Winden en boeren en daarna het onbehagen La grande bouffe van NTGent en Toneelgroep Amsterdam
| 23 Maart 2010 |
 Foto: (c) Phile Deprez | Je vreet je vol en dan ga je dood. Dat is, kort door de bocht, de plot van La grande bouffe, zowel van de film uit 1973 als de theaterbewerking uit 2010. Je kunt het als de ultieme karikatuur van de kapitalistische samenleving zien. Of als de ultieme daad van zinloosheid. Of als een ode aan de decadentie. Of als een boertig verhaal over vier dwaze mannen. Een duidelijker antwoord krijg je niet. Dat is en blijft tegelijk het intrigerende en het frustrerende aan het hele schrans-je-dood-verhaal. Vier succesvolle mannen (een televisiemaker, een chef-kok, een piloot en een rechter) komen samen in een luxueuze villa om zich met behulp van de meest exquise gerechten de dood in te eten. Ze krijgen daarbij het gezelschap van een onderwijzeres en een prostituee (meerdere prostituees in de filmversie). Redenen geven ze niet. Op het filmfestival van Cannes in 1973 zorgde La grande bouffe van de Italiaanse cineast Marco Ferreri voor een waar schandaal. De bewering dat zijn film allerminst een aanklacht was tegen de consumptiemaatschappij maakte de verontwaardiging niet minder. Maar waarschijnlijk is net die weigering om met een duidelijk standpunt te komen, die La grande bouffe een cultstatus heeft bezorgd. Datzelfde ‘waarom’ is ook wat Johan Simons ertoe heeft gedreven om er zijn laatste productie bij het Gentse theaterhuis aan te wijden. Liever dan zijn eigen oplossing in zijn stuk te projecteren, hevelt hij zijn vragen over naar het publiek in de zaal. Kort na het begin van de voorstelling dondert een heel slachthuis aan in plastic verpakt (nep)vlees uit de lucht het podium op. Het is een truc die Simons enkele seizoenen geleden al toepaste bij Platform, toen het op de scène een ontploft hotelinterieur regende. De verrassing is dus minder, maar toch werkt de ingreep ook dit keer nog. De chaos van kunststofvlees vormt het decor waarin de mannen hun organen een na een de vernieling in eten. Johan Simons blijft vrij trouw aan de filmversie. Dialogen en plotwendingen komen vaak letterlijk uit het filmscript. Om het verhaal aan te passen aan de theatertaal, voert hij voornamelijk twee grote ingrepen door. Eerst en vooral eet in de theater-bouffe niemand een hap. Al het eten is nep (een vraag naar wat nog echt is in een bestaan dat ze als zinloos ervaren?). De overvloed wordt vooral voelbaar door de verfijnde recepten die Wim Opbrouck (kok William) geregeld in het rond strooit. In het begin van de voorstelling loopt het water je in de mond. Op een gegeven ogenblik heb je echter genoeg. Puur door zijn woorden, bezorgt Opbrouck de toeschouwer ternauwernood een indigestie. De verbeeldingskracht van het theater wordt op de spits gedreven. Simons presenteert zijn bewerking als een reconstructie. Dat is de grootste ingreep die de regisseur in het oorspronkelijke materiaal doet. De onderwijzeres Elisa (Elsie De Brauw) en de prostituee Christiane (Chris Nietvelt) vertellen retrospectief wat er dat weekend in de villa is gebeurd. Op hun wenken vallen de heren dood neer of komen ze weer tot leven om een nieuwe herinnering uit te spelen. Daarmee plaatst Johan Simons het perspectief van de vrouwen voorop. En hun interpretaties verschillen danig van elkaar. De onderwijzeres bewondert de mannen met een hysterisch enthousiasme en zal hen tot het eind stimuleren om ermee door te gaan: “Dit is wat ze willen bereiken, Christiane! Dit is superieur!” roept ze de ander toe. Christiane kan de decadentie, de verspilling en de neergang van de mannen niet aanzien. Ze klaagt ze aan en verlaat het gezelschap uiteindelijk. Net in de context van dit verhaal dat weigert antwoorden te bieden, zijn deze verschillende perspectieven interessant. Ze stellen de waarom-vraag centraal in de voorstelling, en gaan samen met het publiek op zoek naar antwoorden. Of je als toeschouwer al dan niet met zo’n antwoord op de proppen komt en wat voor antwoord dat dan wel moet zijn, hangt volledig af van je eigen kijkervaring en de interpretatie die je zelf in het stuk wil leggen. Een toeschouwer die deze denkoefening niet maakt, blijft steken in de oppervlaktelaag van het stuk en komt van een koude kermis thuis. Eten, boeren, winden laten en vrijen. Dat is wat het gezelschap smulpapen doet. Het werkt aanvankelijk op de lachspieren, maar op de duur ook op de irritatiegrenzen. De voorstelling blijft echter niet steken in dit niveau. Daarvoor voel je je na afloop te ongemakkelijk. De vier heren zijn in de ogen van de maatschappij waarin ze functioneren meer dan geslaagd. Ze hebben succes, staan hoog op de sociale en de economische ladder. Waarom willen ze dan per se dood? La grande bouffe laat je zitten met vragen die zich neigen te centreren rond zinloosheid, maar ook rond het leven, de maatschappij en waar we daarmee naartoe gaan. Dicteren doet de voorstelling niets. Heel precies kun je er de vinger dus niet op leggen. Maar het voedsel-thema draagt ongetwijfeld bij tot het onbehagen. Enkele seizoenen geleden studeerde de Toneelklas van Dora van de Groen, editie 2006, af met Peter Handkes Publikumsbeschimpfung. Een theaterpubliek choqueren met woorden, zoals dat in de jaren zestig gebeurde, bleek begin eenentwintigste eeuw nauwelijks nog mogelijk. Door een rijkelijk geurend en ogend buffet op de grond te keilen, lukte het wel. La grande bouffe speelt in op eenzelfde mechanisme, al tilt Johan Simons de verspilling naar een abstracter niveau. Het is niet zozeer de seks in de voorstelling die ons doet denken. Te veel en te goed eten aan de ene kant, verkwisting aan de andere, dat is iets wat de hedendaagse westerse mens blijkbaar provoceert tot nadenken over zijn bestaan. Precies door die provocatie gaat La grande bouffe over meer dan over vier decadente heerschappen die zich volproppen en sterven. La grande bouffe wordt op die manier wél een aanklacht tegen overmatige consumptie en alle uitwassen die daarmee gepaard gaan. Alleen ligt de aanklacht vooral buiten de voorstelling: ze zaait een kiem van onbehagen in de hoofden van de toeschouwers. Aan de oncomfortabele wrijving die daaruit volgt, dankt ze haar hele bestaansrecht.
Info: www.ntgent.be
|
| Dit artikel werd reeds 524 keer gelezen. | auteur(s):Ines Minten |
|