Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Brandhout. Een irritatie van Stan
Dissectie van de kunstzinnige wereld
15 Februari 2009

De ik-figuur (Damiaan De Schrijver) in de monoloog Brandhout. Een irritatie van tg Stan bevindt zich zwaar tegen zijn zin op een ‘kunstzinnige avond’. Hij verafschuwt dergelijke gelegenheden, hij verafschuwt de gastheer en -vrouw, hij verafschuwt alle aanwezigen, het eten, de wijn, de steracteur die beloofd had na zijn voorstelling langs te komen en eigenlijk verafschuwt hij ook zichzelf. In de loop van de avond maakt De Schrijver – nu eens op zijn dooie gemak, dan weer met het schuim letterlijk op de lippen – brandhout van het kunstzinnige gezelschap waar hij deel van uitmaakt en van alles waar dat gezelschap voor staat. Twaalf jaar na Oude meesters, een eerste alleenspraak op basis van een trilogie over de kunsten van Thomas Bernhard, staat De Schrijver er met het vervolg, gebaseerd op de roman Holzfällen. Eine Erregung.

Vlak na de publicatie van dit derde deel van de trilogie werd de roman uit de handel gehaald. De tekst dissecteert de wereld van de kunst, en met name die van het theater, scherp en meedogenloos. Bepaalde kunstzinnige figuren uit het Oostenrijk van de jaren tachtig herkenden zichzelf al te duidelijk in de personages die erin beschreven werden en konden daar allerminst om lachen. Toch is Brandhout geen pure afrekening met derden. De zelfkritiek is evenmin mals. Zo zegt de verteller op een bepaald moment over zichzelf: ‘Ik heb altijd alleen maar een gespeeld leven geleid. Nooit een echt.’ Hij past, met andere woorden, prima in de wereld die hij verguist. In de monoloog die tijdens het festival Antwerpse kleppers in première is gegaan, geeft Damiaan De Schrijver dit soort paradoxen op een voortreffelijke manier stem.

De Schrijver staat het publiek op te wachten voor een houten muur. Die lijkt snel in elkaar getimmerd te zijn van her en der opgescharrelde planken. Er is zelfs nog niet fatsoenlijk opgeruimd: midden op het speelvlak ligt een verloren plank, waarop De Schrijver meer dan eens zijn evenwicht moet zoeken. De hoge, ongemakkelijke stapel krukken, waarop hij af en toe tevergeefs een comfortabele positie probeert te vinden en het bijzonder smalle speelvlak maken het er niet makkelijker op. De hindernissen op de scène lopen parallel met die in de tekst. De zinnen van Bernhard zijn lang en gecompliceerd. Bovendien bestaat Holzfällen voor een groot deel uit herhaling: dezelfde informatie, maar dan in net iets andere woorden. Het is worstelen om zo’n tekst in je hoofd geramd te krijgen en dat mag het publiek gerust weten. Vrij centraal in het scènebeeld zit Jolente Dekeersmaeker op een krukje, de speeltekst op schoot. Ze is de souffleuse die hem helpt als de woorden even uitblijven, de juiste volgorde aanstipt als de woorden in de knoop dreigen te raken, maar die hem ook in stilte aanmoedigt en meeleeft met het personage. Vanaf het begin laat Damiaan De Schrijver de dubbelzinnigheid kiemen en ontstaat de interessante wrijving tussen personage en acteur waar ze bij Stan allemaal zo dol op zijn. Samen met de verteller wacht het publiek op de toneelspeler die na zijn voorstelling van De wilde eend van Ibsen nog even zou binnenspringen op de kunstzinnige avond. Maar wie weet is Damiaan De Schrijver wel die acteur? Gaandeweg schuiven de verschillende zienswijzen meer over elkaar. Zo kijk je naar het personage, zo kijk je naar de acteur die het personage gestalte geeft en die tegelijk de wijze waarop hij dat doet in zijn blootje zet. Nog een stap verder gaat de dubbelheid als de Ibsen-acteur daadwerkelijk zijn entree maakt. Als De Schrijver dit tweede personage laat vertellen dat hij waarschijnlijk te zacht spreekt als hij speelt, echoot hij zichzelf als acteur. Bij het begin van de monoloog vraagt hij het publiek immers of hij luid genoeg spreekt. Bovendien vallen ook de beide personages meer en meer samen, zodat je op bepaalde momenten niet meer weet wie er nu aan het woord is: de verteller? De Ibsen-acteur? Of misschien nu en dan zelfs Damiaan De Schrijver zelf? Het hoofdpersonage wordt acteur, twee personages gaan in symbiose... zelfs het publiek vult daardoor uiteenlopende rollen in.

Tegen het eind van het stuk leidt de kritiek op het theater en de hele fake kunstzinnige wereld tot het besluit van de verteller om het hele zootje de rug toe te keren en radicaal te kiezen voor de natuur. Een eenduidige keuze blijkt dat echter niet. De planken muur gaat tegen de vlakte en onthult een negentiende-eeuws aandoend kartonnen theaterdecor van een bos, waarin De Schrijver een ommetje maakt. Raakt het personage niet los van de wereld die het bekritiseert of schuilt er achter de haat toch iets anders?

De dubbele bodems in de voorstelling en vooral de manier waarop De Schrijver ze op het publiek overbrengt, zorgen ervoor dat uit de taaie zinnen van Thomas Bernhard toch een luchtige en onderhoudende voorstelling gepuurd kan worden. Hoewel de onderbrekingen van de realiteit (door de acteur en de souffleuse) de concentratie in het begin van de voorstelling niet altijd ten goede komt, dragen ze uiteindelijk ten zeerste bij tot het humoristische gehalte van de monoloog. Of Damiaan De Schrijver er nu staat als zichzelf, als een alter-ego van zichzelf, als een van de twee personages of als om het even welke combinatie daarvan, hij staat er. En hij doet dat meer dan overtuigend.

Info: www.stan.be

Dit artikel werd reeds 1228 keer gelezen.auteur(s):Ines Minten