Een rituele zoektocht naar wat? Toneelhuis & Walpurgis, Lotte van den Berg Winterverblijf | 24 December 2007 |
Lotte van den Berg heeft het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt door met haar nieuwe productie theater te willen maken over niet-theater. Ze gebruikt daarvoor als uitgangspunt de afscheidswoorden aan het theater van haar vader Jozef van den Berg. Theater is bedrog, is niet echt, is niet waar. Of toch? Haar vader leeft als een kluizenaar, ver weg van het theater, helemaal teruggetrokken van de wereld. In zijn afscheidswoorden zei hij: De zoeker zoekt, en wordt gevonden. Jozef heeft Christus gevonden, zijn dochter blijft zoeken, en vindt het (maar wat?) in deze productie niet.
Lotte van den Berg kennen we als de verrassende theatermaakster van producties op locaties, buiten en binnen (zie archief). Nu waagt ze zich aan de grote zaal. Op het podium twee rijen grote platen. Als coulissen worden ze opzij geschoven. Er hangen flarden gekleurd papier aan, stukken kindertekeningen. De spelers gaan zitten tussen het publiek. Een bandrecorder wordt aangezet, en we horen de stem van Jozef van den Berg. De gevierde theatermaker die al dan niet met poppen (mannetje Pluim!) klein en groot wist te boeien, en in de jaren '80 in Nederland en Vlaanderen bomvolle zalen trok, nam op 14 september 1989 in deSingel in Antwerpen afscheid van zijn publiek. We horen zijn laatste publieke toespraak. Hij noemt de dood van zijn broer als een van de aanleidingen om dichter bij God te moeten staan. Hij vindt Christus in de Russisch-orthodoxe liturgie en trekt zich als kluizenaar terug in een fietsenhok, en later in een tuinhuisje.
Nostalgie komt bij mij boven drijven. Jozef van den Berg was een van de beste theatermakers met poppen in die tijd. Van die man zag je alle voorstellingen. Hij had de gewoonte om een stuk zowel voor kinderen te maken als voor volwassenen. Je ging dus 's middags en 's avonds kijken. En steeds weer genieten. Als ik nu lezingen over figurentheater geef, zal ik altijd fragmenten van hem tonen, en steeds opnieuw raak ik – samen met de kijkers – geroerd door de beelden op het scherm. Kun je nagaan wat het in het echt was. De tekeningen op de scène, die daar aan de panelen hangen, associeer je met tekeningen die kinderen voor iemand maken als ze op bezoek gaan. Zijn het tekeningen uit het huisje waar Jozef nu verblijft in het noorden van Nederland? De recorder valt stil. Dirk Roofthooft komt vanuit de zaal op, kijkt ons aan, spreekt ons aan, herhaalt de tekst van Jozef bijna letterlijk. Het wordt een zoektocht naar de leegte. Vind je in die leegte de waarheid, het licht, de transcendentie? Van hier naar wat? Schuilt in de leegte – en zeker buiten het theater – de symbiose van het leven en het goddelijke? Theater als ritueel. De laatste tijd wordt het rituele karakter van theater steeds meer benadrukt. Het lijkt erop dat met het verdwijnen van de eucharistievieringen het volk de nood aan rituelen in het theater zoekt. Een overdreven stelling? Zeer zeker. Maar toch. Flarden gezangen van Judith Vindevogel stralen een ritueel karakter uit. Heel religieus is natuurlijk Bach's Kantate Ich habe genug. Het keelgezang van de Mongoolse zangeres Sainko Namtchylak geeft het ritueel een Oosters geluid. Westerse en Oosterse gezangen vinden elkaar, als yin en yang. Bewegingstheatermaakster Marlies Heuer schuifelt, schrijdt, beweegt sierlijk van de ene coulisse naar de ander. Zij balanceert met een dienblad met theeservies. Een theeritueel, dat zich herhaalt, maar steeds gaat er iets mis. De kopjes vallen, de theepot valt in scherven. Rest een theeritueel zonder kopjes, zonder thee. Is dit het ritueel in zijn pure essentie? Een waar ritueel, verlost van alle ballast? Marij Verhaevert ruimt op, verschijnt in steeds andere kleding, steekt over van de ene coulisse naar de ander, draalt, wacht, stapt door. Dirk Roofthooft komt van achter een coulissepaneel piepen, kijkt verbaasd rond, neemt de kale omgeving in zich op, om dan een tekst over Christus te declameren. Het is een tekst van Joseph Brodsky (Nature Morte) die de ambiguïteit, de haat-liefdeverhouding t.o.v. Christus schitterend verwoordt. Het is een scherpe tekst over de zoekende mens naar Christus, waarin cynisch kritiek wordt geleverd op zo'n mens én op Christus. Maar naast de boosheid en de teleurstelling klinken ook berusting en gelatenheid door. Het rituele karakter wordt later nog verder onderstreept door deze tekst te herhalen, en terug op te voeren.
In deze productie probeert Lotte van den Berg het gemis aan rituelen in te vullen, en het geheel wordt zelf een mis, met al zijn negatieve kanten die we van vroeger kennen. En daarmee bedoel ik saaiheid. Ik ben als kind misdienaar geworden – zo zie ik het nu – niet vanwege een groot geloof, maar vanwege de gewoontes van die tijd en ook om iets te doen te hebben in de mis. Als misdienaar mocht je al eens van de ene kant van het altaar naar de andere kant lopen, met een zwaar evangelieboek, je mocht de wijn en het water aandragen, je mocht het belletje laten rinkelen. Maar als je geen misdienaar was, en je braaf naast je ouders op de kerkbanken de hoogmis moest volgen, dan was het een saaie bedoening. En dat is deze productie op een paar mooie momenten na ook. De religieuze leegte die opgevuld zou moeten worden, blijft leeg zoals een mis dat toen voor ons ook was. De traagheid wekt geen spanning. Ook haar vorige producties zoals Braakland of Stillen gingen traag, maar daarin zat een onderhuidse spanning die je als toeschouwer vaak beklemde. In dit Winterverblijf, deze mis(?), blijft de zoektocht steken in aanzetten. Sterk zijn de beginbeelden en het eindbeeld van de leeglopende kerk. Tussenin treffen alleen de woorden van Brodsky, het gezongen Ich habe genug, de flarden keelgezangen, een paar bewegingsmomenten. Daar blijft het bij. En dat is jammer, heel jammer. Misschien ligt de/een waarheid niet buiten het theater, maar in het theater zelf?
Info: www.toneelhuis.be
|
| Dit artikel werd reeds 415 keer gelezen. | auteur(s):Tuur Devens |
|