Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Het verhaal van een villa.
De Queeste, Le Coin Perdu
21 Mei 2009

Aangekondigd als een miniatuurvoorstelling in de villa van de landschapschilder Emile Van Doren. De stad Genk heeft nu de hele villa tot museum gemaakt, en dat wordt ingeleid dor een monoloog van actrice Lien De Graeve. Met daarna een rondleiding door de villa, van atelier tot badkamer. Ik geef toe, dat ik –was er niet deze locatievoorstelling van De Queeste – nooit in het museum zou zijn geraakt. Mijn belangstelling voor landschapsschildering is namelijk niet bijster groot. Achteraf vond ik het wel leuk. Vooral het feit dat Genk omstreeks 1900 een even grote toeristische aantrekkingskracht op de betere klassen had als Knokke, fascineerde mij. Genk had zijn heiden, vennen, veenmoerassen, waar menig rijke burger zijn frisse lucht kwam bijtanken, en waar menig artiest een optrekje bouwde. Zo heeft de schrijfster Neel Dof er gewoond. Zij schreef haar bekende biografie onder de titel Keetje Tippel. Zij bewoonde een grote villa, die later door de gemeente nogal verwaarloosd is geworden. De uit Genk afkomstige auteur Stefan Brijs heeft er nog een boek over geschreven.

De landschapschilder Emile Van Doren (1865 – 1949) trok vanuit Brussel zoals menig ander schilder naar de Spiegelende Vijvers (zoals het landschap rond Genk werd genoemd), leerde er in een herberg zijn vrouw Cidonie Raikem kennen, kocht die herberg en bouwde ze uit tot Hôtel des Artistes. Daarna bouwde hij in 1913 zijn villa Le Coin Peru aan de rand van de molenvijvers (waarvan nu nog resten in het Genkse park zijn). Toen was men al bezig met de aanleg van de mijnen, maar die zouden pas na de grote oorlog in werking treden. En Genk zou uitgroeien van 2.700 tot 66.000 inwoners. Tot aan zijn dood woonde en werkte Van Doren er. Daarna bleef zijn dochter Fanny in de villa, en die schonk in haar testament de villa aan de stad Genk op voorwaarde dat de villa een culturele bestemming kreeg. De heemkundige kring kreeg er onderdak. Er woonden verschillende gezinnen, en de laatste bewoners van Le Coin Perdu waren de heer en mevrouw Palmers – Gelders. Zij moesten het huis onderhouden, een aantal plaatsen aan de heemkring geven, en er rondleidingen geven. Dat deed na de dood van haar man de weduwe Palmers tot 2006, en haar verhaal brengt De Queeste.

Het kleine publiek zit op verhuisdozen en luistert naar  haar. Lien De Graeve geeft de oudere mevrouw op een mooie manier gestalte, en brengt het personage heel overtuigend en geloofwaardig. De theatertekst is gebaseerd op interviews. Een methode die De Queeste in haar jaarlijkse erfgoed-locatieprojecten altijd hanteert. Maar deze keer heeft men er dramaturgisch gezien geen goede, tragische, insteek in kunnen aanbrengen. Zij zegt wel regelmatig “pas op, hè, ik deed het graag”, maar je komt niet te weten waar en wat er scheelde. Er is wel een aanzet tot een tragische ondertoon, maar daar blijft het dan ook bij in dat half uur. De geschiedenis van het huis wordt in flarden verteld, en anekdotes over de buurt en in het huis en “van horen zeggen” komen aan bod. En ach, dat is leuk, en dat charmeert. Zeker doordat het zo goed gebracht wordt.

Na een ijsje krijgen we een rondleiding door het gebouw, en zijn er de nodige landschappen te zien. Genk zag er vroeger toch wel heel anders uit, maar dat zal met de kust van Knokke ook wel het geval zijn geweest. Gelukkig heeft Limburg nog veel groen, en worden oude mijngebouwen tot pareltjes van cultuurlocaties omgebouwd, zoals de C-mine-site, waar ook het cultuurcentrum van Genk binnenkort onderdak krijgt.

De monoloog van De Queeste speelt nog elke zondag van mei, telkens twee keer.


Info www.dequeeste.be

Dit artikel werd reeds 204 keer gelezen.auteur(s):Tuur Devens