is inderdaad zo'n beetje wat de drie voorstellingen met elkaar gemeen hebben. De Vernissage was een sociaal-artistiek project dat vertelde over en samenwerkte met de mensen die tijdelijk dan wel permanent aangespoeld lijken op het De Coninckplein. Revue #2 gaf MartHa!tentatief in handen van Bad van Marie, een gezelschap dat bekend staat om zijn geëngageerde ervaringstheater. De bus biedt wat de titel aankondigt. Je stapt in Antwerpen op bus 30, aan de halte die voor jou het handigst is. In ons geval was dat een stop in de buurt van de Plantin en Moretuslei. Je krijgt van de vriendelijke chauffeur een briefje in handen gestopt waarop in een resem talen staat dat er vanavond theater gespeeld wordt op deze bus. En daar ga je dan. De man achteraan, in het opzichtige, ouderwetse uniform, hou je met een schuin oog in de gaten. Van hem valt iets te verwachten, denk je. De bus rijdt door Zurenborg en Berchem, en al snel stappen enkele overduidelijke typetjes op. De mama van de chauffeur komt snel zijn boterhammen brengen en deelt en passant wat koekjes uit aan de reizigers. Vlak voor de beroemde Cogels-Osylei stapt een gids op, compleet met aanwijsstokje, microfoon en draagbare versterker. Enthousiast-nerveus geeft ze aanwijzingen bij de imposante belle époque-woningen: dat huis heet zo, het volgende staat te koop, daar zie je het huis van Kristien Hemmerechts en in die zijstraat daar, woont Guy Mortier. Je denkt dat je het systeempje door hebt en je zakt wat dieper weg in je stoel, klaar voor een ritje opgefleurd door typetjes.
Spelen met verwachtingen Maar dan verandert de aanpak. Er stapt een groepje meisjesscouts op. Ze babbelen, giechelen, gieren, zingen een liedje. Zitten ze mee in het complot? Wanneer bij Berchem-station een zwerm jongens de bus belaagt met sop en spons, gedragen de meisjes zich als bakvissen met op hol geslagen hormonen. Niets nieuws onder de zon. Maar je twijfelt. Als de jongens figuranten zijn, waarom dan niet de meisjes? In de loop van het ritje vervagen de grenzen almaar meer. De man die een lattenbodem achterlaat op de bus ('Kun je het me kwalijk nemen? Het is toch goedkoop, de bus…?'), de andere die hem er haltes later weer vanaf komt halen. Tot daar. Maar de man met het hondje? De familie met de grote kinderwagen? De bizarre jongen met de frietjes? Je twijfelt. Eerst aan de mensen die er te normaal uitzien om een typetje te kunnen zijn. Vervolgens ook aan de typetjes die misschien wel gewone reizigers zijn. Wat is echt en wat is realiteit? En de mix van beide, is dat dan theater?
Bij de Schelde besluit de chauffeur dat hij toe is aan een sigaret. Hij parkeert en laat de reizigers wachten. Vragen op de gezichten. Is die meneer die zo geamuseerd en niet-begrijpend zit toe te kijken ook een ingelichte toeschouwer? Op de duur is iedereen verdacht. Je kijkt wat uit het raampje, want er valt verder toch niet veel te beleven in andermans rookpauze. En opeens veranderen de kaaien in hun geheel in een theaterdecor. Je zoekt naar details die anders zijn, verdacht, die wijzen op theater temidden van dat grootse decor. Je blik wordt scherper dan op een doordeweekse rit door de stad. De vogels vallen je op, het water dat glinstert, een verstorend detail van iets wat vuil of stuk is, het mooie plaatje bezoedelt en weer echter maakt. Je blik blijft hangen bij een pas getrouwd stel in de bushalte aan de overkant, vergezeld van een fotograaf. Acteurs, toch? Bij een geïmproviseerde wijnproeverij in de buurt van de Turnhoutsebaan mag je even uitstappen. De man met het opzichtige kostuum verdwijnt zonder zijn typetje uit te spelen. Een gezin met baby en hartverscheurend huilende peuter houdt het ook voor bekeken. Toevallige passanten, ja? Neen?
Een tijd later stap je een tikje verward aan dezelfde halte weer van de bus. Wat was dat nu precies allemaal? Je hebt iets meegemaakt, dat staat vast. Het was een prettige, lichtjes gestoorde avond, die speelde met de grenzen tussen feit en fictie. Een avond die je een dwarsdoorsnede van de stad Antwerpen heeft getoond, van Zurenborg en Berchem over het chique Zuid en terug via het De Coninckplein (waar je onwillekeurig een link legt met Revue #1: de vernissage) en Borgerhout. Maar bood hij meer theater dan een doorsnee busrit? De bus vertrekt van een mooi idee, maar laat het daar net te veel bij. Een mix van figuranten en toeval. Heel veel meer had het niet om het lijf. Moet het per se meer zijn? Misschien wel om echt goed theater te zijn. Misschien niet echt om waardevol te zijn tout court. Mogelijk was dit nog de grootste troef van het project: dat je je meer bewust wordt van het theatrale gehalte van de werkelijkheid. Dat de werkelijkheid elke vorm van fictie kan overstijgen. Maar wisten we dat niet al?
Tussen journalistiek en theater Voor de derde Revue heeft Johan Petit (MartHa!tentatief) een monoloog geschreven over de school waar hij heeft leren lezen en schrijven. Een microkosmos die model kan staan voor de hele hedendaagse samenleving, stelde hij vast toen hij er enkele jaren geleden nog eens op bezoek ging. Het Sint-Norbertusinstituut in Borgerhout veranderde in zo'n tien jaar tijd van een bijna uitsluitend 'witte' school in een volledig 'gekleurde' school. De theatermaker ging dit voorjaar drie maanden lang terug naar 'de Groenstraat', zoals het instituut in de buurt bekend staat. Hij interviewde er leerlingen en leerkrachten, snoof de sfeer op en legde ze vast op tape. Het resultaat is een voorstelling die op zijn sterkste momenten doet denken aan de uitstekende Klein Jowanneke-cyclus. Over de hele lijn blijft de monoloog echter te veel steken in (veelal vermakelijke) anekdotiek.
De productie was nog niet helemaal af tijdens de (al met vijf dagen uitgestelde) première. Johan Petit las de meeste scènes nog uit zijn schriftje af, hijzelf of de technicus van dienst (die net als Petit zelf op het podium aan een schoolbank zat) vergisten zich al eens van tekst of van geluidsfragment. Eigenlijk stoorden die kleine mankementen niet eens zo erg. Ze benadrukten ook dat de voorstelling nog marge heeft om te groeien (een marge waar het gezelschap de dagen na de première nog ruim gebruik van heeft gemaakt, laat het weten). Er was echter nog een obstakel waar de flow van de voorstelling niet over heen leek te raken. Het is moeilijk om er precies de vinger op te leggen, maar misschien schuilt het hem fundamenteel wel in het feit dat Petit de interviewfragmenten vaak letterlijk lijkt te gebruiken. Op het schoolbord achter op de scène verschijnen telkens naam en toenaam van de onderwijzer die de woorden in kwestie heeft uitgesproken. De voorstelling schuurt daardoor tegen een journalistiek procedé aan dat de geïnterviewden (en misschien ook de maker) te dicht op de huid lijkt te zitten. Aan de ene kant lijk je wat gêne te voelen bij Johan Petit, die sommige van de onderwijzers toch af en toe in hun blootje zet. Het verhindert de voorstelling ook om het universelere elan te bereiken dat de maker zich voorop had gesteld. Of dat nog recht te trekken valt, kun je betwijfelen.
Achter op het podium heeft decorontwerper Sven Roofthooft een levensgroot telraam neergepoot, waarmee Petit naargelang de scène schuift en speelt. Het is een element dat werkt. De tekst stuitert dan weer van vermakelijk over ontroerend naar te moraliserend en te flauw. Toch schemert soms een scherper randje door de monoloog heen. Hopelijk weet Petit er daar bij eventuele hernemingen nog wat meer van vast te grijpen. De acteur is op zijn best wanneer hij zichzelf als verraste observator kan uitspelen. Twee fragmenten blijven in het bijzonder bij, allebei ontwapenende gesprekken die hij met een paar leerlingen voert. Ze zijn grappig en charmant, maar vertellen tussendoor veel meer over de leefwereld waarin de school is veranderd dan alle gesprekken met de vaak nostalgische leerkrachten samen.
In november volgt de vierde revue: Bang, naar eigen zeggen 'een zoektocht naar een antwoord op de vraag waarom lastige Marokkanen lastig zijn'. Het wordt een voorstelling van Johan Petit en het voltallige MartHa!tentatief. Benieuwd hoe de verhalen uit de stad zullen blijven evolueren.
Info: www.marthatentatief.be
|
| Dit artikel werd reeds 308 keer gelezen. | auteur(s):Ines Minten |
|