Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Afscheid van Hedwig Verlinde, dichter en toneelauteur. 9 November 2009

Op 12 oktober 2009 overleed onverwacht Hedwig Verlinde, geboren in Moorsele (Wevelgem) op 21.07.1945. Voor zijn beroep was hij verantwoordelijk voor de dienst verkoop bij glasproducent Glaverbel, maar voor poëzie en toneel (en ook voor schilderkunst) had hij al van in het secundair onderwijs een meer dan gewone interesse. Tussen 1970 en 1986 was hij een zeer bezige en meerzijdige auteur en was hij ook actief als acteur en regisseur bij Kernel, het amateurgezelschap dat hij mede oprichtte.     

Lionel Deflo, redacteur en uitgever van Kreatief, publiceerde in 2005, naar aanleiding van de zestigste verjaardag van Hedwig Verlinde een cahier (voor de Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers, Brugge) met een levensschets en een beknopte analyse van diens poëzie en toneelstukken. Deflo zag in Verlinde al heel vlug een dichter die aansluiting zocht en vond bij de nieuw-realistische richting die begin jaren zeventig opgeld maakte en waarbij vertrokken werd vanuit een dagdagelijks woordgebruik en herkenbare situaties, die vrij persoonlijk, intiem en meerduidig werden overstegen.

Een persoonlijk standpunt, duidelijker vanuit een onvrede met bepaalde aspecten van het maatschappelijk bestel en gevoed door een beschouwende manier van denken en leven, uit Verlinde in zijn toneelstukken, het deel van zijn werk waarin hij met overgave naar een andere ingang tot het teksttheater zocht. Hij onderschatte echter het conflict tussen de literaire dichter-denker en de sociaal geëngageerde toneelschrijver in hem. Zijn toneelwerk bleef werk-in-wording, een streven en een strijd om een aantal impulsen uit de omringende artistieke wereld op een eigen manier te verwerken: de nasleep van het educatieve vormingstheater (in Van Belle gedekoreerd!), het Pinteriaanse gevoel van afgesloten te zijn van de buitenwereld (in A Giorno), de taalfilosofie van Peter Handke en het paradoxale bestaan zoals Samuel Beckett het schetst (in De rust ebt, de onrust vloedt en Fata Morgana).

Met bijzondere aandacht volgde Verlinde het werk van Peter Handke, de Oostenrijker die op korte tijd in het Duitstalige theater de “Klassiker der Moderne” werd. In Kreatief van december 1971, een zeer gegeerd “dossier kleine theaters in Vlaanderen”, wijst Verlinde op de tegentaal die Handke tegenover de “officiële” taal plaatst, waardoor taal niet langer louter als vorm en formaliteit fungeert, maar als een mogelijkheid om de eigenlijke gevoelens los van elke beïnvloeding uit te drukken.

Dat Verlinde het taaltheater waar hij naar streefde niet optimaal realiseerde, heeft ook nog te maken met het artistiek-politiek klimaat van de jaren zeventig. Er was (ook dan) geen beleid waardoor ruimte kon ontstaan om schrijvers grondig met de praktijk van het spelen en alles wat daarbij hoort, te confronteren. Noodgewongen bleef Verlinde in de schaduw en behoorde hij tot die grote groep die weinig of nooit gespeeld werd, mede omdat zowel kleine als grotere beroepsgezelschappen er van uitgingen dat er, een handvol schrijvers niet te na gesproken, geen eigen “Vlaamse” (wat dat ook mag zijn) toneelschrijfkunst bestond. Men speelde bij voorkeur wat klein en groot in Londen en Parijs had voorgespeeld, met weinig aandacht om het koren van het kaf te scheiden, of  regisseurs, acteurs en dramaturgen maakten zelf een tekst, ook niet altijd een waarborg voor kwaliteit.

Gelukkig was Hedwig Verlinde als dichter al vroeg met een aantal literaire tijdschriften in contact. Hij publiceerde onder meer in Yang (waarvan hij in 1972 redactiesecretaris werd en eindredacteur van de Yang Poëzie Reeks), Kreatief (waar hij vanaf 1974 ook in de redactie zat), in Dietsche Warande & Belfort, Morgen, Impuls, Amarant, Poëziekrant, Restant, De Vlaamse Gids. Een paar van deze contacten konden hem ook helpen voor zijn toneelwerk.

Yang publiceerde in 1971 zijn eenakter A Giorno en wijdde in februari 1975 een dubbelnummer aan theater, waarin van Verlinde Van Belle gedekoreerd! werd opgenomen samen met korte stukken van Jules Welling, Achiel Gautier, Lucienne Stassaert, Freek Neirynck en Daniël Billiet. Kreatief publiceerde in 1982 De rust ebt, de onrust vloedt. In de reeks Hedendaags Nederlands Toneel van de Vereniging van Vlaamse Toneelauteurs (Wuustwezel) verscheen in 1973 Badoer, mijn broer.

Van wat hij schreef werd slechts een heel klein deel gecreëerd door een beroepsgezelschap. Voor een aantal teksten en voor zelf regisseren en acteren kon hij terecht bij de Theatergroep Kernel (Moorsele), zijn eigen amateurgezelschap dat zich toelegde op het creëren van niet-conventioneel toneel en het experiment niet schuwde. De groep bleef actief tot 1986.      

Een eerste aandacht vanuit het beroepstheater kreeg hij in 1971 voor A Giorno, een creatie van de Gentse Middagen van het Toneel en Arca, in een regie van Anton Cogen gespeeld door Jo Decaluwe, Daan Van den Durpel en Yolande Koelman. De première werd georganiseerd in Moorsele, in het kader van de eerste Yangdag. Het centrale thema in dit stuk is een communicatieprobleem, dat gesymboliseerd wordt door drie personages, geïsoleerd in één en hetzelfde huis, die enkel contact onderhouden door met elkaar te telefoneren. De buitenwereld is bedreigend (politie en honden) en het geheel baadt in een surrealistische sfeer waarin angst overheerst. Volgens Verlinde heeft het formalisme het natuurlijk contact tussen de mensen onmogelijk gemaakt. Hij wil de toeschouwer er van overtuigen dat het onzinnig is zich achter vaste, gedefinieerde waarden te verschansen. Deze overtuiging is nodig “voor een levensnoodzakelijke mobiliteit, wil men de dril van het paradepaard ontwijken” (in een interview in Knack, 19.10.1971).

Omdat hij als wordend toneelschrijver zelf ook de noodzaak aanvoelde van een doorgedreven contact met de beroepspraktijk, schreef hij in nauw overleg met regisseur Robrecht Despieghelaere en de spelers Ben Hemerijckx, Kristien Jocqué, Tine Thijs, Guido Vanden Berghe en Jos Van Geel Exit. In 1986 wordt  het stuk gecreëerd in een coproductie Theater Malpertuis/Theater AtZ, in het kader van Souvenirs van het Hart, in ’t Kanaal te Kortrijk, waarna een reeks voorstellingen in Tielt 

Ondanks verschillende bewerkingen van de oorspronkelijke tekst, het overboord gooien van “ballast” en verregaande compromissen, is het uiteindelijke resultaat negatief. Nochtans is de basisidee niet oninteressant. Een architect, symbool voor “de kunstenaar”, staat tegenover een burgemeester die zal gestandbeeld worden en het symbool van “held” krijgt toebedeeld. Beide personages hebben hun myten, die gecreëerd worden door hun entourage, hun relaties. De held doorprikt zijn myte, wordt de mot in de eigen myte en legt daarmee gewild of ongewild de basis voor een nieuwe mytevorming.

Vaagheid alom luidde het verdict van de kritiek. “Ideeën zat, maar geen transcriptie naar het theater toe” (Knack, 18.11.1986). Meteen rees de vraag waarom de dichter Verlinde ook toneelauteur wou zijn. Het antwoord had hij al gegeven bij de creatie van A Giorno: “Het is er mij om te doen gehele toestanden, taferelen, weer te geven. Daarvoor is een gedicht te kort. Ik had dus de keuze tussen de roman en het toneel. De roman boezemde mij geen vertrouwen in (en nu nog niet). Het toneel wel” (Knack, 19.10.1971). Op de vraag wanneer een volgend stuk mocht verwacht worden, was dan zijn antwoord: “Momenteel wil ik me bezinnen over de theaterconceptie als zodanig”. Hij heeft dit, ondanks alles, zeer ernstig gedaan en het is vooral jammer dat hij vanuit de beroepssector niet even ernstig werd gevolgd.

Dit artikel werd reeds 103 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel