| Denkend aan Wim Van Gansbeke: recenseren is activeren. | 22 Februari 2008 |
Het overlijden van theaterrecensent en -criticus WimVan Gansbeke (1938-16 februari 2008) is niet zonder aandacht in de media voorbijgegaan. Terecht heeft men zijn ontegensprekelijke betekenis voor het theater in Vlaanderen geprezen en evenzeer terecht werd daarmee ook de functie van de theaterrecensent in het algemeen nog maar eens duidelijk in de kijker gezet. Zeer verwonderlijk is het echter dat juist die media die almaar minder aandacht willen besteden aan theater en het werk van een recensent nog nauwelijks blijken te waarderen en te honoreren, nu plotsklaps hele pagina's of uitgebreide zendtijd ter beschikking hebben. De ondanks alles toch nog wroetende recensenten en de vrienden van Wim en zijn familie, kunnen er maar blij mee zijn, al wordt vermoed dat die opflakkering van interesse voor en in theater, allicht een strovuurtje is.
Gelukkig is één en ander bewaard gebleven van wat Van Gansbeke heeft gezegd en geschreven. Van de klankopnamen is niet alles verloren gegaan en zijn teksten zijn hier en daar te recupereren. De recensies die Wim voor de radio (BRT 2-Omroep Brabant en Studio Brussel) debiteerde, waren trouwens teksten die hij eerst had neergeschreven. Al voltooide hij zijn studies in de Germaanse talen aan de Gentse universiteit niet, hij was meertalig, verbaal en literair onderlegd, las veel en schreef graag. Analyseren en formuleren in goed gebouwde, niet mis te verstane, vaak zeer lange volzinnen waren het kenmerk van zijn besprekingen, gedragen door een scherpe stem die wekelijks door een niet te tellen schare luisteraars, thuis, op het werk of langs de weg in de autoradio werd herkend.
Wim was full-time begaan met het theater in Vlaanderen en met het theater dat uit het buitenland naar Brussel werd gehaald. Hij had zijn informanten en zijn contacten met de binnen- en de buitenwereld van het theater en dwong door zijn kennis en argumentatie ontzag en vooral gezag af. Hij was niet enkel de meest gevolgde recensent (bijwijlen criticus) in Vlaanderen, hij was ook de best betaalde in België, in een periode waarin de meeste theaterjournalisten het, ook in de jaren zestig en daarna, als bijverdienste of als onderbetaald gelegenheidsmedewerker moesten doen. Zijn voltijds bezig zijn met theater gaf hem een niet te onderschatten vrijheid in schrijven en spreken. En ook het recht zich driftig maar op een eerlijke en onderbouwde manier uit te spreken over wat artistiek belangrijk was of niet. Hij wist ook wel dat niet iedereen zijn mening deelde, maar zeker is, dat hij ten minste een mening durfde uit te spreken waar anderen rond de hete brij bleven draaien. Dat maakte hem ook niet altijd geliefd en hij deed zelf al eens moeilijk in de omgang. "Gemakkelijk" was trouwens een woord dat hij niet kende.
Wim Van Gansbeke was een mee-denker in het theater. Hij signaleerde niet, hij wees op mogelijke vluchtwegen om aan routine en trends te ontsnappen. Hij was een animator, een bezieler, iemand die anderen deed bewegen, die activeerde. Hij werd niet graag geassocieerd met Mei '68 maar de combativiteit van toen zat ook in Wim. Eerst bij de radio, daarna gedurende vijf jaar als voltijds recensent bij de krant De Morgen maakte hij verschillende periodes mee van verandering maar ook van stagnatie. In hoeverre hij invloed heeft gehad op bepaalde initiatieven die het Vlaamse theater uit de tevredenheid met zichzelf hebben gehaald om aan te sluiten bij de progressieve en internationale vaart, dient nog onderzocht te worden. Maar we weten dat hij bestaansrecht heeft bepleid voor wat men aanvankelijk marginaal theater noemde, voor kleine gezelschappen die mede door zijn koppigheid en harde taal het tot baanbrekende realisaties konden brengen en internationaal gegeerd werden.
Denkend aan Wim Van Gansbeke denken we ook aan vroegere collega's die aan de weg timmerden, zij het vanuit een ander temperament en via een minder populair medium. Van Carlos Tindemans (1931-2002) en Frans Verreyt (1916-2003) hebben we enkele jaren geleden al afscheid genomen. Ook van hen blijven teksten, enkele foto's en prullaria over. Komen we ooit tot een bescheiden maar waardevolle bibliotheek van recensies en kritiek? Niet omwille van het archiveren maar "printed to use". Aankomende recensenten (die zullen er altijd zijn) kunnen er ongetwijfeld ook door geactiveerd worden in het besef dat van de doden "hun nalatenschap altijd dient herijkt te worden in het licht van de veranderde omstandigheden", om het eens met literatuurprofessor Erik Spinoy te zeggen (in De Morgen van 20.02.2008).
Wie schrijft blijft, zegt men. Mogen recensenten niet wat langer blijven dan andere schrijvers?
Hoe Wim Van Gansbeke schreef en sprak moge blijken uit onderstaand fragment uit een speech die Wim hield in het radioprogramma Tafel van Twee, voor BRT-2 Omroep Brabant, op 31 mei 1987:
"... Ik wil een theater dat helder is zonder stom te zijn, dat duidelijk is zonder moraliserend te zijn, dat amoreel is zonder schroom, dat begrijpelijk is zonder kinds te zijn, dat zegt wat het op zijn lever heeft, dat niet verhult maar onthult, dat storend werkt, dat een politieke daad is, dat agressief is, dat me waanzinnig aan het huilen maakt, dat me uitzinnig aan het lachen brengt, dat adembenemend reëel is, dat me ondersteboven gooit, dat me de keel toeknijpt, dat me niet met rust laat, dat me gelukkig maakt, dat lak heeft aan academische ethica, esthetica, fonetica, logica, dat zijn eigen logos is, dat persoonlijk en exemplarisch is. Dat de waarheid is. En de waarheid ligt NIET in het midden.
Theater is een landschap met figuren, die mij hun geheimen moeten ontsluieren. Zulke ideale theaterproducties zijn in Vlaanderen zeldzaam, maar ze bestaan, of liever, ze hèbben bestaan, want geen kunst is vluchtiger en vruchtelozer dan deze. Alleen doen ze zich telkens voor als schokeffecten bij volmaakte stilstand, opduikend uit het niets en in datzelfde niets verdwijnend zonder sporen na te laten, zonder een golfbeweging op gang te brengen. Het zijn eenzame totempalen, zeldzame piramiden in een artistieke woestijn van smaldenken, naijver, frustratie, angst, gebrek aan morele moed en zelfgenoegzaamheid.
Het Vlaamse theater waarover het werkelijk de moeite loont om te praten is een theater van extremen. De extremen van Decorte en De Keersmaeker, die van Jan Fabre en Jan Lauwers. Daartussen een jonge generatie theatermakers, die zich met veel vallen, maar tussendoor ook opstaan, een artistiek geweten, een niveau en kwaliteit verwerven. Helaas veel te vaak – om niet te zeggen altijd – in met bloed, zweet en tranen opgezette vrije producties of in kleine gezelschappen, die het grote publiek niet halen." | Zo was het, volgens Wim Van Gansbeke in 1987. En hoe is het nu?
|
| Dit artikel werd reeds 580 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|