Zeepjes van sehnsucht. Lotte van den Berg/Toneelhuis, Stillen | 31 December 2006 |
‘Heb je het gemerkt?’, vraagt mijn buurvrouw, als na de voorstelling het applaus begint. ‘Hier heeft tijdens de hele voorstelling niemand gehoest of gekucht.’ En inderdaad, nu ik er bij stil sta (flauw grapje, ik weet het), een dikke 75 minuten heeft het publiek niets van zich laten horen, een vijf kwartier heeft het omhuld met paardendekens stil gekeken, naar een schouwspel waarin buiten een kort Duits lied, niets gezegd wordt met woorden, maar waarin des te meer met de ruimte en lichamen verlangens geuit worden. Stillen in de betekenis van stil en ook in de betekenis van de honger stillen, of –zoals het Duitse ‘stillen’ – tranen drogen, verlangens vervullen.
Eind oktober ging Stillen van Lotte van den Berg in Berlijn in première, in november werd de productie in Antwerpen gebracht, en het ziet er naar uit dat ze volgend seizoen hernomen wordt. Gelukkig maar, want Stillen is zo’n voorstelling die blijft nazinderen, en die je op het moment van de voorstelling zelf verstilt. Ogenschijnlijk gebeurt er niet veel, staat er alles stil, en gaan de bewegingen traag, heel traag, maar toch is er veel te zien en te volgen. Tussen de personages onderling en ook tussen hen en de ruimte hangt een bijzondere fascinerende spanning. Je blijft kijken, van links naar rechts, en terug, naar het midden, naar links, van de oude vrouw op de stoel, die haar pantoffel aandoet en weer uittrekt, naar de jonge vrouw, van het gestuntel van de blind gemaakte man naar de dansbewegingen van het kind in tutu. De jongeman wil de vrouw omarmen, zij weert hem teder maar duidelijk af, zij speelt even later piano, hij luistert. Na een tijd pakken ze elkaar vast. De oude volslanke vrouw legt zich op de grond, spreidt haar benen, stoot orgastische klanken uit, de oude man kijkt er naar. Zij staat op, wat later valt hij neer, dood, het kleine meisje wast hem, legt hem als het ware af. De man wiens ogen dicht geplamuurd zijn, schuifelt langs de muur, krijgt een serieuze douche over zich. Water als zuivering. Reiniging. De zeep begint te bellen, de vloer wordt een glijbaan. De gladde ondergrond maakt het verlangen naar elkaar alleen maar groter. De zeepbodem is gevaarlijk glad, maar tegelijkertijd ook een bron van plezier, spanning, verlangen, sehnsucht. Dat typisch romantisch idee horen we weergalmd in een lied over ‘Lachen und Weinen’. ’s Avonds huil ik van Schmerz, ’s morgens moet ik lachen.
Stillen is een warme voorstelling, hartverwarmend zelfs, maar dat klinkt zo cliché, en dat is de productie nu net niet. Het existentiële zoeken naar genegenheid, het elkaar vinden, hoe teder en eventjes ook, maar net genoeg om troost te bieden, meer moet dat niet zijn. Geconcentreerd kijk je in de traagheid, ontdek je, onderga je de onderhuidse spanning in de ruimte, de personages, de zeep, het water.
30.000 zeepstukjes als zinnebeeld van organisch verlangen.
(Over Lotte van den Berg en haar vorige producties Het Blauwe Uur en Braakland: zie archief.)
Info: www.toneelhuis.be
|
| Dit artikel werd reeds 63 keer gelezen. | auteur(s):Tuur Devens |
|