Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Denkend aan Joop Admiraal (1937-2006).
De speler en de kunst van het zijn.
9 Januari 2007

De Nederlandse acteur Joop Admiraal is op 25 maart 2006 overleden aan een hartstilstand in zijn huis in Amsterdam. Hij was 68 jaar en sinds de oprichting in 1987 verbonden aan Toneelgroep Amsterdam. Drie jaar geleden was hij met pensioen gegaan maar hij bleef deel uit maken van dit gezelschap. De avond voor zijn overlijden stond hij nog op de scène in Uit Liefde (Frank Houtappels) in Bellevue (Amsterdam) en kreeg hij open doekjes.

De weg die Joop Admiraal als toneelspeler heeft afgelegd liep langs verschillende gezelschappen en is typisch voor een hele generatie acteurs die als trouwe gezellen graag in groepsverband werkten. De bestendigheid van een ensemble werd belangrijk geacht. Die opvatting is de jongste jaren afgezwakt omdat engagementen van langere duur steeds minder mogelijk worden gemaakt. Joop Admiraal en een aantal anderen hebben het traditionele gezelschap weten vervangen door een ensemble, een collectief, maar een lange tijd samenspelen heeft hen nooit belet zich opnieuw te gaan bronnen of in vernieuwingen mee te gaan.

Joop Admiraal speelde verfijnd en alsof zijn leven er van afhing; zeer broos ook en innemend, timide soms, maar niettemin sterk aanwezig. Zeer gevoelig vooral voor elke nuance in het gebaar, voor elke stembuiging, voor de schoonheid van de taal. Zijn schuchterheid, aanvankelijk ingegeven door zijn homoseksualiteit, verborg een boeket van gevoelens waar hij zuinig mee omging.

Als mens en als speler was Joop Admiraal altijd alert voor het zijn. Dat is het moeilijkste voor een acteur, maar het is evenzo moeilijk voor elk ander mens: altijd te zijn wie je bent. Het is een kunst, een levenskunst. ‘To be or not to be’. Het is een opvatting, of liever een houding, die onder meer door regisseur Jan Ritsema wordt voorgehouden. Joop Admiraal heeft met Ritsema gewerkt, hij was een vertrouweling, eerst bij het Werkteater (theater had dan geen h), daarna bij Toneelgroep Amsterdam.

De kunst van het toneelspelen is gebonden aan de kunst van het regisseren, ook bij gezelschappen die het zonder regisseur willen doen. Het gaat er om vanuit een “dubbel bewustzijn” te kunnen spelen. Die formulering komt van acteur Gijs Scholten van Achat in het boek De sterren van de hemel van theatercriticus Hans van den Bergh (Theater Instituut Nederland, 2005). “Je bent in je rol en tegelijk ben je je eigen waarnemer”. Je zelf bezig zien en horen, terwijl je speelt. Dat houdt je altijd in evenwicht, ook als je niet in evenwicht hoeft te zijn. De wegen naar een dergelijke verworvenheid zijn verscheiden. Improviseren is er één van.

Joop Admiraal was vaste acteur bij het Werkteater van 1972 tot 1982. Het Werkteater was in 1970 begonnen. Men speelde voor doelgroepen, voor bepaalde minderheden en marginalen in de maatschappij, vaak in toevallige lokalen. Teksten werden zelf geschreven, improvisaties werden voorgezeten door een stimulator, een kritische coach.
Je kon niemand de schuld geven als het mis ging. Je was als speler zelf verantwoordelijk. Op de duur ging men niet meer uitsluitend voor doelgroepen spelen. Het collectieve werk werd even opzij gezet. Elk voor zich maakten de spelers een solostuk rond een heel persoonlijk gegeven. Voor Joop Admiraal was dat U bent mijn moeder, dat hij in samenwerking met Jan Ritsema maakte in 1982, een solo die hij een paar honderd keer speelde. In het bezoek aan zijn demente moeder op zondagmorgen, was hij zelf zijn moeder. Hij speelde altijd wel graag een vrouw, maar deze rol was zo bijzonder omdat hier het “privé durven zijn in het openbaar”, waar Ritsema op aanstuurde, zo aangrijpend en tegelijk zo perfect, slaagde.

Joop Admiraal debuteerde in 1959 bij de Nederlandse Comedie met de hoofdrol in Engel kijk terug (Look homeward Angel, naar Thomas Wolfe) in een regie van Johan de Meester (1897-1986). Ank vander Moer, Ko van Dijk en Joan Remmelts gaven uit protest hun rol terug. Ze dachten dat Joop het niet aankon. Er werd afgesproken dat hij het veertien dagen op proef zou doen. Maar alles ging goed en het werd een groot succes. Johan de Meester geloofde in Joop Admiraal, die zich daardoor zeker voelde. De Meester was ook een regisseur die onder meer het werk van Joost vanden Vondel in ere hield. Joop Admiraal was een van de laatste van zijn generatie die Vondel speelde in een regie van De Meester. Over het “poëtisch theater” van die tijd en over Vondel had Joop Admiraal het jaren later bij theaterrecensent Jac Heijer:

Het was fijn om met Vondels teksten in de weer te gaan. Je kreeg de cadans op van De Meester, maar in het spel liet je dat weer weg. Je deed er lang over voor het natuurlijk was. Ik geloof dat Vondel leuker voor de spelers is dan voor het publiek. Toen ik tenminste Gijbreght zag, vond ik er niks aan. Volg je het wel allemaal? Bredero spelen is veel leuker. Vondel is nogal serieus met die lange reien, er zijn geen dialoogjes (NRC Handelsblad, 23.02.1979).

De eerste successen stegen Joop Admiraal blijkbaar naar het hoofd. Hij trok naar Rome: “om beroemd te worden, niet als theaterman, maar in de film dacht ik”. Samen met Ramses Shaffy. Die was de motor. Samen hadden ze La dolce vita gezien. Berooid zijn ze naar Nederland teruggekeerd. Joop is dan naar Centrum gegaan en naar Studio en ook als gastspeler naar de Haagsche Comedie.

Hij was gelukkig toen hij in 1972 bij het Werkteater kon aansluiten. Dit was een typisch acteursgezelschap, een reactie tegen het traditionele van de voorstellingen in vorm en inhoud en tegen de hiërarchie in de gezelschappen. Het was een collectief van twaalf spelers. De Amerikaanse schrijver Dunbar Ogden schreef in 1987 een studie over het Werkteater, waarin hij precies de centrale rol van de speler als een van de belangrijkste kenmerken van dit gezelschap aanduidt, waardoor het Werkteater zich onderscheidt van andere Europese groepen uit de periode van na Mei ‘68. Het Werkteater was gelinkt aan het tijdperk van bevrijdingsexperimenten en van opkomen voor een sterk individu. Twintig jaar na Mei ’68 zijn veel van de toenmalige politieke en maatschappelijke ideeën vergeten of verwaterd, maar in de kunst en zeker in de toneelspeelkunst blijven hedendaagse theatermakers schatplichtig aan die periode.

Het Werkteater hield in 1988 definitief op te bestaan. In Vlaanderen leerde men het kennen via Proka in Gent, een initiatief dat vanaf 1969 in de Zwarte Zaal van de Kunstacademie internationaal gekwalificeerde progressieve kunstuitingen binnen bracht. Het Werkteater stond er, en ook de Poolse avant-garde met Tadeusz Kantor op kop. Franz Marijnen kwam uit Amerika met zijn Camera Obscura. Wil Spoor kwam er, en F.act, K-Teater, Drak, Baal, de NTG-workshop.

Bij het Werkteater beleefde Joop Admiraal zijn mooiste tijd. In september 1986 zat ik bij hem in zijn ruime werkkamer in Amsterdam. Hij had er een klein podium staan waar hij kon repeteren terwijl zijn vaste vriend kritisch toekeek. De herinneringen kwamen bij stromen boven. Die tien jaar Werkteater vond hij een heel bijzondere tijd:

“Ja, met de meeste creativiteit. Er werd veel van je gevraagd. Het goeie was dat je “probeerde” in de stukken, dat je de hele voorstelling bezig was. Dus geen hoofdrollen en zitten wachten in de kleedkamer. Dat is dodelijk. Dan gaat je energie weg, als je in je loge terwijl je wacht naar de televisie kijkt. Je kan mensen ook niet dwingen om in de coulissen te staan kijken, maar bij ons stond je gewoon op het toneel, je mocht niet af, express. Zo weet je wat er in de voorstelling gebeurt. Je gaat met mekaar in de bus, je bespreekt de voorstelling, je weet wat er die avond is gebeurd. Je hebt het samen meegemaakt. Als de tekst je niet beviel, moest je maar zorgen dat je iets anders schreef, want het was heel vaak je eigen tekst. Je kon er aan veranderen wat je wou. Je kon niet kankeren op een ander, je moest het altijd bij jezelf zoeken. Dat is heel belangrijk. Anders stop je je energie in je agressie en daar schiet je niet mee op. Eigen verantwoordelijkheid is toch het belangrijkste.”(interview in “Ongeschminkt”, Pro-Art, Gent, 2005.)

U bent mijn moeder van Joop Admiraal wordt nu gespeeld door Sien Eggers in een productie van HetPaleis, Antwerpen. In tegenstelling dus tot de oorspronkelijke realisatie waarin Joop de rol van de moeder én de zoon speelde, heeft regisseur Stefan Perceval er voor gekozen om een actrice het verhaal van een oude vrouw en haar dochter te laten spelen. Sien Eggers doet het voortreffelijk. Yves Senden componeerde de orgelmuziek die hij live uitvoert.

De productie is in Antwerpen te zien van 23 tot 31 januari en van 12 tot 29 december 2007. In Leuven (Waegehuys) op 12 en 13 januari; in Tielt (Gildhof) op 19, 20 en 21 januari 2007.


Info: Info@hetpaleis.be of www.hetpaleis.be

Dit artikel werd reeds 55 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel