In de Bourla dobberen op de golven van de geschiedenis. Het Toneelhuis, Een geschiedenis van de wereld in 10 1/2 hoofdstuk. | 17 April 2007 |
In de foyer van de Bourla geeft Wayn Traub van op een hooggeplaatste katheder een college over het schilderij Het Vlot van de Medusa, dat we rechts van hem groot geprojecteerd zien. Eerst geeft hij het algemeen historisch kader, om dan steeds meer op het schilderij zelf te focussen. Wie van de toeschouwers te laat binnenkomt, krijgt een typisch professorensneer toegespeeld. Af en toe stelt hij ook vragen, blijft zoals het betaamt hautain, en met professorale schwung geeft hij zijn kunsthistorische visie op het beroemde meesterwerk van de romantische schilder Théodore Géricault. De schilder probeerde zich echt in te leven in de toestand van de drenkelingen. Hij omringde zich met afval en stank, at en dronk zelf dertien dagen niet, enzovoorts. Traub verwijst naar de vergelijkbare methode bij acteurs: de Method-acting en Stanislavski. “Ooit van gehoord? Nee? Dan zoekt u het maar eens op”. Hij vertelt ook dat het schilderij veel succes had, en dat je in het gebouw recht tegenover het museum een tableau vivant van het schilderij kon zien. Dat had zelfs meer publiek succes.
Daarna verlaten we in groepen de foyer om af te dalen in en te stijgen naar duistere en donkere (en verboden) plekken van de Bourla, waar elke theatermaker van het Toneelhuis zijn stuk geeft uit een geschiedenis van de wereld in 10 1/2 hoofdstuk van Julian Barnes.
De boot, of beter de ondergang van de boot in de zee, is het leidmotief. Zeeën zorgen voor de golven van de geschiedenis waarop de mens dobbert, al dan niet op een zinkend schip of zich nog vastklampend aan een vlot. Die metafoor is niet alleen te vinden in de verhalen en stukken die ons op de diverse locaties getoond worden, maar ook in het traject dat wij door de Bourla afleggen. We passeren grote dia’s van stadsgebouwen, die bewegen en golven. In de trappenhuizen staan emmers, en hoor je water sijpelen. Hoe langer we in het gebouw zijn, hoe meer emmers er staan. Naar het einde staat de hele gang rond de loges vol.
Zijn wij mensen gefascineerd door de feiten, of door de verhalen die errond gemaakt worden? Dat wordt bij Barnes ‘fabuleren’ genoemd: “We verzinnen een verhaal om de feiten te verklaren die we niet kennen of niet aanvaarden; we behouden een paar ware feiten en verzinnen er een nieuw verhaal omheen. Onze paniek en onze pijn worden alleen verlicht door dat gerusstellende fabuleren; we noemen het geschiedenis.”
Dat ‘fabuleren’zien we duidelijk vertolkt door Ariane van Vliet in de goederenlift. Als toeschouwers blijven we boven over de reling naar beneden kijken, waar zij zich hult in een slaapzak en met letters haar ‘ziekte’ verklaard wordt. Weer door lage gangen met om de paar meter waarschuwingsbordjes ‘denk aan uw hoofd’ dolen we verder, naar een volgende ruimte. Daar veren Iris Bouche en Damien Fournier een dansduet van Sisi Larbi Cherkaoui uit op en onder de trampoline. De tekst op klankband is er te veel aan.
Benjamin Verdonck schittert in de tweede kelderverdieping, met houten balken en stutten en katrollen, resten van de oude toneelmachinerie om doeken en lampen te trekken. Hij vertelt van balk tot balk stappend en slingerend, over zijn verblijf als een dier op de ark van Noach (die alcoholist!). Op het einde weten we over welk dier. Verrrassend. Verrassend is ook de rechtszaak. Het publiek moet vanuit de kelder naar de nok van de schouwburg, en vanop de hoogste rij op het hoogste balkon zien we op het voortoneel een rechtszaak over de schuldvraag: zijn de houtwormen schuldig aan het afbreken van de poot van de stoel waarop de bisschop zat, en waardoor hij viel en blijvende imbeciliteit heeft opgelopen? Het spel is even hilarisch als het onderwerp.
Weer helemaal naar beneden. Alle groepen verzamelen zich in de schouwburg. Lotte van den Berg maakt daar met blinden een tableau vivant van het Vlot van de Medusa. De blinden komen een voor een, vanuit de zaal of van ergens anders, naar het podium. Muisstil is het in de zaal, zo indrukwekkend is dit getok van stokken en schuifelen naar de juiste plek op de scène.
Rampen met boten en op zeeën doen ons natuurlijk denken aan de ondergang van de Titanic. Bij het gaan van de ene locatie naar de andere hoorde je al uit luidsprekers fragmenten uit Nader tot U (het laatste lied dat op de Titanic werd gespeeld); af en toe zag je in de gewelven opzij twee of drie muzikanten voor zich uitstaren met hun viool of cello. De vier strijkers zien we op het einde in een grote bak in de inkomhal zitten. Dit is het concept van Peter Misotten van de Filmfabriek, ook een van de theatermakers in huis bij het Toneelhuis. De vier strijkers zijn mannen van Olympique Dramatique. Terwijl we het verhaal horen van iemand die op slinkse manier de ondergang van de Titanic overleefd heeft,en daarna nog als figurant in de film over de Titanic zijn ding wil doen, loopt de bak vol water. En wat er dan gebeurt, is hilarisch.
Wat de hele ploeg van het Toneelhuis hier gemaakt heeft, is een titanenwerk, en het resultaat mag er zijn. Je ziet alle theatermakers die in het huis onderdak hebben, op één avond aan het werk, je doolt aangenaam door de sombere geschiedenis der mensheid. Je dobbert mee op de golven van die geschiedenis, het is geen zwalpen, want het fabuleren en de verkenning van de hele Bourla en zijn geschiedenis zijn veel te aangenaam om je ongerust te maken over de lotsbestemming der mensen. Het was aangenaam en geruststellend vertoeven in de Bourla onder begeleiding van de hele ploeg.
Info: www.toneelhuis.be
|
| Dit artikel werd reeds 266 keer gelezen. | auteur(s):Tuur Devens |
|