Unheimlich Braakland. Compagnie en Lotte van den Berg met Braakland | 3 September 2006 |
Een oud-industrieterrein, graspollen, modder, wat struiken, een verloren berkje, een verroest stuk spoorweg, her en der betonblokken. Het stinkt er naar teer. Een dreigende lucht. Zou het gaan onweren? In de verte is er weerlicht, het komt dichterbij, en dan blijft het daar hangen. Rondom dit immense terrein wat fabrieksgebouwtjes. Zondagavond, het is er stil. Iemand, een jonge man, loopt over de spoorweg. Kraaien vliegen op en krassen zich zeg. De man valt.
Vorige seizoenen heb ik van Lotte van den Berg het gevangenisproject Begijnstraat 42 gezien en het ochtendgloren van Het Blauwe Uur (zie archief). Laaiend enthousiast was ik. Mijn verwachtingen zijn dus voor deze nieuwe productie hooggespannen. Ook Braakland is een locatieproject, in de open natuur, op een plek waar je geen theater verwacht. Maar waarvan je wel weet dat het er te zien is. Een vorm van wat ik zou noemen ‘zichtbaar onzichtbaar theater’.
Op twee rijen banken zitten wij naar dat open veld te kijken, en af te wachten wat er gebeurt. Sommige mensen hebben een deken om zich heen geslagen, iemand heeft een verrekijker bij de hand, het schemert. Braakland heet de voorstelling die we gaan zien. In Antwerpen past de titel perfect bij het terrein waarop we zitten te turen. Een jonge knaap met een syndroom-van-down-gezicht, hinkt naar voren, gaat zitten, pulkt aan het gras, een eindeloze beweging. Een vrouw verschijnt met een plastic zak, even later komen er nog mannen en vrouwen. Ze zien de man op de spoorweg liggen, trekken hem zijn laarzen en al zijn kleren uit, steken dat bij zich, kijken niet meer om, vervolgen hun weg. Hun weg, maar waarnaartoe? Ze blijven staan, dolen, eentje gaat zitten en begint een vuurtje te stoken, een ander heel wat verderop begint een kuil te graven, weer een ander komt hem helpen. In de verte loopt een meisje alleen, een jongen komt op haar af, grijpt haar, verkracht haar, de man aan het kampvuurtje kijkt naar hen, even, staart in het vuur. De verkrachter trekt zijn broek op, gaat weg, gaat naar het vuurtje, gaat erbij zitten, gaat weer weg. Het meisje zoekt een emmer, probeert zich schoon te spoelen.
Er wordt gepikt, geslagen gemoord, iedereen gaat eraan, en wij, wij toeschouwers zitten aan de kant, en schouwen letterlijk toe. Ik voel me een voyeur die mensen begluurt die primair en zonder woorden hun plekje op dat braakliggend terrein willen behouden. Een terrein dat een overblijfsel is van een bloeiende industrie, een terrein als restant van economische welvaart, nu is er niets van dat alles. Alleen (gevaarlijke?) resten, afval, zoals ook de mensen die er ronddolen. Afvalmensen die in deze braakgrond zullen wegrotten tot menselijke resten. En wij, wij kijken ernaar. Kijken of zien? Voor Lotte van den Berg is er een groot verschil tussen die twee. “Kijken die je vanop afstand, zien is intiem. Kijken doe je naar iets of iemand …. Als je ziet daarentegen ben je met iets of iemand; het is deel van je bestaan.” Je voelt dat Braakland een vorm van zien teweeg wil brengen, maar de afstand is groot, soms te groot. De menselijke wezens zijn moeilijk te zien en te onderscheiden. Op handelingen moet je echt focussen om te zien wat ze doen, en daardoor ontgaan je dingen van andere personages aan de heel andere kant van het terrein. Of beter: je hebt toch het gevoel dat je iets anders niet gezien hebt. Sommige personages bekijk je, sommige gedragingen zie je. Dat zorgt voor een unheimliche sfeer. Het is een bevolking van het landschap waar je niet echt vat op krijgt.
In de foldertekst die je krijgt, staat dat Lotte van den Berg zich liet inspireren door de romans van John Coetzee. In de boeken die ik tot nu toe van hem gelezen heb, zijn personages getuigen van (gruwel)daden, die anderen ondergaan. Zelf zijn ze niet daadwerkelijk medeplichtig. Maar omdat ze niet ingrijpen, erover zwijgen of het wegredeneren, zijn ze, blijven ze eigenlijk medeschuldig. Dat zit in deze voorstelling wel een paar keer, zoals op het moment dat de man aan het kampvuurtje opkijkt naar de verkrachter die bezig is, niet ingrijpt en zich verder bezighoudt met zijn vuurtje. Je kunt dit Coetzee-motief natuurlijk ook toepassen op de toeschouwers: wij kijken naar gruweldaden, van op afstand, en laten de personages maar begaan. Omdat we eigenlijk vanop te grote afstand zitten, werkt die vervreemding niet echt. Maar toch, je houdt er een dubbel gevoel aan over. De zelfvernietiging van de mens. Braakland is bruut, kil, indrukwekkend, rauw. Een gevoel dat je probeert weg te spoelen met het door de spelers aangeboden glas wijn. Na het zien van Het Blauwe Uur loop je dagen euforisch rond en bekijk je de opkomende wereld anders. Na Braakland hangt de beklemmende somberte dagenlang boven je stukje aarde.
(gezien op het Theaterfestival augustus 2006 in Antwerpen)
Info: www.toneelhuis.be
|
| Dit artikel werd reeds 64 keer gelezen. | auteur(s):Tuur Devens |
|