Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Filip Vanluchene en Jef Demedts samen één in Picasso, striptease van een genie. 25 September 2009

Toneelauteur Filip Vanluchene en acteur Jef Demedts vonden elkaar naar aanleiding van de lectuur van Picasso, Creator and Destroyer van Arianna Stassinopoulos. De adrenaline die dit boek teweegbracht, werd omgezet in een eigen werk: Picasso, striptease van een genie, een associatieve productie waarin een bustrip naar Parijs van Westvlaamse “kunstliefhebbers” het anecdotische sterk overstijgt.   

Typisch voor bepaalde stukken van Vanluchene is, dat hij ze situeert in een grensland, zijn geliefde Westvlaamse achterland, een kneuterige plek die aanschuurt tegen grote buur Frankrijk. Een vruchtbare strook grond tussen snelwegen en landweggetjes. Zijn personages hebben de kleur en de standvastigheid van de klei waarop ze leven en toch willen ze er af en toe van weg. Vanluchene laat ze met een zekere geniepigheid ontsnappen aan het alledaagse en aan de zwaartekracht. Hij laat ze sluikwegen nemen of in het duister tasten, maar ze komen altijd weer thuis en met beide voeten op de grond.

Voor zijn vorig stuk Citytrip kreeg hij de Taalunie Toneelschrijfprijs 2008  en met Picasso, striptease van een genie experimenteert hij verder met de taal en vooral met zijn manier van vertellen. In Citytrip tekent hij zeer scherp de tegenstellingen tussen wat plaatselijk is en universeel, landelijk en stedelijk, economische vooruit- en achteruitgang. In Picasso, striptease van een genie, heeft hij het over het genie van de kunstenaar tegenover het ongekunstelde van de leek, over het verband tussen kunst en politiek, tussen Hitler en Guernica zeg maar. Bekende feiten zowel als smeuïge weetjes krijgen hier een metaforische vlucht.

De grondverf van het tableau dat hij schildert, bestaat echter uit het rusteloos verlangen van de mens als bouwer en vernietiger, beul en slachtoffer, knutselaar en kunstenaar, maker en kijker, naar aandacht, genegenheid, gezelschap, liefde en lust en een beetje of veel macht in alle mogelijke vormen. Of hij nu Picasso heet of René Melssens, de vijfentachtigjarige geile kletskop uit Kuurne die Madame Chicilla boven het Louvre verkiest, of het een doodgewone jongen is uit het gezelschap die zijn “Michelle my Belle” tracht te benaderen, er is altijd dat vuur van verlangen dat soms genadeloos brandt.   

Bij Picasso was dat vuur een onblusbare hartstocht voor kunst, ideeën en vrouwen. Het muzische kreeg de bovenhand en nam vaak extreme vormen aan, niet enkel in het contrast van een hoekig cubisme met gestroomlijnd vrouwelijk naakt. Zijn inspiratie botste keer op keer met de realiteit van het samenzijn met de zogezegde muzen. Hij had ze nodig en tegelijk kon hij ze niet naast zich dulden. Terecht wordt dan ook in biografieën de vraag gesteld wat deze vrouwen bezielde om bij hem in te trekken, al was het vaak voor zeer korte duur. Zelf heeft Picasso ooit bekend dat hij dacht te zullen sterven “zonder ooit te hebben liefgehad”. Het complexe en controversiële karakter van de man en kunstenaar wordt door Vanluchene met weinig woorden zeer duidelijk gemaakt en door Jef Demedts met de nodige maar gedoseerde passie opgevoerd.    

Zoals in het stuk de meeste leden van de Kuurnse Kunstkring in 1966 de vele zalen van het Louvre in Parijs doorlopen om een flits op te vangen van ontelbare Picasso’s, zo evoceert ook Vanluchene via Jef Demedts en een muzikant in snel opeenvolgende shots, een deel van de Europese oorlogs- en kunstgeschiedenis. Af en toe slingert Demedts, die met een opmerkelijke souplesse voor alle rollen opdraait, een naam of een titel naar het publiek, al wil de schrijver niet aan educatie doen. Wat je op goed overwogen ogenblikken aan informatie mee krijgt is echter mooi meegenomen. De constructie van het stuk en de wervelende voorstelling voeren je gewoon mee in een roes.

Die roes wordt nog versterkt door de begeleiding op accordeon (afwisselend Bruno Van Heystraeten of Jules Van Hoeck) waardoor niet alleen Parijs een beetje nader komt, maar vooral de gevoelssfeer versterkt wordt. De muzikant van dienst krijgt in bepaalde scènes zelfs een paar replieken toebedeeld en er wordt verrassend en functioneel gebruik gemaakt van een megafoon.

Vertolker Jef Demedts en regisseur Frank Van Laecke weten zich door Vanluchene voor deze productie in een zetel gezet. De rol van Picasso en de vele nevenfiguren is Demedts, die in 1959 begon en in vele hoofdrollen uitblonk, als op het lijf geschreven. Een paar keer speelt Demedts nu ook zichzelf in fragmentjes waarin hij zich als groentje, maar bij de pinken, kandidaat stelt voor de toelatingsproef aan het conservatorium. Intermezzo’s die de ernst van het instituut “kunst” relativeren.  

Frank Van Laecke die zowel musicals als “gesproken toneel” regisseert, streeft perfectie na al hoeft de tekst van Vanluchene eigenlijk nog nauwelijks een dramaturgische ingreep. Vanluchene die ooit zelf acteur was (onder meer bij de Internationale Nieuwe Scène) en ook een aantal stukken van de Italiaanse volksschrijver Dario Fo heeft vertaald, is niet het type toneelschrijver dat de werkvloer niet kent, al heeft wat Vanluchene schrijft soms meer te maken met de straat dan met de schouwburg. In zijn werk klinkt na wat “de mensen” zeggen en doen. Hij doorspekt dat echter met een eigen taal, met woordspelingen en associaties en vooral met ironie. Vanluchene heeft het over de waan van de enen en de naïeviteit van de anderen. Van Laecke zorgt er voor dat het tempo hoog wordt gehouden. De woordenvloed en vooral het gehakketak waarmee Vanluchene van het ene personage naar het andere laat springen, vergen een strenge discipline.    

Het leven en de werken van Picasso zijn voor Vanluchene aanleiding geweest om een kleine wereld vol gevoeligheden naar een wereld van het grote gevoel te transponeren. Op het einde van het stuk laat hij de pure begeerte overwinnen. De terugrit naar Kuurne eindigt in een zondvloed in Arras en op de duivenzolder van een café. De duif als symbool van liefde, vrede en kunst. De duif waar Picasso’s kunst mee begon. Op het einde van een turbulent leven wordt Picasso overweldigd door onstuitbare werkdrift maar ook door toenemende onvrede met zijn omgeving. Hij eindigt als een oude, statige maar rimpelende man, een ongewapende krijger die enkel nog zijn tong naar de wereld kan uitsteken, hij die “dacht schilder te worden, maar Picasso werd”.

Nog tot 5 december 2009 op tournee.


Info: www.courenjardin.be paul.ricour@telenet.be info@thassos.be

Dit artikel werd reeds 65 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel