| “Tragiek” van Rudolf Boehm: filosofische opstellen over de kunst van de tragedie van Sofokles tot Goethe. | 28 Juni 2009 |
In 2001 verscheen in Duitsland Tragik – von Oidipus bis Faust van de filosoof Rudolf Boehm, die onder meer tot 1992 hoogleraar wijsbegeerte was in Gent. Deze bundeling van opstellen is nu ook in het Nederlands verschenen. De lectuur ervan werkt louterend en verhelderend.
Boehm vertrekt vanuit de oorsprong van de Griekse tragedie, die geen klaaglied was, maar een bokkenzang, een dans- en zangfeest ter ere van de god van leven, liefde en wijn. De bok diende geslacht omdat hij de wijngaarden vernielde. De bok was schuldig en diende gestrafd.
De keerzijde van schuld is onschuld, van straf is het vrijspraak. Tragisch is het wanneer iemand onschuldig gestrafd wordt of ter dood gebracht. Maar is niet iedere oorzaak en vorm van sterven tragisch? Een kind dat sterft, iemand die omkomt in het verkeer of een te vroege dood door ziekte, is dit het noodlot? Of gewoon het lot dat iedereen kan treffen? De hamvraag is waarom? Het tragische is, dat daar geen afdoend antwoord op komt. Er blijft onzekerheid, voor de mens onbegrijpelijk, bedreigend. Men gaat er aan kapot.
Volgens Franz Kafka (1883-1924) is het leven een “proces” waarin de dood, het sterven, reeds van bij het begin aangekondigd is, omdat er altijd zowel schuld als onschuld is. Het christendom is daar radicaal tegenin gegaan door het onverklaarbare lot waaraan de mens onderworpen is, te vervangen door een alwetende en liefdevolle Voorzienigheid. Volgens het christelijk geloof vindt alles een verklaring in de openbaring van de liefde van God, al blijft het “hoe” van wat de mens overkomt vaak ondoorzichtig en mysterieus. Het komt daarop neer, dat het christendom het tragische verijdelt. Toegepast op de schuld- of onschuldvraag, vindt een tragische ervaring haar oorsprong in de vrije mens, en is veeleer een ervaring van kwaad en boosheid. Maar daarvoor heeft het christendom Verlossing als oplossing.
Daar heeft Boehm het niet over maar deze zijsprong is wellicht bruikbaar bij het lezen van zijn verhelderende beschouwing over Lucifer van Joost Vanden Vondel (1587-1679), waarin het historische en het filosofische elkaar perfect aanvullen. Boehm stipt ook aan dat Vondel in andere taalgebieden dan het Nederlandse, hoog geprezen wordt. Merkwaardig is, en ook dat even terzijde, dat Vondel nog altijd gespeeld wordt, zij het dan in vaak verregaande interpretaties, volgens het gangbare ordewoord dat een theatermaker “eigenzinnig” te werk moet gaan. Zojuist is in het kader van het Holland Festival Adam in ballingschap als opera in première gegaan. Regisseur Guy Cassiers en trouwens alle medewerkers, krijgen veel lof voor de “aanpak” van dit drama van de zondeval van de mens en de kuiperijen van de gevallen engel Lucifer. Men kan Adam in ballingschap echter niet losdenken van Lucifer, door velen als het meesterstuk van Vondel beschouwd. Voor Boehm is de geschiedkundige, dramaturgische en filosofische analyse van Lucifer aanleiding tot het formuleren van beschouwingen betreffende verzet, overheersing, geweld en macht. Allemaal begrippen waar we dagelijks mee geconfronteerd worden, maar die blijkbaar van alle tijden zijn. Bijzonder treffend is het inzicht van Boehm, dat wie de macht heeft veroverd dit te danken heeft aan de gewillige onderdanen, die voor hun dienstbaarheid afhankelijk zijn van een macht die zij op de duur zelf willen bezitten. In deze vicieuze cirkel wordt geweld ontwikkeld. Wie de macht heeft wil niet erkennen dat ze afhankelijk is van het knechtschap van de onderdanen, wie onderdaan is wil niet geweten hebben dat de macht enkel kan gedijen dank zij een slaafse onderdanigheid.
Aan schuld en onschuld wordt ook het begrip waan gekoppeld. Dat stoelt op imitatie, gelijk willen zijn aan de andere, het liefst aan de macht en het zich blind staren op een zichzelf voorgehouden zekerheid dat het zo zal zijn. Het is die waangedachte die in een tragedie uiteindelijk de “helden” ten val brengt.
Boehm beschrijft tien “modellen” en beklemtoont daarmee zijn interesse vanuit de filosofie voor het verschijnsel “tragedie” als uiting van kunst. Zijn keuze is meteen gelinkt aan geschiedkundige en actuele uitweidingen. Sofokles, Shakespeare, Vondel, Racine, Goethe, Hölderlin, Von Kleist zijn er met Kreoon en Antigone, met Hamlet en Macbeth, Lucifer en Faust, Phedra en Wallenstein, Empedokles en de Prins von Homburg.
Boehm beschrijft en ontleedt kunstwerken, omdat kunst verbeelding is en het vermogen aanscherpt om van een algemeen begrip naar een bijzondere waarneming te gaan. DE tragedie bestaat niet. Tragische ervaringen des te meer. Ze worden verwerkt in spelvormen die in theater en film almaar evolueren, wellicht ook omdat de ervaring van het fatalisme van het menselijk bestaan almaar persoonlijker wordt. Als het zogezegde “treurspel” goed gemaakt is, werkt het toch ook bevrijdend.
Tragiek. Van Oidipus tot Faust, 236 blz. is een IMAVO-publicatie en kost 25 Euro.
Info: imavo.vmt@scarlet.be
|
| Dit artikel werd reeds 194 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|