Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Op de hoge doorn. Een gezin als een gruwel. 29 Maart 2010


© Kristien Wintmolders
Theatermakershuis De Queeste ruilt binnenkort Genk voor Hasselt en geeft daarmee een "nieuwe Schwung" aan het vernieuwde ensemble van liefst twee regisseurs en vijf spelers. Voor de creatie van het "boerendrama" Op de hoge doorn van de Ierse schrijfster Marina Carr kwamen er zelfs gastspelers bij. De geheimen van het platteland blijven beroeren.

De Queeste  ontstond in 1997 aan de toneelacademie in Maastricht en heeft zich sindsdien ontpopt tot een Limburgs beroepstheater met een repertoire dat hoofdzakelijk handelt over het gevecht van het individu met het maatschappelijk en politiek bestel, of hoe een algemene toestand plots zeer persoonlijk wordt. Dat is nu ook het geval in Op de hoge doorn, een stuk dat gesitueerd is op de Ierse boerenbuiten. In hoeverre de problemen daar anders zijn dan in Vlaanderen of waar ook, doet er weinig toe. Marina Carr is het niet te doen om de anekdotiek, maar wel om het universele van een aantal verschijnselen.

Kern van het stuk is de dominante positie van een man als drieste vader en onbekwame boer en de gevolgen daarvan op de misbruikte dochters waardoor er geen opvolging en dus ook geen verandering komt. Dit gezin is een gruwel om in te leven en ten dode gedoemd. Hier gaat een rijk ten onder en valt een heerser van zijn troon is de symboliek, maar eigenlijk is het puur naturalisme, of is het gewoon actueel?

De taal die Carr aanwendt in On Raftery's Hill, is een volkse taal, een dialect dat beïnvloed is door het Gaelic, het Iers/Schotse Keltisch. Hierin klinkt ook de lange Ierse traditie van verhalen vertellen door. Een dergelijk stuk vertalen is niet eenvoudig en daarom is er ook overleg geweest tussen de schrijfster en vertaler Filip Vanluchene, die  bekend is voor de zeer specifieke taal waarin hij zelf zijn stukken schrijft. Zonder afbreuk te doen van de inhoudelijke betekenis van het stuk, heeft Vanluchene dan ook het gegeven naar ergens in Vlaanderen overgezet.  Misschien dat ons chauvinisme daar tegen protesteert, maar de media zijn daar om ons terug te wijzen. In Op de hoge doorn, gaat het dus ook over toestanden en mensen van bij ons.

Dat kan dan een reden zijn waarom De Queeste dit boerendrama heeft gekozen, een  verantwoording wordt ook gevonden in het feit dat Marina Carr (1964) één van de hedendaagse Ierse auteurs is, die met onder meer Conor McPherson (1971) en de Ierse/Brit Martin McDonagh (1971) een nieuwe impuls geeft aan het typische Ierse verteltheater. McDonagh werd hier bekend door de spraakmakende voorstellingen in 2001 van de Leenane Trilogie door Het Toneelhuis/ZT-Hollandia en in 2002 van De Krippel door Olympique Dramatique. In tegenstelling echter met die stukken heeft  Op de hoge doorn een conventionele vormgeving en gaat de verhaallijn in een ononderbroken stijgende lijn. Geen zijsprongen zoals bij McDonagh.

Voor Domien Van der Meiren, één van de regisseurs, een gelegenheid om weer eens een "gewoon" stuk aan te pakken, na een aantal creaties van uiteenlopend teksttheater. Onlangs regisseerde hij Geloof, liefde, hoop van Ödön von Horvàth (1901-1938) voor Toneelgroep Maastricht en gaf met een hoofdzakelijk jonge cast een oude tekst een nieuw leven. Nu tekent hij samen met Queesteleider Christophe Aussems voor de regie. Er is duidelijk gekozen voor een hyperrealistische realisatie, waarin iedereen zo dicht mogelijk bij zijn personage zit. Dat is dan ook het onwennige bij een paar scènes, dat je toch heimelijk verwacht dat iemand eventjes de illusie doorbreekt. Dat probeert de schrijfster zelf met het personage van de oude moeder, Simonne, die eigenlijk meer een geest uit een verleden dan een levende persoon is, maar de gelijkschakeling met de anderen is toch nog altijd groot. Hier had een ingreep van uit de regie gekund.

Dit betekent niet dat niet vanuit een krachtige dynamiek en boeiende creativiteit wordt gespeeld. De dubbelrol die Tom Ternest voor zijn rekening diende te nemen is er een mooi voorbeeld van: nu eens is hij een jonge wildeman die opgroeit in de stallen, dan weer een gezapige buurman.

Met Op de hoge doorn zit De Queeste op het niveau van De Rafaëls , een stuk van Filip Vanluchene, de vorige productie van De Queeste die bijzonder goed werd onthaald. Ook nu speelt de live uitgevoerde muziek van Bert Hornikx een volwaardige rol. Ze schept een sfeer en onderstreept acties.        


Info: Reisvoorstellingen tot einde mei 2010. - www.dequeeste.be

Dit artikel werd reeds 901 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel