Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Thomas Brasch 30 December 2002

In november 2001 is in Berlijn Thomas Brasch gestorven. Hij is vooral als theaterauteur bezig geweest, maar hij maakte ook films en een reeks vertalingen van werk van William Shakespeare, Maxim Gorki en Anton Tsjechov. Bovenal was Thomas Brasch een dwarsligger die het regime in de toenmalige DDR liever kwijt dan rijk was. Eind 1976, Thomas was dan 31 jaar, kreeg hij een officieel uitreisvisum en ging hij in West-Berlijn wonen en werken.

Thomas Brasch heeft er herhaaldelijk op gewezen dat hij niet naar het Westen was gevlucht en dat hij ook niet wilde doorgaan voor banneling. De voornaamste reden voor Brasch’ overstap van Oost naar West was, dat hij niet achter de rug van het DDR-regime om, in het Westen wilde publiceren. Maar aangezien er geen enkele kans bestond dat het beroepsverbod tegen hem in de DDR zou ingetrokken worden, was hij wel verplicht te verhuizen wilde hij verder schrijven en zijn werk gepubliceerd en opgevoerd zien om er, als “zelfstandig schrijver” te kunnen van leven. Brasch had trouwens niet de bedoeling met zijn werk de wereld (of welk regime ook) te veranderen, maar wel deze wereld te kunnen overleven.

Thomas Brasch is op 19 februari 1945 in Engeland in het graafschap Yorkshire geboren, waarheen zijn joodse en communistische Duits-Oostenrijkse ouders geëmigreerd waren. In het gezin Brasch werden drie zonen geboren: Thomas, Klaus en Peter. Thomas overleefde zijn twee broers. Klaus was amper 30 jaar toen hij stierf, Peter was er 45. Het was en arbeidersgezin dat in 1948 naar Duitsland terugkeerde en zich in de toemalige “Russische zone”, zogezegd Oost-Berlijn, ging vestigen. In de daarna, volgens het Sovjetcommunisme opgerichte DDR (Deutsche Demokratische Republik) waarvan Berlijn (voor het Westen: Oost-Berlijn) de hoofdstad wordt, maakt de vader van Thomas carrière als functionaris binnen de eenheidspartij. Hij brengt het tot plaatsvervangend minister voor cultuur.

Vijf jaar lang is Thomas Brasch met goed gevolg leerling aan de elitaire Cadettenacademie van de Nationale Volksarmee (NVA). Dan gaat hij werken als arbeider, daarna als typograaf, bankbediende, drummer en student journalistiek in Leipzig.
In 1966 verschijnt hij voor het eerst in het culturele leven van Berlijn. Hij ensceneert in de Volksbüne een project rond Vietnam dat prompt verboden wordt wegens “te linksradikaal”.
Een jaar nadien, in 1967 begint hij aan de filmacademie Babelsberg in Potsdam maar zoals in Leipzig wordt hij ook hier van de school weggestuurd. In Leipzig was het “wegens het belasteren van leidende persoonlijkheden in de DDR”, in 1968 was het na zijn protest tegen de Sovjetinval in Tsjechoslovakije “wegens ophitsingen tegen de staat”. Hij wordt veroordeeld tot 27 maanden gevangenis, maar krijgt na een jaar voorwaardelijke invrijheidsstelling en wordt tewerkgesteld in het “Transformatorenwerk Karl Liebknecht” als frezer en slotenmaker. De hele heisa kost de vader van Brasch meteen zijn baan.

Inmiddels heeft Thomas al veel geschrevenen en evenveel gelezen. Behalve Büchner, de vroege Brecht, gedichten van Georg Heym, Hans Henny Jahnn, Rimbaud, leest hij ook Joyce, Bierce, Burroughs, en vooral Jean Genet. Hij heeft acht theaterstukken klaar en tal van verhalen, gedichten, en ander werk: drie luisterspelen, twee filmscenario’s, een tv-spel.

Hij is dol op films en na zijn verplichte tewerkstelling kan hij aan de slag in het Brecht-Archiv, dank zij Helene Weigel die een essay van Brasch gelezen had over Brecht en film. Na een jaar wordt zijn contract daar niet verlengd en begint hij als “freiberuflicher” auteur.

Zijn eerste toneelstukken kan men beschouwen als “Lehr- und Lernstücke”. Een daarvan “Das beispielhafte Leben und der Tod des Peter Göring” wordt door het Henschelverlag in Berlijn uitgegeven maar onmiddellijk na de première in 1972 wordt het stuk verboden. Brasch had het geschreven samen met Lothar Trolle en het handelt over Peter Göring, een grenswacht die in 1962 als eerste vanuit het Westen neergeschoten werd aan de Berlijnse Muur en daardoor een DDR-martelaar werd. De ondertitel van het stuk luidt “Biografie van een gelukkige burger” terwijl in het stuk verwezen wordt naar oproepen in de toenmalige DDR-pers om twaalfjarige leerlingen scènes uit het leven van een jonge man te laten improviseren.

Ook het tweede stuk dat Brasch met Lothar Trolle schreef: “Papst Urban VIII. Galileo Galilei, ein Kampf” en bedoeld was voor een groep kinderen in Potsdam, kwam niet verder dan een eerste opvoering. Dan volgden “Bericht vom Sterben des Musikers Jack Tiergarten”: over hoe een rockidool zijn ideeën en gevoelens te gelde maakt, en een aantal clownerieën en het jazzoratorium “Hahnenkopf” voor twee spelers, een zanger en een jazzensemble. In 1975 kwam het eindelijk tot drie voorstellingen van “Hahnenkopf”, een sleutelgedicht waarin vertrokken wordt van de boerenopstanden in de 16de eeuw om te eindigen in de DDR. Eveneens in 1975 verscheen zijn bundel gedichten “Poesiealbum 89” waarin “Hahnenkopf” is opgenomen en werd in de VSA, naar aanleiding van het 4de congres van het Internationaal Brechtgenootschap aan de universiteit van Austin, Texas, van Brasch “Der Papiertiger” in een Engelse vertaling (“The Papertiger”) door een studententoneelgroep gecreëerd. Ook in “Der Papiertiger” vormt “Hahnenkopf” de hoofdbrok, naast teksten zoals “Apollo-Marsyas” en “Sindbad en Kassandra”. Allemaal dankbaar materiaal voor jonge theatermakers.

In 1985 werd deze tekstcollage in het Nederlands gespeeld in Limelight, Kortrijk, door het dan pas gestichte Teater AtZ. Het werd vooral een vormexperiment dat meteen ook de ademnood van de beginnende groep liet uitschijnen. Een betere opvoering van werk van Brasch was het jaar voordien te zien geweest in een locatieproject van het Brialmonttheater in Brussel, dat dan artistiek geleid werd door Marc Steemans, die met “Mercedes” (in een vertaling van Peter Nijmeijer) Thomas Brasch in Vlaanderen introduceerde.

scène uit "Mercedes" met Marc Peeters
en Brit Alen (Brialmonttheater)
“Mercedes” is zoals alles wat Brasch schreef, experimenteel in die zin dat hij de geijkte taalpatronen overboord gooit en zich op een nieuwe eigengereide manier probeert uit te drukken: een tekst zonder leestekens, een verwrongen syntaxis; een ineenstrengelen van dialect en algemene taal. Het lezen van zijn teksten kost dan ook veel moeite In “Mercedes” beproeft de auteur daarenboven een ingewikkeld rollenspel tussen twee “proefpersonen” in een dialoog over een gefantaseerde Mercedes, een symbool dat nu eens naar technocratie, grootstadwaanzin en machineachtige gevoelloosheid verwijst, dan weer een bindmiddel is voor de luxe- en geluksdromen van twee jonge marginale werklozen.

“Mercedes” was in de regie van Marc Steemans een beklijvende voorstelling, onder meer voor criticus Edward Van Heer:

“De zestien scènes/fragmenten van het stuk worden gespeeld op drie verschillende plaatsen, grote, vervallen ruimtes van een oude koetsenmakerij, waar de regen en de kou naar binnen waaien en een geur van rot hout en natte leem hangt. Vooral in het derde deel van de enscenering is er verrassend knap acteerwerk te zien en spreken de vaak sterk poëtische, indringende beelden (de kruisiging van een industrieel, het spel rond de mysterieuze legertruck, de akelige prikkeldraadomheining, het groezelig zielige bordeeltje…) boekdelen over de hedendaagse beschaving: maatschappelijke verloedering, de hopeloosheid en de machteloosheid van een werklozenbestaan, de onleefbaarheid van het overgeautimatiseerde leven, de angst voor het blootleggen van gevoelens, de vlucht in perversiteit…” (Knack-Magazine, 07.11.1984, blz. 171).

Een ander werk van Thomas Brasch dat in het Nederlands is opgevoerd is “Dode man. Heuvel 304”. Dit solostuk dateert van 1984 en werd in een eerste versie in mei 1985 ook weer door het Brialmonttheater gespeeld, met Ilse Uitterlinden in de enige rol en in een regie van Marc Steemans. Brasch, die dan al geruime tijd in West-Berlijn woonde, bewerkte het echter grondig en in 1988 kwam een nieuwe versie onder de titel “Wut tut gut”, als slottekst bij “Frauen – Krieg – Lustspiel” uit 1987. Op deze slottekst baseerde Stef Driezen zich voor zijn regie van “Dodemansheuvel 307” die door Patricia Goemaere bij het gezelschap Barre Weldaad in 1997 werd gespeeld. Het monodrama gaat over een vrouw die beschuldigd is van moord en haar verdediging voorbereidt, maar in feite gaat het over de totale mens, met zijn dromen, seksualiteit, zachte waanzin en vernietigingsdrang.

In Nederland is Thomas Brasch vooral bekend door “Rotter” (1977), aldaar in 1979-1980 gespeeld door het Publiekstheater, in een regie van Hans Croiset en een vertaling van Peter Nijmeijer. “Rotter” is gesitueerd tegen de gebeurtenissen in Duitsland tussen 1932 en 1965. In het stuk worden de verschillende levensfazen van Rotter, het hoofdpersonage, gevolgd, een man met een zwak karakter die altijd verkeerd kiest, naar beneden trapt bij de minste onzekerheid, in de Nazitijd winkels van joden plundert en zich later als een law-and-order-figuur opstelt.

In december 1976 is Thomas Brasch naar West-Berlijn verhuisd. Als een der eersten had hij protest aangetekend tegen de uitwijzing uit de DDR van Wolf Biermann en daarvoor kreeg hij publicatieverbod. Met instemming van de autoriteiten verlaat hij dan de DDR, samen met zijn 22-jarige vriendin, de actrice Katharina Thalbach en hun dochterje Anna. Katharina Thalbach is de dochter van de regisseur Benno Besson, toenmalig intendant van de Berliner Volksbühne. Zij doet zowel theater, film als televisie. Zij speelde o.a. Maria in “Die Blechtrommel” (1979) van Volker Schlöndorff, naar de roman van Günter Grass.

Eenmaal in het Westen gaat het Thomas Brasch voor de wind. Suhrkamp publiceert zijn stukken en jaar na jaar gaan ze in première. In 1977 krijgt hij al de Gerhart Hauptmann Preis. Hij werkt voor de film, maakt vertalingen en leeft een eerder teruggetrokken leven op een appartement waar hij zich omringt met vrouwen die hem bewonderen. Hij betrekt ze in zijn werk en zij voelen zich aan hem verbonden, hetzij als vriendinnen, hetzij als minnaressen. Die samenwerking en intieme vriendschap resulteert vaak, zoals bij Bertolt Brecht, in een vorm van uitbuiting. Maar niemand is er rouwig om.

In het decembernummer 2001 van Theater heute, getuigt Barbara Honigmann dat Thomas Brasch eigenlijk niet de rebel was die men in het Westen in hem zag. Hij voelde zich wel superieur en vanuit dit gevoel was hij een “verachter” en had hij het lef zich kritisch op te stellen tegenover de DDR én het Westen. Maar deze verachting was ook een masker waarachter een brandend verlangen schuil ging enkel een doodgewoon mens te zijn, zo iemand als een brievenbesteller in een dorp, of een straatveger of een champetter die door iedereen gekend is en gegroet en geliefd wordt en ’s avonds met vrienden een kaartje legt in het dorpscafé.


Literatuur:
  • Theater heute, februari 1977.
  • Theater heute, december 2001.
  • Knack-Magazine, 7 november 1984: Brialmont introduceert Thomas Brasch in Vlaanderen.
  • Knack-magazine, 13 februari 1985: AtZ debuteert met “De papieren tijger”.


Foto: Anton Wilsens


Dit artikel werd reeds 248 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel