Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

‘Toen ik ging doodgaan’
Spoonface van Bonte Hond
2 Mei 2010


(c) Ben Van Duin
Van het werk voor kinderen van de Nederlandse theatermaakster Noël Fischer hebben we al vaker genoten. We denken nog met plezier terug aan de kleuterproducties Peer en Villa Fink (beide onder de vleugels van Blauwe Engel en Laika). Omgaan met het vreemde en met de dood waren de niet vanzelfsprekende thema's voor kleuters. Heel mooi en integer plezierig was haar regie van Esther de Koning die haar eigen doldwaze en aangrijpende verhalen op het toneel bracht.

Op dit moment leidt Fischer Bonte Hond in Almere, de stad die in Vlaanderen vooral bekend is als de kunstmatig aangelegde polderstad in Flevoland waar de partij van Geert Wilders veel stemmen haalde. De theatermaakster laat zich niet afschrikken door de anti-cultuursubsidiepolitiek van die partij, en wil voor kinderen theater mét inhoud blijven maken. Bonte Hond ‘staat voor theater met een uitgesproken beeldende en fysieke stijl, waarin eigenzinnigheid, humor en engagement samenkomen’.

Vol verwachting gingen we naar haar nieuwe productie Spoonface, voor kinderen vanaf 9 jaar. Die werd aangekondigd als ‘een NIET ZIELIGE voorstelling over zielige dingen. Over een onverwoestbaar kind met heel veel fantasie.’

Het begint heel mooi. Vooraan staan een treurende man en vrouw. Ze houden elkaar vast, vegen nu en dan een traan bij elkaar weg. Alle meubels op de scène zijn met witte doeken overdekt. Achterin zit aan een ook in het wit gehulde vleugelpiano een man met zonnebril, met naast zich een zingend en kirrend meisje. Ze hebben plezier en slaan totaal geen acht op het rouwende koppel. De zaallichten gaan uit, het witte decor krijgt iets vreemds. Euridyce van Gluck klinkt. Het meisje komt naar voor, playbackt, maakt een paar danspasjes, en begint over schoonheid en dood. Ze wil operazangeres worden. Muziek kan de mens immers zo krachtig treffen. De man en vrouw gaan opzij, kijken naar het meisje. Het zijn haar vader en moeder. In het hele stuk zeggen ze geen woord. De man draagt een keppeltje, gaat op de bank zitten, leest, prevelt in stilte voor zich uit. De vrouw tilt een stuk laken op. Ze bedient een klein naaimachientje, een citruspers, kneedt brood, steekt het in de magnetron. De man en vrouw bewegen hoekig als robots, ze schreeuwen af en toe, snikken, kraaien grotesk voor zich uit. Ze zijn als levende poppen die ingezet worden in de monoloog van het meisje.

Zoals op de scène meubels en voorwerpen onthuld worden, zo wordt stukje bij beetje de sluier van het verhaal opgetild. Het begint wat vrolijk en lacherig. Het meisje vertelt dat ze geboren is met een heel groot hoofd, waardoor ze de bijnaam Spoonface heeft gekregen. Men dacht dat ze achterlijk was en dat deed haar ouders veel verdriet. Ook legt ze uit hoe ze uit de armen van haar ouders is gevallen en ze daar meer dan een hersenschudding aan over heeft gehouden. Naïef vertaalde en verklankte begrippen brengen af en toe leuke taalhumor in de monoloog. Maar daarna wordt het bittere ernst, die slechts sporadisch gerelativeerd wordt door de stoerheid van het meisje en door de bewegingen van de robot-ouders. Het wordt ook heel schrijnend: het meisje is niet alleen autistisch, maar heeft ook nog terminale kanker. En alsof dat al niet erg genoeg is, begaat de vader een slippertje, zit de moeder aan de drank, volgen er ruzies en een echtscheiding. De ouders zijn bovendien orthodoxe joden. We krijgen de rituelen voorgeschoteld, er is het verhaal van de concentratiekampen en over de folterdood van een vrouw. Trauma's volgen elkaar op, we krijgen spiritualistische praat te horen over vonken die mensen en hemel en aarde bij elkaar knetteren, en uitweidingen over dood en verlossing... De ellende deint maar uit en uit. Het is des Guten zu viel.

De tekst van Lee Hall was oorspronkelijk bedoeld voor volwassenen. Ik denk dat de luchtige manier van vertellen door het meisje volwassenen ook best charmeert, maar of dat bij het kinderdoelpubliek ook zo overkomt, betwijfel ik. Qua beelden en spel zijn er mooie en aangrijpende momenten, en af en toe kan er ook even geglimlacht worden, maar de treurnis overlaadt het geheel en maakt het loodzwaar. Het is natuurlijk bewonderenswaardig en moedig om eens te kijken hoever je kunt gaan in inhoudelijke stof voor kinderen in theater. Maar het mocht wat minder qua misère en duur.

Laat ons hopen dat de volgende productie die Noël Fischer samen met Laika gaat maken (Watou, vanaf januari 2011) weer wat meer gedoseerd zal zijn.


Info: www.bontehond.net

Dit artikel werd reeds 694 keer gelezen.auteur(s):Tuur Devens