Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Het Nederlands Toneel Gent (NTG) 27 Februari 2003

Op 1 juli 2001 is officieel een einde gekomen aan het Nederlands Toneel Gent (NTG), dat op 16 maart 1965 werd opgericht en waarvan Dré Poppe (1922-2002) niet alleen kortstondig de eerste directeur werd, maar vooral de man die mee aan de basis lag van de vernieuwing van het theater in Gent waardoor de oprichting van een eigen groot beroepsgezelschap mede weer mogelijk werd.

Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog werd het bestaande Gentse beroepsgezelschap dat de Kon. Vlaamse Schouwburg aan het St.-Baafsplein bespeelde, opgeheven. In 1944 werd de directeur en gevierde acteur, de Vlaams-Nationalist Staf Bruggen (1893-1964) onder druk van de troebele omstandigheden, ontslagen. Michel Van Vlaenderen werd directeur voor het seizoen 1944-1945, maar had te kampen met een gebrek aan goede spelers en geld en het publiek en de stadsoverheid haakten af. KNS-Antwerpen had wel zin om ook in Gent te komen spelen en Kamiel Huysmans kreeg het voor mekaar dat Antwerpen de opdracht kreeg. Het Gentse gezelschap werd definitief ontbonden. Ongeveer gelijktijdig stelde minister Buisseret een commissie aan, waarin van Vlaamse kant o.m. Herman Teirlinck zitting had, met de opdracht een Nationaal Toneel van België op te richten om aan toneelspreiding te doen via een Franstalige en een Nederlandstalige afdeling, elk voor eenzelfde bedrag gesubsidieerd. De Nederlandstalige afdeling kwam onder de leiding van de KNS-Antwerpen en diende ook Gent te bespelen.

Zo kwam het dat men in Gent geregeld KNS-Antwerpen op bezoek kreeg op het St.-Baafsplein, eerst met elke week een ander stuk, daarna werd het twee-wekenstelsel ingevoerd, maar het was niet altijd met gemotiveerde spelers of de beste producties (er vielen gelukkig ook uitzonderingen te noteren) en het was zelden tot voldoening van het Gentse publiek. Er kwam van vele kanten gemor en protest. Inmiddels waren jonge talenten uit de Gentse opleidingen, - in het bijzonder de Toneelschool van Rodolf de Buck die bij gebrek aan subsidies moest ophouden - aan de slag in Toneelstudio 50 van Dré Poppe, Walter Eysselinck e.a., waaruit in 1955 Arca ontstond, als een duidelijke keuze voor vernieuwing en een eerste aanzet tot een Gents beroepstheater.

Na veel vergaderingen en palavers in overheids- en andere kringen was het in 1965 dan zover. Op 9 oktober 1965 ging het NTG van start met een merkwaardige opvoering van Maria Stuart van Friedrich von Schiller (1759-1805) in een regie van Georges Vitaly (animator van kleine theaters in Parijs) met Joanna Geldof in de titelrol en Suzanne Juchtmans als Elisabeth. Maakten ook nog deel uit van deze eerste cast: Gaby Bouüaert, Roger Bolders, Jef Demedts, Daniël Decock, Eric Raes, Werner Kopers, Edgar De Pont, Jo Delvaux, Jaak Vissenaken, Jo De Meyere, Paul-Emile Van Royen, Eddy Asselbergs, Roger De Wilde, Greta Verniers, Anton Cogen, Blanka Heirman, Lieve Moorthamer, Maria Verheyden, Veerle Wyffels. Er werden van Maria Stuart drieëntwintig voorstellingen gespeeld, waarmee 13.429 toeschouwers werden bereikt.

In de 36 jaar dat het NTG actief was, werden zowat alle bekende klassieke schrijvers, meestal in nieuwe vertalingen, gespeeld, naast een groot deel van de voornaamste na-oorlogse auteurs met wereldfaam. Zowel het absurde als het volksrealistische genre kwamen aan bod, naast het amusementstheater en de musical, het loodzware drama en de lichtvoetige muze à la Feydeau. Af en toe dook sociaal-politiek geëngageerd werk op en er werd niet zonder succes geput uit het hedendaagse Britse en Amerikaanse repertoire: Pinter, Albee, Miller, Shaffer, Williams, Nichols, Simon, Storey, Arden, terwijl ook de opkomst van een nieuwe Duitstalige generatie theaterauteurs nauwlettend werd gevolgd. Veel hing daarbij af van de keuze van de regisseurs die vaak hun voorkeur mochten laten blijken, waardoor de spelers meteen ook met andere manieren van werken werden geconfronteerd. Regisseurs als Kees Van Iersel, Franz Marijnen, Dirk Tanghe, Herman Gilis, Ulrich Greiff, Stavros Doufexis, en de eigen Jean-Pierre De Decker hebben ongetwijfeld een stevige indruk nagelaten. Ook de creatieve inbreng van decorontwerpers, zoals Andrei Ivaneanu, mag daarin niet worden onderschat.

Veel werk van Vlaamse auteurs werd er niet gespeeld, omdat er weinig ingezonden stukken aan de gestelde normen voldeden, al was er ook wel buitenlands werk dat deze normen niet haalde en toch gespeeld werd. Toch konden een aantal eigen auteurs hun werk door het NTG voor het eerst gespeeld zien, zoals Walter Eysselinck, Georges Van Vrekhem, Eddy Asselbergs, Tom Lanoye, Luc Vilsen, Kamagurka, Tone Brulin.

Hugo Claus stond eerst, om verschillende redenen, zeer weigerachtig om zijn werk door het NTG (of zelfs in Vlaanderen) te laten creëren. Wat aanvankelijk in Gent van Claus te zien was, kwam er via gastvoorstellingen of reisvoorstellingen in het kader van de draaischijfformule waarbij Antwerpen, Brussel en Gent door de respectievelijke stadstheaters werden bezocht. Het heeft dan ook opvallend lang geduurd vooraleer een stuk van Claus door het NTG gespeeld, laat staan gecreëerd werd. Het vertrouwen in bepaalde regisseurs en spelers groeide blijkbaar zeer traag. Het NTG speelde van Hugo Claus: De Vossejacht (in 1981), Het haar van de hond (1982, in zijn regie), Hamlet (1982, 1983), Thuis (1984), Blindeman (1985, in zijn regie), Richard Everzwijn (1991), Suiker (1994). Ter gelegenheid van de opening op 14 oktober 1993 van de gerenoveerde Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Gent schreef Claus het “gelegenheidsstuk”: Onder de torens, waarvan de creatie door het NTG dan weer aanleiding gaf tot een klein dispuut via Humo tussen Claus en regisseur Sam Bogaerts, die een tijd lang aan het NTG verbonden was om er Het Salon te leiden, een kweekvijver voor trappelend talent.

Opeenvolgende directeurs hebben uiteraard hun stempel gedrukt op de geschiedenis van het NTG. Het ware interessant na te gaan in hoeverre een theaterdirecteur invloed heeft op het bepalen van het gezicht en de artistieke uitstraling van zijn theater en hoe de wederzijdse beïnvloeding tussen zakelijk en artistiek leider eigenlijk is. Voor zover bekend is dit in verband met het NTG nog niet onderzocht.

De eerste NTG-directeur Dré Poppe, kon er maar twee seizoenen blijven. Wegens een onenigheid met zijn Raad van Bestuur omtrent participatie in de opbrengst van het toenemende aantal bezoekers, vroeg Poppe op het einde van het seizoen 1966-1967 van zijn verplichtingen als directeur ontheven te worden. Hij werd opgevolgd door Albert Hanssens, die al als administrateur aan het NTG verbonden was. Het lijstje van de opeenvolgende directeurs en beleidsgroepen bij het NTG loopt als volgt:

  • Dré Poppe, directeur 1965-1967
  • Albert Hanssens, administratief dir. 1965-1967; dir. 1967-1973; adm. dir. 1973-1979
  • Walter Eysselinck, artistiek dir. 1973-1976
  • Jacques Van Schoor, dir. 1976-1977
  • Jef Demedts, waarnemend dir. 1978-1980, bijgestaan door een beleidsploeg 1978-1980
  • Jef Demedts, dir. 1980-1991, met beleidsploeg tot 1986;
  • Hugo Van den Berghe, artistiek dir. 1991-1997
  • Jean-Pierre De Decker, artistiek dir. 1997-2001
De allerlaatste productie van het NTG was The Rocky Horror Show in 2001, in een regie van Stany Crets. Een bruisend einde na volle vijfendertig jaar hard en boeiend timmeren aan de theaterweg.


Dit artikel werd reeds 552 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel