| Afscheid van Ritsaert ten Cate: meer dan wat herinneringen. | 18 December 2008 |
De betekenis van theatermakers en –bezielers wordt vaak maar duidelijk na hun overlijden. Dat is ook het geval met de onlangs overleden Ritsaert ten Cate die zijn veelzijdigheid in dienst heeft gesteld van een even veelzijdige als internationale theaterbeweging. Gewoonlijk wordt Ritsaert ten Cate (29.05.1938-05.09.2008) vereenzelvigd met Mickery, het kunstencentrum dat hij in 1965 begon in een boerderij in het afgelegen Loenersloot (provincie Utrecht, Nederland). Ten Cate was een tijdlang productieleider bij een filmbedrijf maar uit onvrede met de toenemenende commercialisering ervan, besloot hij nieuwe ingangen te creëren voor het toneel in Nederland, dat op dat ogenblik een behoudsgezinde manier van spelen kende. Hij ging scheep met regisseur John van de Rest en decorontwerper Frank Raven. Met Ten Cate en Mickery werd de horizon van het theaterlandschap in de lage landen aanzienlijk verruimd en stond creativiteit voorop. Ten Cate gaf kunstboeken uit, organiseerde exposities, stelde zijn boerderij ter beschikking van weliswaar elitaire maar vooral ongebonden organisaties. Bij premières werd het dragen van avondkledij op prijs gesteld, want kunst diende in alle omstandigheden kunstzin uit te stralen. De eerste voorstelling was Als er geen zwarten bestonden, moesten ze worden uitgevonden van Johnny Speight. Met bekende spelers waaronder Ton Lutz, Ton van Duinhoven, John Lanting, Joop Admiraal, Henk van Ulsen in een regie van John van de Rest en een decor van Frank Raven. Kort daarop liep het echter mis tussen Ritsaert ten Cate en zijn medestichters. Deze zagen Ten Cate enkel als geldschieter. Maar hij wilde medezeggenschap in de programmering en keek naar Groot-Brittanië en de V.S.A., waar men in korte tijd nieuwe vormen vond voor meer engagement. Het doorbreken van de elitaire sfeer bracht Mickery niet meer geld op. Alle voorstellingen waren verlieslatend, een verlies dat door Ten Cate uit eigen middelen werd bijgepast. De bank waar hij zijn geld had gedeponeerd ging echter failliet. Het voortbestaan van Mickery werd nu echt problematisch. Veel mensen en de pers riepen op tot behoud van Mickery, "de enige plek in Nederland waar je telkens weer mag hopen dat er werkelijk levend toneel zal zijn", volgens André Rutten in De Tijd, en minister Marga Klompé zegde de gevraagde subsidie toe. In 1970 versterkten twee nieuwe initiatieven de regulaire werking van Mickery: het Mickery-circuit en de Workshops. Workshop I was niet direct productie-gericht, in Workshop II kwam het wel tot voorstellingen. Intussen bleef Mickery ook nog buitenlandse groepen naar Nederland halen. Eén van die groepen was de Pip Simmons Theatre Group, Londense toneeljeugd die kort voor hun eindexamen van de toneelschool afgingen om samen iets te realiseren tegen het gevestigde Britse theater dat ze te wachten stond. In 1969 waren ze in Loenersloot met Underground Lovers en Conversation-Sinfonietta van de ondergewaardeerde experimenterende absurdist Jean Tardieu (1903-1995). Deze in het Frans schrijvende "laatste revolutionair" ging vooral te keer tegen de verstarde en ceremoniële spreektaal in en op het theater. Hij overtrof Ionesco, Beckett, Audiberti, de Obaldia met zijn parodieën en gaf het theater terug aan de anarchie van een totaal bevrijde en bevrijdende taal. In 1971 bleek echter voor Mickery een plafond bereikt. Het werd, zoals meerdere theaters, een instituut, zij het dat de kwaliteit van de voorstellingen er niet onder leed. Ten Cate wou een groter en meer gevarieerd publiek bereiken en dat kon niet in de te klein geworden ruimte in Loenersloot. Hij verkocht de boerderij en Mickery trok in 1972 naar Amsterdam. Na een paar jaar zich behelpen begon in een voormalige bioscoop aan de Rozengracht een nieuwe periode. De opkomst in Nederland (en elders in Europa) van alternatieve zalen en groepen en een daling van de kwaliteit al dan niet gepaard aan een voortdurende vermindering van subsidies zorgde ervoor dat Ten Cate met nog meer bekommernis dan voorheen over Mickery en theater in het algemeen, nadacht. "Als je regelmatig op festivals komt, dan weet je het wel: het is de dood in de pot. Het festival van Nancy bijvoorbeeld, van huis uit een studentenfestival, is een soort jaarmarkt geworden voor impressario's en talent scouts. Experimentele groepen zijn handelsobjecten geworden, die als een soort versterkt wasmiddel op de markt gegooid worden", was zijn klacht bij Piet Piryns in Vrij Nederland (09.02.1974). "De functie van Mickery is niet alleen het tonen van de nieuwste theaterontwikkelingen in het buitenland, we moeten tegelijkertijd vraagtekens achter de programmering zetten, door zelf dingen te doen: projecten, want het dreigt te keurig, te established te worden", verklaarde hij aan Lien Heyting (NRC-Handelsblad, 12.12.1975). Met het tonen van grensverleggend theater uit het buitenland (en soms ook wel uit Nederland) heeft Mickery een stevige indruk gemaakt op het kunstgebeuren in de jaren zeventig en tachtig, ook in België. In Gent was in 1969-1970 Proka gestart met een Zwarte Zaal in de Kon. Academie voor Schone Kunsten. Dit piloot-centrum onder de leiding van beeldend kunstenaar Pierre Vlerick en diens kunstzinnige medewerkster Milou Werbrouck-Cools, kan op artistiek vlak vergeleken worden met Mickery. Wat meer is, eind 1976 kwam een samenwerking tot stand tussen Mickery en Proka waardoor de mogelijkheid ontstond bepaalde producties die Mickery in Amsterdam bracht, over te nemen. Zo heeft Mickery er voor gezorgd dat Franz Marijnen na jaren afwezigheid, via Amsterdam terug in Vlaanderen kwam en met zijn groep Camera Obscura, bewijzen leverde van zijn aansluiting bij de nieuwe inzichten. Zowel Proka als het Mickery Circuit hebben voor openingen gezorgd en een artistieke beweging op gang gebracht waar onder meer de Warande in Turnhout, en in Brussel Het Kunst- en Cultuurverbond en het Paleis voor Schone Kunsten (met de onvermoeibare Bob Van Alderen), én het Théâtre 140 van Jo Dekmine zich bij aansloten. In welke mate Vlaamse theatermakers en organisatoren door Mickery en Ritsaert ten Cate zijn beïnvloed, moet nog uitgemaakt worden. Vast staat dat Ten Cate met Mickery meer was dan een voorbeeldige ambassadeur van buitenlands toneel. Zijn werking was een voortdurende uitdaging voor de subsidiërende overheid, voor theatermakers allerhande en voor een onvermoed maar gretig uitkijkend publiek. "Als publiek leek je betrokken te raken bij een samenzwering" schrijft Janny Donker in TM (Theatermaker, oktober 2008) teruggaand naar de periode in Loenersloot. Ook in Amsterdam ging Ten Cate er mee door zijn publiek de ogen te openen voor maatschappelijke verhoudingen, machtsstructuren, verborgen belagers van de vrijheid. Hij wou de theatrale kanten van het dagelijks gebeuren laten zien en ook de verwerking daarvan in een theatraliteit die daarom niet onmiddellijk herkenbaar was. Hij stelde hoge eisen aan zijn publiek omdat hij een permanentie veronderstelde. Slechts wie lange tijd geregeld zijn programmering volgde, raakte in de ban van de ontwikkeling die het theater doormaakte op de lange, nooit voltooide weg naar theater. Ten Cate zag theater als een ontmoeting tussen makers en publiek, een plek waar de twee groepen elkaar na afloop konden spreken en met elkaar in discussie konden gaan. Die lijn trok hij door in DasArts, waar hij als "leermeester" of begeleider in een post-academische training van jonge makers fungeerde, nadat Mickery in 1991 definitief was opgehouden. Het Theater Instituut Nederland heeft in 1996 een aantal essays van Ritsert ten Cate gebundeld in Man looking for words, als een boodschap van hoop en geloof na veertig jaar ervaring met kunst en theater. Het boek getuigt van zijn enorme liefde voor de kunst en voor het publiek dat hij aantrok. Vanwege de overheid kreeg hij alleen onzekerheid, maar dat kon zijn overlevingshumor niet temperen. In TM (oktober 2008) gaan Loek Zonneveld en Janny Donker dieper in op de vele "halteplaatsen" in het theaterwerk van Ten Cate, die de laatse jaren van zijn leven zich voornamelijk met eigen beeldend werk heeft beziggehouden. Veel vragen blijven onbeantwoord. Maar dat is het geval bij elk overlijden van mensen die meer nalaten dan enkel maar herinneringen.
Info: www.theatermaker.nl en info@theatermaker.nl
|
| Dit artikel werd reeds 211 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|