Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Generatiekloof vol letters en woorden
De duivel beduveld van LOD en Patrick Corillon
6 Maart 2010


(c) Kurt van der Elst
De duivel beduveld vertelt over een generatiekloof. Alleen is deze kloof volledig gevuld met letters, woorden, zinnen, verhalen, zowel gesproken als in schrift. Deze vertaling van het oorspronkelijke Le diable abandonné verwerkt een heleboel betekenis op een naïef-aandoende en charmante manier. Een stukje literatuur en verteltraditie, marionettentheater en schaduwspel, de kracht van theater dat zich niet zomaar door politieke of economische omstandigheden de mond laat snoeren, vaders en zonen, vertellen versus schrijven, het vinden van je eigen taal binnen een bestaande (verhaal)traditie… met uiterst eenvoudige middelen krijgt schrijver-kunstenaar Patrick Corillon het allemaal getoond en gezegd.

Op de scène in de LOD-studio aan de Gentse Bijlokekaai staan links een vleugelpiano, rechts een spreekgestoelte en centraal daarvan een grote poppenkast. Kun je er zomaar voor kiezen in een andere taal te spreken? De verteller (Karlijn Sileghem) opent de voorstelling met die vraag: 'Kan men tellen, dromen, vloeken in een nieuwe taal? Een nieuwe taal zodanig beheersen dat, als men verplicht is te praten in zijn moedertaal, een vreemd accent hoorbaar is.' Dat was het onderwerp van haar thesis, legt ze uit: 'Culturele ontworteling – van de Verlichting tot heden.' In één beweging sluist ze de hoofdthema's de voorstelling binnen: de orale versus de schriftelijke taal, uitdrukkingsvormen en de verschillen ertussen, taal als deel van een persoonlijkheid en van een traditie. Een zoon weigert de taal van zijn vader over te nemen. Hij rebelleert, wil zijn eigen woorden vinden en spreken. Om dat te kunnen, sluit hij zelfs een pact met de duivel. Karlijn Sileghem speekt haar tekst uit alsof ze het verhaal voor het eerst vertelt. Zij kreeg het te horen tijdens haar onderzoek in de bibliotheek. Daar ontmoette ze een man die dag in dag uit in hetzelfde boek met verbleekte letters zat te lezen. Als ze op een dag alleen zijn met zijn tweeën, vraagt de studente hem wat er in het boek staat. Hij ontvouwt uit het boek de maquette van het 'Théâtre de la coquille', houdt zijn mond voor de opening en begint te vertellen. De studente noteert. Daarmee maakt ze de overschakeling van het gesproken naar het geschreven woord. Een overdracht die meer dan eens en in verschillende richtingen in de voorstelling voorkomt. Nu is het verhaal van haar. Het is voortaan haar taak om het te vertellen. Friemelend met haar notities zet ze de papieren woorden opnieuw om in gesproken taal: niet haar medium, maar het medium dat het verhaal lijkt te vragen. Daarvan getuigt haar aarzelende, zoekende vertelstijl. Ook zij spreekt nu min of meer een andere taal.

Het 'Théâtre de la coquille' was een klein marionettentheater in het dorp Sérinan, in Lotharingen aan de Maas. Tijdens de strenge winter van 1915 merkt de poppenspeler hoe zijn publiek zit te verkleumen, dus hij gooit de poppenkast en de houten marionetten op het vuur om hen te verwarmen. Hij bouwt zijn theater weer op, maar nu met poppen van brooddeeg. De eerste wereldoorlog woedt echter in alle hevigheid en de voedselbevoorrading loopt spaak. Dus geeft de speler zijn poppen aan het publiek te eten. Nog geeft hij zich niet gewonnen. Hij speelt voort, met enkel de staken waaraan normaal de poppen hangen. De poppenspeler is zo goed in zijn vak, dat de verbeelding van de toeschouwers moeiteloos de afwezige poppen invult. Wanneer de bezetter in 1917 een samenscholingsverbod uitvaardigt, durft de poppenspeler de staken niet langer te laten spreken. Hij schrijft voortaan zijn teksten op witte lakens. De toeschouwers blijven naar het theater komen. De symboliek van de theatermaker die zijn publiek voedt en het theater dat economische en politieke problemen trotseert, komt hier op een heel eenvoudige, mooie manier tot uiting. Maar dan is de volgende generatie aan de beurt en die wil het uiteraard anders doen: 'De zoon wil niet leven als een spook achter lakens dat zwijgzame staven schudt', vertelt de verteller. 'Hij wil zichzelf zijn. In het daglicht leven. De zoon weet nog niet wat hij te zeggen heeft, maar hij weet dat hij het ooit wel zal weten en dat hij het dan hardop zal verkondigen – zonder schroom.' De zoon gaat op zoek naar zijn eigen woorden, die anders moeten zijn dan die van zijn vader. Op dat moment keren de rollen echter om: de verteller – die het orale medium van de zoon gebruikt – zwijgt en de poppenkast – het zwijgende medium van de vader – neemt het verhaal over.

Geen poppen in de poppenkast van Patrick Corillon. Letters en woorden, spelletjes met typografie, doeken en licht brengen de boodschap over. Soms zijn de woordbeelden esthetisch en poëtisch en doen ze denken aan Paul Van Ostaijens Bezette stad. Heel mooi ook is bijvoorbeeld de cirkelzaag waarvan de tanden veranderen in knagende en knauwende zinnen. Soms echter doen de bewegingen net iets te houterig aan. De beelden balanceren geregeld op het randje: meestal zijn ze charmant om hun van alle technologische poespas ontdane eenvoud en schijnbare naïviteit. Af en toe lijken ze echter net niet gestroomlijnd en afgewerkt genoeg en zie je ietsje te veel de middelen door het resultaat. Dat heb je dan weer allerminst in de boekenversie van Le diable abandonné die tegelijk met de oorspronkelijke theatervoorstelling is ontstaan.

Na de voorstelling blijkt dat beeldend kunstenaar Patrick Corillon, die het concept voor boek en theater bedacht en uitwerkte, in de poppenkast alle decorstukken en bewegingen handmatig stuurt. In het donker hangt hij gordijn na gordijn op, laat hij letters en woorden over zijn kleine speelvlak glijden en transformeren tot figuren. Hij is niet te beroerd om na het applaus uitleg te geven bij zijn constructie. Nu zie je effectief waarom het getoonde resultaat niet altijd even strak en gestroomlijnd oogt. De middelen zijn zowaar nog eenvoudiger dan je vooraf al vermoedde. Doek, ijzerdraad, papier, karton, wat kleurentransparanten op een overheadprojector, enkele geknutselde objecten. De uitleg draagt gek genoeg enorm bij tot hoe je de voorstelling uiteindelijk percipieert: de charme neemt nog toe.

De zoon in het verhaal beleeft een aantal avonturen. Om tot een zeker besef te komen, moet je nu eenmaal een bepaald parcours afleggen en dat doet hij letterlijk. De samenhang van het verhaal komt niet altijd even duidelijk over op het publiek en bij sommige verhaalwendingen vraag je je af welke bestaansreden ze hebben. Daardoor verlies je nu en dan de draad en graaf je niet langer naar de dieperliggende betekenis van de plot. Dat is jammer, want net die is zozeer de moeite waard.

Al bij al is De duivel beduveld een sympathieke voorstelling over de verhoudingen tussen de orale en de schriftelijke verhaalkunst en al hun mogelijkheden, verpakt als een generatieconflict. Ze legt uit hoe ieder individu deel uitmaakt van een (verhaal)traditie. Met die traditie kun je niet volledig breken. Je kunt er wél je eigen accenten aan toevoegen. Ze is gemaakt door iemand die van letters, woordbeelden en de figuratieve kracht ervan houdt. Het is dan ook een voorstelling voor letterliefhebbers die verder willen kijken dan de huppelende woordfiguren in de kast.


Info: www.lod.be

Dit artikel werd reeds 599 keer gelezen.auteur(s):Ines Minten