Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

‘Waarin ik vastzit ben ik zelf’
Prins van Kollektief D&A
16 April 2010


(c) Giovanni De Timmerman
Dauphin is een jongen die jarenlang gevangen zat zonder ooit een ander mens te zien. De enige troost haalde hij uit de muziek die hij in de verte hoorde. Op een dag bevrijdt dokter Gachard hem. Dauphin zal een prins worden, de troon bestijgen, het land leiden. Met Prins brengt Kollektief D&A een muzikale en beeldrijke voorstelling over opgroeien en keuzes maken, voor toeschouwers vanaf ongeveer acht jaar.

Kollektief D&A (met Dirk De Keyzer als artistiek leider en regisseur) bestaat al bijna twintig jaar en legt zich sinds 1997 toe op jeugdtheater. Literatuur is altijd een belangrijke inspiratiebron en een evenwicht tussen taal, beeld en muziek het streefdoel. D&A neemt zijn jonge publiek ernstig: elke toeschouwer moet iets aan de voorstelling hebben, maar betutteling is volstrekt uit den boze. Nadenken mag, ook als je jong bent. Prins is een goed voorbeeld van hoe die intenties in de praktijk worden omgezet. Het is een beeld-, klank- en taalrijke voorstelling die stof tot genieten en denken biedt aan alle leeftijden in de zaal.

In het verhaal van Prins klinken nog duidelijke echo’s van het inspiratiemateriaal. De mysterieuze Duitse vondeling Kaspar Hauser is een onmiskenbare basis, maar evengoed de film L’enfant sauvage van François Truffaut (1970) of het wolvenkind Mowgli. Net zoals Kaspar heeft Dauphin jarenlang in een kelder gezeten, ‘hij kreeg enkel water en brood en hij werd soms verdoofd zodat iemand zijn kleren kon wisselen en zijn haar en nagels kon knippen.’ Het collectief is er echter zijn eigen gang mee gegaan. Op basis van brainstorms en improvisatie, werd het grondidee stilaan geboetseerd tot het de typische D&A-taal sprak.

De muziek van Stefan Wellens is niet uit het geheel weg te denken. Muziek is belangrijk voor het hoofdpersonage en dus ook voor diens theaterverhaal. De muzikant-componist staat met zijn instrumenten op de scène en neemt expliciet deel aan de voorstelling. Door rug aan rug met Dauphin (Steven Beersmans) viool te spelen, en hem letterlijk te ondersteunen bij zijn eerste voorzichtige stappen in de echte wereld, krijgt zelfs de muziek een fysieke aanwezigheid.

Het opvallendst in deze productie is misschien nog het belang dat het collectief aan beelden hecht. De scenografie is sober en stelt – vooral met behulp van een strakke belichting – de spelers centraal. Drie mannen met geschoren hoofden en ontbloot bovenlijf vormen misschien geen vanzelfsprekend, maar wel een uiterst krachtig beeld voor deze jeugdtheatervoorstelling. Vanuit hun fysiek beginnen ze het verhaal te vertellen. Koen Monserez speelt dokter Gachard, die Dauphin bevrijdt en hem opvoedt tot prins. De acteurs en de muzikant verwerken choreografische bewegingen tot een vormelijk en beeldend zeer sterk geheel. In het begin zit Dauphin nog helemaal alleen in zijn kelder. Er zijn enkel twee diagonale lichtbundels die elkaar centraal op het speelvlak kruisen. Dauphin zit daar maar wat te zitten, een klein en eenzaam figuurtje, een jongen die geen normale jongen kan of mag zijn, die het moeilijk heeft met woorden. Na een tijdje begint hij op handen en voeten in de diagonalen van het licht rond te lopen. Zijn gangetje doet denken aan Mowgli die achter de olifanten aan loopt. Ondertussen staan Stefan Wellens rechts van het speelvlak en Koen Monserez links. Ze zijn gewapend met een arsenaal aan instrumenten en microfoons. Wellens speelt en Monserez begint te spreken: een soort monologue interieur van de jongen. De woorden die Dauphin spreekt, zijn aanvankelijk misschien beperkt, maar zijn gedachten zijn vloeiend en poëtisch: ‘Waarin ik vastzit, ben ik zelf. Een kelder zonder trap, deur of raam. Waarin ik vast zit, ben ik zelf. Een prins zonder eigen eigennaam.’

Op een dergelijk vormelijk, poëtisch en ritmisch elan drijft de voorstelling voort. Er wordt een hele wereld rond de jongen gesuggereerd, die zich toch nergens verliest in te grote abstractie. De opvoeding van Gachard begint met de gewone dingen: stappen, tellen, het alfabet. Vervolgens moet de jongen vreemde talen leren, maar ook dansen en een vleugje filosofie. Het is moeilijk, maar hij doet zijn best. ‘Ik kan het, dat vind ik zelf, al heel goed.’ De manier van leren, proberen, niet helemaal slagen en opnieuw proberen met een beter resultaat, is erg herkenbaar en zelfs grappig. Al snel schakelt Gachard naar een echte prinsenopvoeding over. ‘Hij zal lintjes moeten knippen, hij zal zijn woorden moeten wikken, hij zal op postzegels moeten staan, hij zal fier zijn, hij zal op een muntstuk moeten staan, hij zal vele talen moeten spreken, hij zal op een balkon moeten staan, hij zal oorlogen moeten voeren, hij zal terugkeren uit vakantie, hij zal vrede moeten sluiten.’ Dauphin voert almaar sneller en krampachtiger de choreografie van zijn toekomstige taken uit. Tot hij er helemaal tilt van slaat, tot hij er helemaal klaar voor is.

Maar dan komt de hamvraag: wil Dauphin wel een prins zijn? Zou hij niet liever een gewone jongen zijn, en gewone jongensdingen doen? Stilaan sluizen de makers complexere thema’s in hun voorstelling binnen. Dauphin ontdekt wat rechtvaardigheid is en ervaart wat het is om macht te hebben over anderen en ten slotte over zichzelf. Zo wordt Prins een knappe voorstelling over opgroeien, jezelf ontdekken en eigen keuzes maken – thema’s die voor elke leeftijd relevant kunnen zijn.


Info: www.kollektiefdna.be

Dit artikel werd reeds 800 keer gelezen.auteur(s):Ines Minten